ECLI:NL:RBROT:2008:BC4287
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident in civiele procedure met arbitraal beding en vonnis
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Rotterdam, heeft de gedaagde, een vennootschap gevestigd in Seefeld, Duitsland, aangeklaagd voor betaling van een bedrag dat eerder was toegewezen in een arbitrale procedure. De eiser heeft een vordering ingediend bij de Nederlandse rechter, ondanks het feit dat er een arbitraal beding was overeengekomen en er al een arbitraal vonnis was gewezen. De eiser stelt dat het arbitrale vonnis niet in Duitsland kan worden tenuitvoergelegd vanwege een wetswijziging, waardoor de gedaagde niet kan worden gedwongen om aan de verplichtingen uit het arbitrale vonnis te voldoen.
De rechtbank heeft zich in deze zaak onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de eiser zich in een onaanvaardbare rechteloosheid bevindt, de gewone rechter niet bevoegd is om te oordelen over een geschil waarvoor een arbitrageovereenkomst is gesloten. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de gewone rechter zich onbevoegd moet verklaren in gevallen waarin een arbitrageovereenkomst bestaat.
De rechtbank heeft ook overwogen dat het beroep van de eiser op de redelijkheid en billijkheid niet opgaat, omdat er geen bewijs is dat het voor de eiser onmogelijk zou zijn om een procedure bij de Duitse rechter te starten. De rechtbank heeft de eiser in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 6.159,13, bestaande uit vast recht en salaris van de procureur. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2008.