[eiseres] is van 24 april 1986 tot 16 december 2004 op huwelijkse voorwaarden, inhoudende een solitair periodiek verrekenbeding, gehuwd geweest met[man] (hierna: [man]).
Bij notariële akte van 14 maart 1988 hebben [eiseres] en [man] een regeling ter zake de eigendom van het woonhuis met ondergrond, tuin en schuur, staande en gelegen aan de Eksterlaan 25 te IJmuiden (hierna: het woonhuis), waarvan zij ieder voor de onverdeelde helft eigenaren waren, getroffen en die woning geheel toegedeeld aan [eiseres].
[gedaagde sub 1] heeft op 4 juli 2000 een akte verleden, waarin is vermeld dat [eiseres] volmacht en last heeft gegeven aan [man] om haar in alle opzichten te vertegenwoordigen en al haar rechten en belangen, zonder enige uitzondering, waar te nemen en uit te oefenen, strekkende de volmacht ook om onroerende zaken te verkrijgen, te vervreemden of te bezwaren (hierna: de volmacht).
Op 12 februari 2001 heeft [gedaagde sub 2] een hypotheekakte verleden, waarin staat vermeld dat [man], handelend voor zich in privé en als schriftelijk gevolmachtigde van [eiseres], heeft verklaard met Hypotrust VII b.v. (thans Quion VII) een geldlening ter hoogte van fl. 677.000- te zijn aangegaan (hierna: de geldlening). Voorts staat in die akte (hierna: de hypotheekakte) vermeld dat tot zekerheid voor onder andere de betaling van de hoofdsom het recht van eerste hypotheek is verleend op de woning, tot een totaalbedrag ter grootte van fl. 1.015.500,-. In de hypotheekakte is opgenomen dat van het bestaan van de volmachten de notaris genoegzaam is gebleken en dat de volmacht [man]/[eiseres] is vervat in een op 4 juli 2000 verleden akte.
Op 9 februari 2001 heeft [gedagde sub 3] de handtekening gelegaliseerd welke geplaatst is onder een toestemmingsverklaring, waarin staat vermeld dat [eiseres] verklaart dat zij haar echtgenoot toestemming als bedoeld in artikel 88 boek 1 BW verleent tot het aangaan van de in de hiervoor vermelde hypotheekakte omschreven rechtshandelingen (hierna: de toestemmingsverklaring). De inhoud van de hypotheekakte is integraal opgenomen in deze toestemmingsverklaring.
De geldlening is onder meer aangewend om een bestaande vordering van de Coöperatieve Rabobank Voorschoten-Wassenaar (verder: de Rabobank) op [eiseres] en [man] ad € 140.444,98 te voldoen.
In mei 2003 en juni 2003 heeft [eiseres] aangifte gedaan jegens onder andere [man] ter zake van valsheid in geschrifte en oplichting. Zij heeft daarbij onder meer verklaard dat de handtekening die op 4 juli 2000 ten overstaan van [gedaagde sub 1] onder de volmacht is geplaatst niet door haar is gezet evenmin als de handtekening onder de toestemmingsverklaring.
[man] heeft op 25 juni 2003 tegenover de politie – voor zover hier van belang – het volgende verklaard:
“(…) In februari 1998 kwam ik in contact me[X.]er [X] uit Den Haag. (…) U toont mij een copie van een volmacht genummerd 1a opgemaakt door notaris [gedaagde sub 1] uit Velsen. U vraagt mij hoe deze volmacht is verkregen. Ik nam telefonisch contact op met notaris [gedaagde sub 1] en legde hem uit dat mijn vrouw en ik een volmacht wilden laten opmaken. Ik moet wel zeggen dat mijn vrouw hiervan niet op de hoogte was. Deze volmacht moest inhouden dat mijn vrouw mij machtigde om namens haar op te treden en ook wederzijds. (…) Ik heb de door de notaris opgemaakte volmacht opgehaald. (…) Ik vernam van mijn vrouw dat zij deze volmacht niet wenste te ondertekenen. (…) Op aandringen van [X.] ben ik overstag gegaan om buiten mijn vrouw om de volmacht in orde te brengen. (…) Ik vernam van [X.] dat zijn vrouw wel wilde optreden als mijn vrouw bij notaris [gedaagde sub 1] ter ondertekening van de volmacht. Ik moet hierbij aangeven dat ik reeds in het bezit was van het legitimatiebewijs van mijn vrouw. Voordat wij die dag naar de notaris gingen heeft de vrouw van [X.] zich zodanig opgemaakt dat zij enigszins op mijn vrouw leek. Zij droeg de bril van mijn vrouw. (…) De vrouw van [X.] is gena[D.]] (…) Op de dag van het ondertekenen van de volmacht bij notaris [gedaagde sub 1] zijn wij op zijn kantoor geweest. (…) De notaris liet ons de volmacht zien en zowel ik als mevrouw [D.] tekende deze volmacht. Mevrouw [D.] tekende onder de naam van [eiseres]. Zij had een voorbeeld van de handtekening van mijn vrouw. (…) De handtekening voorkomende op de volmacht is dus niet geplaatst door mijn vrouw maar door [D.]. (…)
U toont mij een copie van de toestemmingsverklaring onder nummer 5a d.d. 12 februari 2001. Deze toestemmingsverklaring had ik nodig voor het afsluiten van de hypotheek van de woning aan de Eksterlaan zodat de voorgaande hypotheken konden vervallen. Ik heb deze hypotheekverhoging tot 677.000 gulden doen plaatsvinden bij een notaris in Voorburg op aanraden van [X.]. Deze notaris werkte niet per volmacht maar met een toestemmingsverklaring. Deze toestemmingsverklaring is opgemaakt door die notaris en door mij opgehaald ter ondertekening door mijn vrouw. Ik heb deze verklaring thuis kennelijk zelf ondertekend, althans ik heb de handtekening van mijn vrouw onder deze verklaring geplaatst. Vervolgens heb ik deze akte gebracht naar notaris [gedagde sub 3] in Velsen voor legalisatie van de handtekening. Dat werd in orde bevonden. Ik heb dus ook in deze een valse handtekening geplaatst als zijnde echt en onvervalst. (…)”.