[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2007,
verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. E.H.P. Dingenouts, advocaat te Rotterdam,
[gedaagde],
h.o.d.n. (eenmanszaak) [Taxibedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde mr. L.J. van Rooijen, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[Taxibedrijf]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de processtukken waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
- dagvaarding met producties;
- conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie tevens houdende rectificatie en vermindering van eis,
tevens vermeerdering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met
producties;
- conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, met
producties;
- akte uitlaten producties in conventie tevens conclusie van dupliek in reconventie.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten in conventie en reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende vast:
2.1 [eiser] is op 6 september 2004 bij [Taxibedrijf] in dienst getreden in de functie van taxichauffeur. Zijn laatstverdiende loon bedraagt € 1.300,- bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten.
2.2 Op 7 augustus 2006 is [eiser] tijdens zijn werkzaamheden voor [Taxibedrijf] betrokken geraakt bij een verkeersongeval (verder: het verkeersongeval), waarbij de door hem bestuurde taxi klem is komen te zitten tussen twee trams. Na het verkeersongeval is [eiser] met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.
2.3 Bij beschikking van 7 juni 2007 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor zover deze nog zou bestaan ontbonden met ingang van 8 juni 2007.
3. De stellingen van partijen in conventie en reconventie
in conventie
3.1 De gewijzigde vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I - voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op en na 8 augustus
2006 nog voortduurt;
II - [Taxibedrijf] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:
- € 13.000,00 bruto aan achterstallig loon over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007;
- € 1.040,00 aan achterstallig vakantiegeld over de periode van 8 augustus 2006 tot 8 juni 2007;
- € 3.304,40 aan tegenwaarde van openstaande verlofuren;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over bovenstaande bedragen vanaf de dag waarop de vorderingen opeisbaar zijn geworden;
- de wettelijke rente over bovenstaande bedragen vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening;
- € 714,- aan buitengerechtelijke kosten dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag;
- € 1.457,00 uit hoofde van door [eiser] geleden schade tot 16 augustus 2007 met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2007;
dit alles met veroordeling van [Taxibedrijf] in de kosten van het geding.
Aan de eis is naast de hiervoor onder 2 vermelde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd:
Na ontslag uit het ziekenhuis heeft [eiser] zich bij [Taxibedrijf] ziek gemeld. Nadat hij geen loon kreeg en er geen arbo-controle plaatsvond, heeft hij op 17 augustus 2006 schriftelijk verzocht zijn loon door te betalen en hem ziek te melden. [Taxibedrijf] heeft hem vervolgens telefonisch medegedeeld dat hij niet meer voor hem kon werken, omdat er geen taxi meer was om in te rijden.
Bij brief van 24 september 2006 liet [Taxibedrijf] aan [eiser] weten dat hij zelf ontslag genomen zou hebben per 8 augustus 2006 en hij heeft bij die brief een kopie van een ontslagbrief (productie 6) gevoegd. Die ontslagbrief heeft [eiser] niet zelf ondertekend en hij heeft ook niet zelf ontslag genomen. Als hij de brief al ondertekend heeft, beroept hij zich op wilsgebreken door zijn psychisch labiele toestand als gevolg van het traumatische verkeersongeval. [Taxibedrijf] was van die psychisch labiele toestand op de hoogte. De dienstbetrekking heeft dus na 8 augustus 2006 voortgeduurd subsidiair is de opzegging vernietigbaar, als gevolg waarvan het loon (10 maanden x € 1.300,- = € 13.000,- bruto) en het vakantiegeld (€ 1.040,-) vanaf die datum dienen te worden uitbetaald tot 8 juni 2007. [eiser] maakt daarbij aanspraak op de wettelijke verhoging ad 50% en de wettelijke rente.
Tevens wordt aanspraak gemaakt op € 714,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Voorts maakt [eiser] aanspraak op € 3.304,40 aan niet opgenomen verlofuren. Hij heeft tijdens het gehele dienstverband met [Taxibedrijf] geen enkel verlofuur opgenomen en had recht op 20 verlofdagen per jaar, tegen een uurloon van € 7,51. Dit bedrag is niet per einde dienstverband uitbetaald, zodat ook hierover de wettelijke verhoging van 50% verschuldigd is.
[eiser] heeft door het verkeersongeval schade geleden, bestaande uit € 257,00 aan kosten van de fysiotherapeut en € 1.200,00 aan immateriële schade. Ook dit wordt van [Taxibedrijf] gevorderd.
3.2 [Taxibedrijf] heeft tegen de eis -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende aangevoerd:
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 8 augustus 2006 met wederzijds goedvinden geëindigd. Daags na het verkeersongeval gaf [eiser] zelf te kennen dat hij de arbeidsovereenkomst na wat er gebeurd was, wenste te beëindigen. Hij heeft de ontslagbrief van dezelfde datum zelf ondertekend. Dit is een ondubbelzinnige en duidelijke wilsverklaring. Hij was geenszins labiel of anderszins wegens zijn psychische toestand niet in staat om zijn wil te bepalen. De werkgever heeft zich ervan vergewist dat hij daadwerkelijk ontslag wilde nemen. Dat dit laatste zo is blijkt uit de genoemde schriftelijke verklaring, uit zijn motief, namelijk schaamte dat hij een ernstige verkeersongeval had veroorzaakt met omvangrijke schade voor [Taxibedrijf] en derden, en uit het feit dat hij na zijn ontslagname direct elders als taxichauffeur aan het werk is gegaan.
De beëindiging per 8 augustus 2006 is dus rechtsgeldig.
Subsidiair dient de loonvordering gematigd te worden, nu [eiser] niet ziek was en evenmin voor arbeid voor [Taxibedrijf] beschikbaar was. Meer subsidiair dient gematigd te worden op grond van artikel 7:680a BW althans artikel 6:248 lid 2 BW. Gelet op de genoemde omstandigheden van het geval en de financiële positie van het bedrijf van [Taxibedrijf] is volledige toewijzing van de loonvordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Betwist wordt dat [eiser] nog aanspraak kan maken op uitbetaling van niet opgenomen verlofuren, onder verwijzing naar productie 18 bij de conclusie van dupliek.
Ook de door [eiser] gestelde eigen schade wordt betwist. Hij heeft door het verkeersongeval geen gezondheidsklachten heeft opgelopen en daarvoor geen medische behandeling ondergaan. Subsidiair is de werkgever niet hiervoor aansprakelijk, omdat deze op geen enkele wijze zijn zorgplicht heeft geschonden. De werknemers van [Taxibedrijf] worden geïnstrueerd veilig te rijden. Overigens is het gevaar dat zich hier heeft verwezenlijkt doordat [eiser] de waarschuwingslichten van de trams heeft genegeerd en niet goed heeft opgelet bij het passeren van de overgang, zo evident dat de werkgever daartegen niet specifiek behoeft te waarschuwen. Er is ten aanzien van [eiser] sprake van een niet aflatende stroom van bekeuringen voor overschrijdingen van de maximumsnelheid, onbetaald parkeren en andere overtredingen. [eiser] heeft bewust roekeloos gehandeld, zodat de werkgever ook uit dien hoofde niet aansprakelijk is voor de gestelde schade.
in reconventie
3.3 [Taxibedrijf] vordert in reconventie dat [eiser] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld tot betaling aan hem van € 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 augustus 2006 tot de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Aan de eis is - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende ten grondslag gelegd:
Het verkeersongeval is veroorzaakt door bewust roekeloos handelen van [eiser]. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat hij door rood licht is gereden, terwijl van links een tram naderde, dat hij extra gas gaf om deze tram voor te blijven en dat hij niet heeft opgelet of van de andere zijde een tram naderde, wat wel het geval was, waardoor de taxi bekneld is geraakt tussen beide trams en total loss was.
De door [Taxibedrijf] geleden schade dient te worden begroot op de dagwaarde van de taxi ten tijde van het verkeersongeval, die kan worden gesteld op € 10.000,00.
3.4 [eiser] heeft tegen de eis - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd:
Het verkeersongeval is niet veroorzaakt door bewuste roekeloosheid van [eiser]. Hij heeft hooguit onoplettend gehandeld, doordat hij de van rechts komende tram die de taxi aanreed, niet had gezien. Hij trok met zijn taxi langzaam op, nadat de van links aankomende tram hem voorrang had verleend. De tram van rechts kwam met zeer hoge snelheid aanrijden, terwijl de trams vanwege de onoverzichtelijke situatie ter plaatse instructie hebben van de politie om maximaal 15 km/h te rijden.
Zo al sprake is van roekeloosheid, was [eiser] zich niet hiervan bewust. Bovendien komt de schade redelijkerwijs voor rekening van [Taxibedrijf], nu hij deze kon verzekeren en het zijn bedrijfsrisico betreft. Daar komt bij dat het geen klein bedrijf betreft, met 9 werknemers.
Meer subsidiair wordt het schadebedrag betwist. Het gevorderde schadebedrag is niet onderbouwd; de dagwaarde ligt veel lager. Meest subsidiair dient het schadebedrag tot nihil te worden gematigd, nu [Taxibedrijf] de schade niet beperkt heeft door zich te verzekeren.
4. De beoordeling van het geschil
in conventie
de loonvordering
4.1 Op [Taxibedrijf], die zich op de rechtsgevolgen van zijn verweer beroept, rust de bewijslast dat het dienstverband tussen partijen met wederzijds goedvinden is geëindigd. Daartoe is in elk geval vereist dat sprake is van een ondubbelzinnige verklaring van [eiser] als werknemer gericht op deze beëindiging. [Taxibedrijf] baseert zijn verweer op de verklaring die in kopie is overgelegd als productie 6 bij de dagvaarding.
[Taxibedrijf] heeft nader gesteld dat hij zelf de datum van 8 augustus 2006 met de hand op die verklaring heeft geschreven en stelt dat de ondertekening door [eiser] heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft dit laatste betwist.
4.2 [Taxibedrijf] heeft aangeboden de originele verklaring tijdens een comparitie van partijen te tonen. Daartoe zal allereerst een comparitie van partijen worden gelast op na te melden wijze.
Partijen kunnen zich aan de hand van deze originele verklaring ter zitting uitlaten over de vraag of deze verklaring echt en onvervalst is en de handtekening van [eiser] bevat.
Partijen kunnen zich daarbij tevens uitlaten over de vragen rond de eventuele benoeming van een of meer deskundigen ten aanzien van deze aspecten.
4.3 Om proceseconomische redenen wordt [eiser] verzocht ter zitting alvast een volledig inzicht te geven in de omvang en tijdstippen van de werkzaamheden die hij na het verkeersongeval elders als taxichauffeur heeft verricht, met name ook vanaf 14 november 2006 tot 8 juni 2007. Dit in verband met een beoordeling van zijn beschikbaarheid voor arbeid voor het geval het bedoelde bewijs niet wordt geleverd.
de verlofuren
4.4 Tussen partijen is niet in geschil dat na 8 augustus 2006 geen verlofuren meer zijn opgenomen. Of op uitbetaling daarvan aanspraak bestaat, hangt primair af van de hiervoor besproken vraag of het dienstverband na die datum heeft voortgeduurd tot 8 juni 2007.
Voor de eerdere periode, namelijk 6 september 2004 tot 8 augustus 2006, heeft [Taxbedrijf]t verwezen naar een bij de conclusie van dupliek overlegd overzicht (productie 18). Gelet op het verweer van [eiser] in de akte uitlaten producties in conventie zal [Taxibedrijf] allereerst in de gelegenheid worden gesteld dit overzicht ter zitting te completeren met de weekoverzichten over de hele periode van 6 september 2004 tot 8 augustus 2006. [Taxibedrijf] kan ter zitting eveneens reageren op het bij genoemde akte gevoerde verweer dat de weekstaten de rittijden en niet de werktijden betreffen.
De kantonrechter merkt op dat op de weg van de werkgever ligt een deugdelijke administratie van opgenomen verlofuren te voeren. Voor zover die administratie niet besloten ligt in de weekstaten, dient [Taxibedrijf] die administratie alsnog in het geding te brengen.
de schade van [eiser]
4.5 Ingevolge artikel 7:658 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden leidt, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in lid 1 van dat artikel geregelde zorgverplichtingen voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Dit artikel beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen gevaar: de werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.6 Op zich staat vast dat het verkeersongeval plaatsvond in de uitoefening van de werkzaamheden van [eiser] voor [Taxibedrijf]. Daarmee is de aansprakelijkheid van [Taxibedrijf] voor de uit het ongeval voortvloeiende schade van [eiser] in beginsel gegeven, behoudens nakoming door [Taxibedrijf] van genoemde zorgverplichtingen dan wel bewuste roekeloosheid van [eiser].
4.7 [eiser] heeft nagelaten de gestelde schade als gevolg van het verkeersongeval deugdelijk te onderbouwen. Blijkens de conclusie van repliek zou het gaan om blijvend letsel aan rug en rechterschouder, maar daarvan is uit de overgelegde medische informatie niet gebleken. Uit productie 3 bij de dagvaarding lijkt zelfs te volgen dat het verkeersongeval niet tot fracturen heeft geleid. Evenmin is een factuur van de fysiotherapeut overgelegd of een verklaring van deze therapeut dat de behandeling te maken had met het verkeersongeval en niet bijvoorbeeld met de blijkens genoemde productie reeds bestaande nekklachten.
4.8 [Taxibedrijf] heeft voorts gesteld dat hij aan zijn zorgverplichtingen heeft voldaan.
Nu [eiser] dat niet heeft betwist en op geen enkel punt een schending van die zorgverplichtingen is gesteld of gebleken, dient de kantonrechter uit te gaan van de juistheid van de hierop ziende stelling van [Taxibedrijf], zodat reeds hierom geen aansprakelijkheid van de werkgever voor de gestelde schade kan worden aangenomen.
Gelet hierop dient de vordering op dit punt te worden afgewezen.
voorts
4.9 De comparitie van partijen zal tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
4.10 Elke verdere beslissing wordt aangehouden.
in reconventie
de schade van [Taxibedrijf]
4.11 Tussen partijen staat vast dat de gestelde schade betrekking heeft op schade als gevolg van het verkeersongeval en daarmee op handelen van [eiser] tijdens zijn werkzaamheden voor [Taxibedrijf]. Ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW is [eiser] voor de gestelde schade uitsluitend aansprakelijk, indien deze een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Dat sprake is van opzet is gesteld noch gebleken; de vordering is gebaseerd op bewuste roekeloosheid. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.12 Ten aanzien van de toedracht van het verkeersongeval is tussen partijen niet in debat dat:
- [eiser] met de door hem bestuurde taxi een met waarschuwingslichten beveiligde kruising met twee trambanen is opgereden, terwijl van links een tram kwam;
- [eiser] met deze taxi om de van links komende tram heen naar links draaide, maar niet heeft gezien dat van rechts een andere tram kwam aanrijden;
- de van rechts komende tram deze taxi heeft aangereden, als gevolg waarvan de taxi tussen beide trams klem is komen te zitten;
- de taxi als gevolg van het verkeersongeval total loss was.
4.13 In de lezing van [Taxibedrijf] heeft [eiser] bovendien door een rood waarschuwingslicht gereden en extra gas gegeven om de van links komende tram voor te blijven. [Taxibedrijf] heeft daartoe in het geding gebracht een verklaring van de bestuurder van de van links komende tram, waaruit volgt dat de taxi hem geen voorrang gaf en te hard reed (productie 11 bij de conclusie van eis in reconventie) alsmede een verklaring van de bestuurder van de van rechts komende tram (productie 12 bij de conclusie van eis in reconventie) waaruit volgt dat de taxi het waarschuwingslicht heeft genegeerd. [eiser] heeft de juistheid van die verklaringen betwist, onder meer aanvoerend dat de tram van rechts te hard reed.
4.14 Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van de lezing van [Taxibedrijf], zoals deze volgt uit hetgeen hiervoor onder 4.12 en 4.13 is vermeld, kan de kantonrechter niet concluderen dat het verkeersongeval het gevolg is van bewuste roekeloosheid van [eiser]. Immers is daarvoor vereist dat [eiser] zich onmiddellijk voorafgaand aan het verkeersongeval daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging. Nu tussen partijen niet in geding is dat [eiser] de van rechts komende tram niet gezien heeft en door de van links komende tram niet zou zijn aangereden, kan daarvan geen sprake zijn. Dit betekent dat de vordering dient te worden afgewezen.
4.15 [Taxibedrijf] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
alvorens verder te beslissen,
bepaalt dat partijen, in persoon en desgewenst met gemachtigden, dienen te verschijnen ter zitting van de hierna te noemen kantonrechter op woensdag 16 januari 2008 om 14.30 uur in het gerechtsgebouw (ingang B, rode gebouw), Wilhelminaplein 100 te Rotterdam voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling;
veroordeelt [Taxibedrijf] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 250,- aan salaris voor de gemachtigde, welk bedrag op Rabobankrekening 19 23 25 892 t.n.v. MvJ Rotterdam (545) onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.