ECLI:NL:RBROT:2008:BC6418
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Internationaal bevoegdheidsincident in civiele zaak over koopovereenkomst van motorschip
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een internationaal bevoegdheidsincident in het kader van een civiele procedure. De eiser, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SCHEEPVAARTBEDRIJF JACOBUS B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in het incident de onbevoegdheid van de rechtbank betwistte. De kern van het geschil betrof de vraag of de rechtbank Rotterdam bevoegd was om kennis te nemen van de vordering die voortvloeide uit een 'Voorlopig Koop- en Verkoopcontract' voor de verkoop van het motorschip "Jacobus". De eiser stelde dat de rechtbank bevoegd was op basis van artikel 5 lid 1 van de EEX-Vo, omdat de overeenkomst een overeengekomen plaats van levering in Rotterdam bevatte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdregel van artikel 2 EEX-Vo inhoudt dat de rechter van het land waar de verweerder zijn woonplaats heeft, bevoegd is. Echter, in dit geval was er een alternatieve bevoegdheidsbepaling van toepassing, omdat de overeenkomst een plaats van levering in Rotterdam noemde. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de betwisting van de gedaagde dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen, de rechtbank Rotterdam zich bevoegd kon verklaren om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank reserveerde de beslissing over de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van de overeengekomen plaats van levering in internationale koopovereenkomsten en de toepassing van de EEX-Vo in dergelijke geschillen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd diende te verklaren, en dat de vordering van de eiser ontvankelijk was.