zaaknummer: 842810 (conventie)
uitspraak: 5 februari 2008
beschikking ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLEANLEASEFORTEX B.V,
gevestigd te Koudekerk aan den Rijn (gemeente Rijnwoude),
verzoekster, tevens verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr A.M.S. Stoop,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, die een zelfstandig tegenverzoek heeft gedaan,
gemachtigde: mr K. Mohassel Zadeh.
Partijen worden hierna’aangeduid als “CLF” en “[verweerster]”.
De processtukken en de loop van het geding
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities aan de zijde van CLF;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door CLF overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2007. Aan het eind van de zitting is de zaak aangehouden tot 18 december 2007, teneinde [verweerster] gelegenheid te geven zich nader schriftelijk uit te laten. Van deze gelegenheid heeft [verweerster] gebruik gemaakt. CLF heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere schriftelijke uitlating.
Het verweerschrift bevatte tevens een zelfstandig verzoek van [verweerster], waarbij zij onder meer doorbetaling van het loon vorderde. Bedoelde vorderingen behoorden bij dagvaarding te worden ingeleid. Bij beschikking van 4 februari 2008 heeft de kantonrechter de procedure in reconventie daarom naar de civiele rolzitting van woensdag 20 februari 2008 verwezen.
Het verzoek en de grondslag daarvan
Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, primair bestaande in een dringende reden en subsidiair in veranderingen in de omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerster], kosten rechtens.
Aan het verzoek is, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de functie van [verweerster] na toepassing van het afspiegelingsbeginsel bij een reorganisatie van de vestiging Rotterdam van CLF is komen te vervallen, dat zij [verweerster] een andere passende functie in de vestiging Eindhoven heeft aangeboden, maar dat [verweerster] - ondanks compensatie in reis- en werktijden - weigert in Eindhoven te komen werken en niet bereid is te praten over alternatieve oplossingen. De structurele werkweigering levert een dringende reden op. Subsidiair is sprake van veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen.
Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van CLF in de kosten van het geding.
[verweerster] heeft tegen het verzoek, zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang, het volgende aangevoerd. Zij betwist dat er bedrijfseconomische redenen voor de reorganisatie aanwezig waren. Zij betwist voorts dat alle arbeidsplaatsen op de afdeling OK zijn verdwenen en dat het afspiegelingsbeginsel juist is toegepast. Zij stelt dat zij geen medische beperkingen heeft om het werk van wasserijmedewerker te kunnen verrichten. Het aanbod van CLF om in Eindhoven te gaan werken is niet redelijk en ten onrechte heeft CLF de betaling van het loon stopgezet.
De beoordeling van het verzoek
1. Aan genoemde processtukken kunnen de volgende feiten worden ontleend:
[verweerster], geboren op [geboortedatum], is sedert 30 december 2002 bij CLF in dienst in de functie van wasserijmedewerker. Haar loon bedraagt laatstelijk €?1.668,93 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Het werk wordt gewoonlijk verricht te Rotterdam. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Textielverzorging van toepassing. Sinds 1 juni 2007 heeft CLF de betaling van het loon aan [verweerster] gestaakt omdat deze weigert in de vestiging te Eindhoven te werken. De Raad van Bestuur van de CWI heeft op 16 augustus 2007 aan CLF de toestemming onthouden om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op te zeggen.
2. CLF heeft gesteld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod. Dit is door [verweerster] niet weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van bedoelde stelling van CLF.
3. Het verzoek moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het besluit van CLF om de werkzaamheden van de afdeling OK in de vestiging Rotterdam over te hevelen naar de vestiging Eindhoven, met als gevolg dat de afdeling OK te Rotterdam moest worden gesloten. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat de afdeling OK van de vestiging Rotterdam ook daadwerkelijk is gesloten, alsmede dat hierdoor acht arbeidsplaatsen kwamen te vervallen.
Echter, CLF heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, om te bepalen welke werknemers voor ontslag in aanmerking dienden te komen, het afspiegelingsbeginsel op juiste wijze heeft toegepast. CLF heeft immers aangegeven dat zij die toepassing beperkt heeft tot de uitwisselbare functies (de wasserijmedewerkers) op de te sluiten afdeling OK, terwijl zij volgens artikel 4.2, eerste lid van het Ontslagbesluit bij die toepassing alle uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging had moeten betrekken. De kantonrechter verwerpt in dit verband het standpunt van CLF dat het stappenplan dat door de CWI wordt gehanteerd bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel alleen zou gelden voor bij de CWI ingediende ontslagaanvragen. Evenals voorheen worden het afspiegelingsbeginsel en, zij het dan nu binnen de groep, het anciënniteitsbeginsel, door de kantonrechters in het land thans vrij algemeen als uitgangspunt gehanteerd. Onvoldoende aannemelijk is dan ook dat [verweerster], bij een juiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel, ook had behoord tot de medewerkers die voor ontslag in aanmerking kwamen.
Daar komt nog bij, dat CLF vervolgens, bij haar zoektocht naar mogelijkheden tot herplaatsing van de medewerkers die voor ontslag in aanmerking kwamen, in het geval van [verweerster] twee van de te onderscheiden “taken” als wasserijmedewerker buiten beschouwing heeft gelaten. Dit in verband met de medische beperkingen die de bedrijfsarts van CLF in augustus 2006 heeft geconstateerd. [verweerster] heeft echter, ook volgens CLF, steeds volgehouden dat zij geen medische beperkingen heeft. De verzekeringsarts van het UWV is, blijkens zijn deskundigenoordeel d.d. 4 juli 2007 na een grondig medisch onderzoek, tot de conclusie gekomen dat er geen aanwijzingen zijn van lichamelijke klachten bij [verweerster] en dat er dus evenmin reden bestaat om aan te nemen dat er beperkingen zijn. Op grond hiervan acht de kantonrechter niet aannemelijk dat er bij [verweerster] sprake is van medische beperkingen en dat zij voor de taken van de functie wasserijmedewerker “Ophang Hot Box” en “Vouwen (Butterfly 2)” niet in aanmerking zou kunnen komen.
Nu heeft CLF aan de hand van de rapportage d.d. 30 oktober 2007 van Ro-Ad Adviesbureau voor Arbeid en Zorg weliswaar betoogd dat er in de periode voorafgaand aan die rapportage bij de vestiging Rotterdam in het geheel geen vacatures zijn geweest waarvoor [verweerster] in aanmerking had kunnen komen, nu er alleen vacatures zijn geweest waarvoor gelet op de zwaarte van de inspanningen alleen mannelijke medewerkers in aanmerking mogen komen, maar dit neemt niet weg dat thans door CLF niet is onderzocht of er elders, zij het dichterbij dan in Eindhoven, vacatures waren voor de beide hiervoor genoemde ‘lichtere taken’.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat CLF door de onjuiste toepassing van het afspiegelingsbeginsel onzorgvuldig jegens [verweerster] heeft gehandeld en voorts dat zij, door [verweerster] ten onrechte medische beperkingen toe te dichten, zich vervolgens onvoldoende heeft ingespannen om voor [verweerster] een andere passende functie te vinden.
In de gegeven omstandigheden was het dan ook niet redelijk dat CLF van Mosewei verlangde dat zij de haar aangeboden functie te Eindhoven zou aanvaarden en levert de weigering van [verweerster] om dat aanbod te aanvaarden geen dringende reden op. Op de primaire grondslag is het verzoek derhalve niet toewijsbaar. Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter voorts onvoldoende aannemelijk dat er voor [verweerster] bij de vestiging Rotterdam van CLF dan wel bij een vestiging dichter in de buurt van Rotterdam dan Eindhoven geen andere passende functie beschikbaar is of op korte termijn zal komen, zodat er evenmin sprake is van een voldoende zwaarwegende verandering in de omstandigheden. [verweerster] heeft ook niet aangevoerd dat het van haar niet gevergd kan worden voor CLF te gaan/blijven werken.
Op grond van het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.
4. Weliswaar wordt CLF in het ongelijk gesteld, maar gelet op de aard van de procedure en op het feit dat de arbeidsrelatie tussen partijen verder in stand blijft, is er toch voldoende aanleiding om de proceskosten te compenseren op de hierna te melden wijze.
De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.