ECLI:NL:RBROT:2008:BC6463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
269465 / HA ZA 06-2678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en verzekering: aansprakelijkheid en merkelijke schuld van de verzekeringnemer

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Rotterdam op 6 februari 2008, stonden eisers, een echtpaar, tegenover de verzekeraars ABN AMRO en London Verzekeringen in een geschil over schadevergoeding na een woningbrand. De eisers vorderden betaling van schadevergoeding van respectievelijk € 156.414,50 van ABN AMRO en € 242.973,00 van London, beide vermeerderd met rente en kosten. De brand vond plaats in de nacht van 9 op 10 januari 2005, terwijl de eisers op vakantie waren. De verzekeraars betwistten de aansprakelijkheid en stelden dat de brand was veroorzaakt door merkelijke schuld van eiser sub 2, die betrokken zou zijn geweest bij de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verzekeraars de bewijslast hadden om aan te tonen dat eiser sub 2 negatief betrokken was bij de brandstichting, wat zou leiden tot uitsluiting van hun verplichting tot schadevergoeding. De rechtbank besloot dat de eisers in de gelegenheid moesten worden gesteld tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de verzekeraars. De zaak werd gekenmerkt door de vraag of de brand opzettelijk was aangestoken en of de eisers zich aan hun verplichtingen als verzekeringnemers hadden gehouden. De rechtbank hield verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 269465 / HA ZA 06-2678
Uitspraak: 6 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
beiden wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. R.W.J.M. te Pas,
advocaat mr. O. Hammerstein,
- tegen -
de naamloze vennootschap ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert,
en
de naamloze vennootschap LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. R.C. de Graaf.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie worden hierna aangeduid als "[eiser sub 1]" en "[eiser sub 2]". Gezamenlijk worden zij ook aangeduid als "[eisers]".
Gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie worden hierna aangeduid als "ABN AMRO" en "London". Gezamenlijk worden zij aangeduid als "verzekeraars".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding van 12 september 2006;
akte houdende overlegging producties van 27 september 2006 van [eisers];
conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie van ABN AMRO, met producties;
conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van London, met producties;
conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie van ABN AMRO, met producties;
conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie van London;
conclusie van dupliek in reconventie;
akte overlegging productie van London;
akte, houdende overlegging van een productie van [eisers];
antwoordakte van ABN AMRO;
antwoordakte van London.
2 Het geschil
[eisers] vorderen in conventie - kort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ABN AMRO zal veroordelen om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 156.414,50 en London zal veroordelen om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 242.973,00, beide bedragen vermeerderd met rente en kosten.
ABN AMRO vordert in reconventie - kort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoer bij voorraad, [eisers] hoofdelijk, des dat de een betalend, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen om aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 15.479,86, met rente en kosten.
London vordert in reconventie - kort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] zal veroordelen om aan London te betalen een bedrag van € 29.828,39, met rente en kosten.
Partijen hebben elkaars vorderingen gemotiveerd weersproken en geconcludeerd dat de rechtbank de vordering van de wederpartij zal afwijzen, met veroordeling van de wederpartij, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, in de kosten.
3 De beoordeling
3.1 Gelet op de nauwe samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld.
Tussen partijen staan - onder meer - de volgende feiten vast:
[eiser sub 2] en [eiser sub 1] zijn met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden. Met vijf van hun kinderen bewoonden zij een
vrijstaand woonhuis
lderstraat 26 te [plaats]
(hierna: "de woning")
.
[eiser sub 1] heeft als verzekeringnemer ingaande 26 april 2004 de inboedel van de woning verzekerd bij ABN AMRO.
De verzekerde som bedroeg
189.200,00.
Op deze
inboedel
akte van 27 september 2006 als productie 3 overgelegde
"
gemeenschappelijke voorwaarden
"
en
"
speciale voorwaarden
"
.
Artikel 3.C van de gemeenschappelijke voorwaarden bevat bepalingen omtrent het verlies van aanspraak op schadevergoeding en luidt als volgt:
"3.C Verlies van aanspraak op schadevergoeding
geen aanspraak op vergoeding van schade bestaat:
3.C.1 indien deze opzettelijk - waaronder mede wordt verstaan voorwaardelijk opzet - door de verzekeringsnemer en/of de verzekerden en/of de belanghebbenden bij een uitkering, is veroorzaakt of verergerd;
3.C.2 indien door de onder 1 genoemden bij gelegenheid of terzake van enige schade feiten en omstandigheden, betrekking hebbend op die schade en die voor de beoordeling daarvan voor verzekeraar van belang zijn, opzettelijk worden verzwegen of valse opgaven worden gedaan;
3.C.3 indien de verzekeringsnemer en/of de verzekerde enige uit de gemeenschappelijke en/of speciale voorwaarden voor hem voortvloeiende verplichting niet is nagekomen.
Het een en het ander geldt niet voor de verzekeringsnemer die aantoont dat de hiervoor genoemde omstandigheden zich buiten zijn weten en/of tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem terzake van deze omstandigheden geen verwijt treft."
[eiser sub 2] heeft als verzekeringnemer ingaande 31 maart 2004 de woning verzekerd bij London. Het verzekerd bedrag bedroeg € 276.800,00. Op deze opstalverzekering zijn van toepassing de bij akte van 27 september 2006 als productie 5 overgelegde "algemene voorwaarden" en "bijzondere voorwaarden".
De algemene voorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
"Artikel 3 Verplichtingen van verzekerde
Verzekeringnemer of een andere verzekerde, voor zover het hem aangaat, moet
(…)
d. alle terzake ontvangen bescheiden aan verzekeraar doorzenden, en alle inlichtingen, desgewenst schriftelijk, verstrekken en alle door of namens hem gegeven aanwijzingen opvolgen,
(…)
f. zich onthouden van alles wat de belangen van verzekeraar kan benadelen. (…)
g. verzekerde dient zijn verplichtingen bij schade, zoals omschreven in de bij het verzekerde belang behorende bijzondere voorwaarden, na te komen.
Artikel 4 Uitsluitingen
Van de verzekering is uitgesloten schade:
(…)
4.3 als die voor verzekerde het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten dan wel het gevolg is van het niet in acht nemen van normale voorzichtigheid ter voorkoming van schade.
4.4 voor zover verzekerde daaromtrent opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt.
(…)"
De bijzondere voorwaarden bevatten onder meer de volgende bepaling:
"Artikel 4 Algemene Uitsluitingen
(…)
4.3 Eigen schuld
dit is schade die een verzekerde met opzet, al dan niet bewuste roekeloosheid of al dan niet bewuste merkelijke schuld heeft veroorzaakt, ongeacht of die schade is veroorzaakt aan zijn eigen belang(en) of (ook) aan die van (een) andere verzekerde(n). Onder eigen schuld wordt tevens verstaan schade die voor verzekerde het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten dan wel het gevolg is van het niet in acht nemen van normale voorzichtigheid ter voorkoming van schade. Onder verzekerden wordt in dit verband mede verstaan de echtgenoot, geregistreerde partner, kinderen en huisgenoten, wiens/wier belang is meeverzekerd, ongeacht of zij in de polis als verzekerde worden aangemerkt.
(…)"
In de nacht van zondag 9 op maandag 10 januari 2005 heeft brand gewoed in de woning. Als gevolg van de brand is schade ontstaan aan de woning en aan de daarin aanwezige zaken.
In de nacht van de brand was het gezin [eisers] niet thuis. Zij brachten het weekend door op een vakantiepark te Dalen.
Zowel ABN AMRO als London hebben een onderzoeksbureau ingeschakeld om de oorzaak en toedracht van de brand vast te stellen. Naar aanleiding van de bevindingen van de onderzoeksbureaus hebben ABN AMRO en London bij de Regiopolitie Groningen aangifte gedaan van opzettelijke brandstichting en mogelijke poging tot oplichting van verzekeraars (productie 12 bij akte van 27 september 2006).
De aangifte vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
BRANDONDERZOEK ABN-AMRO Schadeverzekering NV
Naar aanleiding van de schademelding werd door mij op 10 januari 2005 aan het Bureau Forensisch Technische Onderzoeken te Apeldoorn, een onderzoeksopdracht verstrekt, om de oorzaak en toedracht van deze woningbrand vast te stellen.
Met het onderzoek werd diezelfde dag aangevangen.
Op 2 maart 2005 werd de schriftelijke rapportage van het brandonderzoek ontvangen. Uit de conclusie van het rapport bleek onder andere het volgende:
- Het woonhuis, [adres] stond in de (gedwongen) verkoop.
- Er lag executoriaal beslag op de woning en een deel van de inboedel.
- De brand is ontstaan tijdens afwezigheid van de bewoners.
- De bewoners verbleven voor een korte vakantie in een vakantiewoning op het bungalowpark De Huttenheugte te Dalen.
- De brand werd op 10 januari 2005 omstreeks 03.45 uur ontdekt door de buren.
- Te 03.57 uur werd de brand door de buren gemeld bij de brandweer.
- Bij de komst van de brandweer waren alle deuren van de woning afgesloten.
- De achterdeur werd door de brandweer opengebroken voor bluswerkzaamheden.
- Er werden meerdere brandhaarden in de woning aangetroffen.
- Er kan tussen de brandhaarden geen causaal verband worden gelegd.
- Er mag worden aangenomen dat opzettelijk open vuur is ingebracht dan wel is achtergelaten in de woning.
Dossier F van de rapportage van B.F.T.O bevat een brief van verzekerde [eiser sub 1] met een opgave van de goederen welke door de brand verloren zijn gegaan.
In deze opgave staan 4 schilderijen vermeld.
Zowel door B.F.T.O. als door het bureau Gorissen & Van der Zande is onderzoek gedaan naar de brandresten. Door beide onderzoeksbureaus zijn de restanten van twee schilderijen teruggevonden. Van de twee andere schilderijen werden geen restanten teruggevonden. Dit kan betekenen dat de 2 schilderijen geheel zijn verbrand. Het bureau Gorissen & Van der Zande acht het geheel verbranden van de schilderijen echter onwaarschijnlijk.
Afschriften van het rapport van het Bureau Forensisch Technisch Onderzoek en van het onderzoeksbureau Gorissen & Van der Zande werden in het belang van het politieonderzoek ter beschikking gesteld van de politie [plaats].
BRANDONDERZOEK London Verzekeringen N.V.
Door London Verzekeringen N.V. is dezelfde opdracht verstrekt aan Gorissen en Van der Zande te Tilburg.
De bevindingen komen overeen met het onderzoek van het Bureau Forensisch Technische Onderzoeken.
Daarbij werd nog melding gemaakt van de vondst van restanten van een eerdere hennepteelt in de tuin van verzekerde.
Tevens kan vermeld worden dat de heer en mevrouw [eisers] geen enkele belangstelling hebben getoond voor de resultaten van het onderzoek, hetgeen vreemd te noemen is omdat brandstichting vastgesteld is.
SCHADE-EXPERTISE ABN-AMRO Schadeverzekeringen NV
Door ABN-AMRO Schadeverzekeringen N.V. is opdracht gegeven aan het expertisebureau C.E.D. NOMEX, schade aan de inboedel vast te stellen. Onder voorbehoud is de inboedelschade geraamd op een bedrag van € 130.000,--
SCHADE-EXPERTISE London Verzekeringen N.V.
Door London Verzekeringen N.V. is opdracht gegeven aan Cunningham & Lindsey teneinde schade vast te stellen aan de opstal.
Onder voorbehoud is de opstalschade, afhankelijk van schade op basis van herbouw dan wel schade bij verkoop, vastgesteld op € 242.973,-- resp. € 127.207,--
CONTACT POLITIE:
Door de Politie Stadskanaal werd medegedeeld dat naar de oorzaak van de brand en de betrokkenheid daarbij door de eigenaar/bewoners van het schadeadres een strafrechterlijk onderzoek gaande is.
(…)"
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft de heer E. Mol op vrijdag 21 januari 2005 onder meer als volgt verklaard:
"(…)
Ik werk als bewaker bij Center Parcs "De Huttenheugte", gevestigd [R.]dijk 55 te Dalen. Op zondagavond 9 januari 2005 ving mijn dienst aan om 23.00 uur. Het viel mij toen op dat op de oprijlaan naar de hoofdingang, bij een hek, het eerste hek gerekend vanaf de portiersloge, een personenauto stond. Deze personenauto was van het merk Renault, type 19, kleur blauw, voorzien van het kenteken XK-78-LR. Ik kan u verklaren dat op de kentekenplaathouder de naam Stadskanaal stond. Die nacht, maandag 10 januari 2005, omstreeks 02.20 uur stond de auto er nog. Er was niemand bij de auto aanwezig.
Die nacht, maandag 10 januari 2005, omstreeks 03.45 uur komt er een gast het terrein van het park oplopen. De jongeman, leeftijd ongeveer 25 jaar, ongeveer 1.80 meter groot, normaal postuur, verklaarde dat hij even was weggeweest en in bungalow 424 thuishoorde. Dit werd door mij gecontroleerd. De jongeman bleek inderdaad in bungalow 424 thuis te horen. Vlak voordat deze jongeman het terrein kwam oplopen heb ik gezien dat ter hoogte, waar de Renault geparkeerd stond, een auto heeft gestopt. Daarna heb ik gezien dat de Renault andersom geparkeerd stond bij voornoemd hek.
Ongeveer tegelijkertijd, misschien 10 minuten later, werden door mijn collega's Gerard Thole en Dennis Kuipers, in zone 7 een rode Toyota Celica gezien. Genoemde Toyota was voorzien van het kenteken XJ-75-KY. Volgens mijn collega's betroffen het hier twee gasten uit bungalow 424 die verklaarden naar huis te gaan omdat hun huis in brand zou staan. Mijn collega's vertelden dat de bestuurder van de Toyota strak in het pak zat. Verder was het opgevallen dat de Toyota Celica ook uit Stadskanaal kwam, net als de blauwe Renault.
Later las ik in de rapportage dat de bestuurder van de blauwe Renault op maandag 10 januari 2005, omstreeks 07.45 uur voor de poort had gestaan. Die bestuurder had toen gezegd dat hij medicijnen gebruikte en niet verder kon rijden. Er was de bestuurder gevraagd hoe het kon dat de auto op een gegeven moment andersom had gestaan. Die bestuurder had toen verklaard dat hij had geprobeerd de auto mee te nemen naar de cottage maar dat het niet verantwoord was geweest. De bestuurder logeerde in bungalow 424 welke was geboekt door [eiser sub 2], [adres].
(…)"
De heer [R.] heeft - eveneens in het kader van het strafrechtelijk onderzoek - op donderdag 7 juli 2005, omstreeks 13:31 uur, onder meer als volgt verklaard:
"(…)
Ik kom veel bij de ouders van mijn vriendin in huis. Dat zijn [eiser sub 2] en [eiser sub 1], gewoond hebbende aan de [adres]. Ik kom daar graag. Ik krijg daar warmte van deze mensen die ik thuis niet ontvang. Ik ben zeer gesteld op deze mensen.
In december 2004 werd er door een deurwaarder beslag gelegd op allerlei goederen van [eiser sub 2] en [eiser sub 1]. Ook nam deze deurwaarder goederen mee. [eiser sub 2] vertelde mij dat dit kwam door een geschil met een zekere [Z.]. Ze waren meer als 25 jaar bevriend geweest en nu had deze [Z.] [eiser sub 2] verneukt. Ze hadden samen een pand. Dit pand stond volgens mij op naam van [eiser sub 1]. Nu had [Z.] allerlei werkzaamheden laten uitvoeren aan dat pand op naam van [eiser sub 1]. Dat deed hij zonder dat [eiser sub 2] en [eiser sub 1] daar van wisten. Ook zou hij handtekeningen van [eiser sub 1] onder opdrachtbonnen hebben geplaatst zonder dat [eiser sub 1] daarvan wist.
[eiser sub 2] vertelde mij dat hij hopeloos in de financiële problemen was gekomen door dit gedrag van [Z.]. Op een gegeven moment zei [eiser sub 2] met een kwade kop dat hij de boel beter in de fik kon steken dan kreeg [Z.] verder niets. Verder werd er niet meer over gesproken. We hebben het niet meer gehad over het in de brand steken van de woning.
Na enige tijd kwamen [eiser sub 2] en [eiser sub 1] met het idee om een weekend naar Center Parcs te gaan om even uit de sleur te zijn. Dit werd ook geregeld en ook ik werd uitgenodigd om mee te gaan naar de Huttenheugte waar ze een huisje hadden geboekt. We hebben daar vakantie gevierd.
Voordat we op vakantie gingen vond het volgende plaats. We zaten in de woning van [eiser sub 2]. Ik zat met [eiser sub 2] te praten over de problemen in het gezin. Er zat op dat moment verder niemand bij. [eiser sub 2] begon op een gegeven moment over het in de brand steken van de woning aan de [straatnaam]. Hij was door alles in een zodanige hoek gedreven door [Z.] dat hij geen andere uitweg meer zag. Hij wilde van zijn problemen af om een nieuwe start te maken. Van het geld van de verzekering kon hij [Z.] betalen en wat geld overhouden en daar dan een nieuwe start meemaken. Ik weet niet hoeveel geld dat was. [eiser sub 2] vroeg mij of ik dat voor hem wilde doen. Hij bedoelde of ik de woning voor hem in de brand wilde steken. Ik zei toen dat ik daarover wilde nadenken.
Ongeveer een week later was ik weer alleen met [eiser sub 2]. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik het wel wilde doen. Ik bedoelde dat ik de woning wel in de brand zou steken voor hem. Hij zei dat dit goed was als ik dat wilde doen. We spraken af dat de woning in de brand ging terwijl we in de Huttenheugte zouden zitten. Omdat mijn vriendin bij mij in zou komen wonen hebben we haar spullen overgebracht naar mijn woning. Ik weet niet of er door [eiser sub 2] nog andere spullen uit de woning heeft gehaald. De deurwaarders hadden al veel spullen meegenomen en ik weet dus niet of er andere spullen uit de woning zijn gehaald.
Vervolgens heb ik bedacht hoe ik de woning in de brand zou gaan steken. Ik neem aan dat ook [eiser sub 1] ondertussen door [eiser sub 2] in kennis was gesteld van de plannen.
We zijn toen op 7 januari 2005 naar het vakantiepark de Huttenheugte gegaan. Ik had met [eiser sub 2] afgesproken dat dit weekend het huis in de brand zou gaan. We spraken niet af welke dag dit plaats zou gaan vinden. Op zondagavond 9 januari 2005 ben ik samen met [eiser sub 2] met mijn auto het terrein afgereden. Ik heb daar eerder over verklaard. Het verhaal over het niet goed worden was gelogen. Ik moest de auto buiten de poort hebben om naar Stadskanaal te kunnen rijden. Ik heb het toen met [eiser sub 2] erover gehad dat het in deze nacht zou gaan gebeuren. Ik zou de woning in de brand gaan steken. [eiser sub 2] was het daarmee eens.
Ik schat dat ik omstreeks 02.30 uur vertrokken ben uit het huisje, ik weet de tijd niet helemaal meer juist. Ik had die avond toen we de auto buiten de poort hebben gezet de sleutel van de achterdeur gekregen van [eiser sub 2]. Over de wijze waarop ik de woning in de brand zou steken hebben we verder geen afspraken gemaakt. Toen ik het huisje verliet was [eiser sub 2] wakker. Hij was in de kamer. We hebben verder niets meer tegen elkaar gezegd over de brand.
Buiten de poort ben ik in mijn auto, een blauwe Renault, gestapt. Ik reed via Dalen, Emmen, Borger en Nieuw Buinen naar Stadskanaal. In Stadskanaal reed ik over de Atlantislaan naar de weg bij het ziekenhuis. Daar ging ik linksaf richting ziekenhuis. Tegenover het ziekenhuis ging ik rechtsaf. Ik reed over deze straat helemaal door tot aan de [straatnaam]. Ik reed voorbij de woning van [eiser sub 2] door naar het viaduct. Daar heb ik mijn auto een links gelegen verharde weg ingereden. Ik schat dat ik ongeveer 50 meter deze weg inreed. Ik stapte daar uit. Ik had mijn aansteker bij mij. Ik wist dat er spiritus in een kast stond. Ik liep naar de woning. Ik ben door het veld vanaf mijn auto naar de woning gelopen. Aangekomen bij de achterdeur opende ik deze met de sleutel die ik had gekregen van [eiser sub 2]. Ik ging de woning binnen. Ik ben eerst naar de WC gegaan. Ik moest van spanning poepen. Ik deed geen licht aan in de woning. Ik heb alleen het WC licht gebruikt.
Ik ben toen naar de badkamer gelopen. Daar stond een kast, in een badmeubel, met daarin onderanderen handdoeken en schoonmaakmiddelen. Ik pakte uit deze kast een fles spiritus. Dat was een blauwe fles met witte dop. Ik had kort het licht in de badkamer aangedaan. Vervolgens liep naar de woonkamer. Ik keek in het donker rond. Ik besloot de TV te pakken. Ik deed dat omdat je vaker hoort dat er brand komt door kortsluiting in de TV. De TV stond nog op stand-by het rode lampje brandde. Ik heb toen spiritus over de TV en aan de achterzijde in de roosters gesprenkeld. Ik gebruikte de gehele fles. Deze fles was nog vol. Ik sprenkelde ook op de gordijnen. Ook heb ik boven de TV aan het plavond spiritus gesprenkeld.
Ik keek vervolgens door het raam naar buiten of er iets aan kwam. Ik zag een auto aankomen vanaf de kant van Stadskanaal. Ik wachtte tot deze auto voorbij was. Ik heb daarna nog weer even gewacht en stak vervolgens met mijn aansteker de spiritus op de TV aan. Deze brandde eerst heel slecht. Er was wel vuur rond de TV. Ik liep toen de woning uit. Ik heb verder niets meer aangestoken in de woning. Ik verliet de woning weer via de achterdeur. Ik sloot met de sleutel de buitendeur weer af. Ik rende terug naar mijn auto. Ik keek om en zag vlammen binnen in het huis. Ik stapte in mijn auto en reed via Pekela over de N366 terug naar Stadskanaal. Vanaf daar volgde ik dezelfde route als toen ik naar Stadskanaal reed. Onderweg heb ik op de laatste parkeerplaats voor Dalen aan de snelweg de lege spiritusfles in een afvalbak gegooid.
Gekomen bij de Huttenheugte heb ik de auto weer op nagenoeg dezelfde plaats geparkeerd. Of de auto toen andersom stond weet ik niet. Ik stapte uit en liep het park op. Bij de poort werd ik aangesproken door de bewaking. Hij vroeg wie ik was en waar ik vandaan kwam. Ik vertelde dat ik had gewandeld en niet kon slapen. Ik vertelde ook dat ik terug moest naar het huisje waar de familie [eisers] verbleef. Ik mocht vervolgens doorlopen naar het huisje. Daar aangekomen klopte ik op de deur. Ik had geen sleutel bij mij. Ik klopte een paar keer. Er was nog geen licht aan in het huisje. De deur werd geopend door [eiser sub 2]. Ik liep de woning binnen. Op dat moment kwam [eiser sub 1] ook de kamer binnen. [eiser sub 2] vertelde dat hij al gebeld was dat er brand was in het huis aan de [straatnaam] te Stadskanaal. Ik heb niet gevraagd wie hem had gebeld. Hij vroeg mij ook niet of "het" gelukt was. Ik schat dat we na ongeveer 10 minuten samen in de auto van [eiser sub 2] zijn gestapt en naar Stadskanaal zijn gereden. Dat was in een rode Toyota Celica. Verder klopt het verhaal wel met zoals ik eerder heb verklaard. We zijn inderdaad nergens gestopt. Waarom we pas om 05.40 uur ter plaatse waren in Stadskanaal weet ik niet. Ik heb daar in het geheel geen verklaring voor.
Over goederen die voor de brand uit de woning zijn gehaald kan ik alleen iets zeggen over de goederen van Denise waarover ik eerder verklaarde. We hebben deze goederen eerst bij mijn moeder geplaatst aan de Belgielaan. Dat waren onderanderen een oud tafeltje, spiegeltjes, kleding, haar sieraden, inventaris voor een babykamer. We dachten dat Denise zwanger was. Net voor het verblijf in de Huttenheugte werd ze weer ongesteld en wist ik dat ze niet zwanger was. Denise wist niets van de brandstichting af. Ik heb het haar niet verteld. De enigen die er nu van weten zijn [eiser sub 2], ik en ik neem aan [eiser sub 1]. Die was er bij toen ik terugkwam nadat ik de brand had gesticht.
De reden dat ik de brand heb aangestoken was omdat ik het gezin [eisers] uit de problemen wilde helpen. Ik deed het ook in overleg met [eiser sub 2]. De opzet van het gehele gebeuren was er opgericht om het geld van de verzekering te innen en daar de financiële problemen mee op te lossen. Ik deed het omdat ik hun graag wilde helpen met deze problemen.
(…)"
Nadat hij voornoemde verklaring op vrijdag 8 en zaterdag 9 juli 2005 heeft gehandhaafd, heeft [R.] op 12 juli 2005 onder meer als volgt verklaard:
"(…)
Ik wil alle voorgaande verklaringen intrekken. Ik heb de verklaringen afgelegd omdat ik niet over het hokje kon waar ik inzat. Ik werd daar stapelgek. Ik kan niets bekennen wat ik niet gedaan heb."
Bij vonnis van 18 mei 2006 van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen geacht dat [R.] opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. [R.] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
Bij vonnis van dezelfde datum heeft de rechtbank te Groningen wettig en overtuigend bewezen geacht dat [eiser sub 2] opzettelijk brandstichten opzettelijk heeft uitgelokt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, alsmede dat [eiser sub 2] valsheid in geschrift heeft gepleegd. [eiser sub 2] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
Tegen de vonnissen van 18 mei 2006 hebben zowel [R.] als [eiser sub 2] beroep ingesteld. Bij arresten van 1 juni 2007 heeft het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, de vonnissen vernietigd en zowel [R.] als [eiser sub 2] vrijgesproken. Het in de strafzaak tegen [eiser sub 2] gewezen arrest vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Aan verdachte is onder 1 primair tenlastegelegd het medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en/of personen en onder 1 subsidiair uitlokking daarvan. Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting moet ervan worden uitgegaan dat de steller van de tenlastelegging het verwijt slechts heeft gericht tot verdachte en de medeverdachte [R.]. Immers, uit het proces-verbaal kan niet anders worden afgeleid dan dat het onderzoek zich heeft beperkt tot de rol van [R.] als feitelijk veroorzaker van de brand en de verdachte als medepleger of uitlokker. Voorts wordt [R.] met name in het onder 1 subsidiair tenlastegelegde genoemd.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [R.] zich aan de brandstichting schuldig heeft gemaakt.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat nu niet bewezen kan worden dat [R.] de feitelijke veroorzaker van de brand is, [eiser sub 2] moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde.
Nu het hof het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen acht, zal het hof - gelet op de onderlinge samenhang tussen die feiten - verdachte eveneens vrijspreken van het hem onder 2 tenlastegelegde.
(…)"
[eisers] vorderen nakoming van de verzekeringsovereenkomsten.
Jegens ABN AMRO maken [eisers] aanspraak op:
(a) betaling van schade ten bedrage van € 133.709,70,
(b) betaling van opruimingskosten van de inboedel ten bedrage van € 1.500,00, en
(c) vergoeding van kosten die zijn gemaakt voor tijdelijk verblijf elders ten bedrage van € 21.204,80.
Jegens London maakt [eiser sub 2] aanspraak op:
(a) betaling van de schade ten bedrage van € 217.889,00,
(b) betaling van de opruimingskosten ten bedrage van € 21.420,00, en
(c) betaling van de huurdervingskosten ten bedrage van € 3.664,00.
ABN AMRO betwist primair gehouden te zijn tot betaling. Subsidiair betwist zij de hoogte van het gevorderde bedrag. ABN AMRO heeft ter ondersteuning van haar primaire verweer onder meer aangevoerd dat [eiser sub 2] negatief betrokken is geweest bij de brandstichting. ABN AMRO beroept zich op de artikelen 3.C, 3.C.1, 3.C.2 en 3.C.3 van de gemeenschappelijke voorwaarden, alsmede op artikel 294 Wetboek van Koophandel (WvK) (merkelijke schuld). Haar reconventionele vordering grondt ABN AMRO op de stelling dat [eisers] jegens ABN AMRO toerekenbaar zijn tekortgeschoten in hun verplichting zich als een goed verzekeringnemer c.q. verzekerde te gedragen. Subsidiair grondt ABN AMRO haar reconventionele vordering op onrechtmatige daad. De gevorderde schade betreft kosten die ABN AMRO stelt in verband met de claim te hebben gemaakt.
Ook London betwist te zijn gehouden tot uitkering. London beroept zich op de artikelen 3d, f en g en 4.3 en 4.4 van haar algemene voorwaarden en op artikel 4.3 van haar bijzondere voorwaarden. Voorts beroept London zich erop dat de brand door merkelijke schuld van [eiser sub 2] is veroorzaakt (artikel 294 WvK) en verwijt zij [eiser sub 2] dat deze onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Haar reconventionele vordering grondt London op de stelling dat [eiser sub 2] in de nakoming van zijn verplichtingen jegens London op basis van de verzekeringsovereenkomst is tekortgeschoten en onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, tengevolge waarvan zij schade heeft geleden in de vorm van kosten van rapportages en advocaatkosten. [eiser sub 1] heeft in de visie van London onrechtmatig jegens haar gehandeld door geen melding te maken van de brandstichting.
De kern van het geschil tussen partijen betreft naar het oordeel van de rechtbank de vraag of er sprake is geweest van negatieve betrokkenheid van [eiser sub 2] bij de brandstichting in de woning. Indien [eiser sub 2] negatief betrokken is geweest bij de brandstichting levert dat merkelijke schuld in de zin van artikel 294 WvK op, en zijn verzekeraars jegens [eiser sub 2] ontslagen van de verplichting tot voldoening van schade.
De stelling van [eisers] - bij conclusie van repliek onder 24 - dat de inboedel volledig aan [eiser sub 1] toebehoorde, is - gelet op de inhoud van de overgelegde huwelijkse voorwaarden en het in de strafzaak opgemaakte proces-verbaal - onvoldoende gemotiveerd. ABN AMRO heeft er in dit verband terecht op gewezen dat artikel 3 lid 3 van de door [eisers] overgelegde huwelijkse voorwaarden bepaalt dat indien niet blijkt dat zaken aan één van de echtgenoten toebehoren zij geacht zullen worden aan beiden tezamen toe te behoren in vrije mede-eigendom. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft [eiser sub 1] op 19 juli 2005 jegens de politie verklaard:
"(…) De woning aan de [adres] is eigendom van mij en mijn man. Ik ben getrouwd met [eiser sub 2]. Ik weet niet of dit in gemeenschap van goederen is. De inboedel van de woning aan de [straatnaam] is eigendom van mij en mijn man. (…).
Indien [eiser sub 2] negatief betrokken is geweest bij de brandstichting zijn verzekeraars in de visie van de rechtbank ook ontslagen van hun eventuele verplichting tot voldoening van door [eiser sub 1] geleden schade. [eisers] hebben er weliswaar op gewezen dat zij op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd en dat uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat tussen hen geen enkele vorm van gemeenschap bestaat, maar door het huwelijk bestaat tussen [eiser sub 2] en [eiser sub 1] een rechtsband die in dit geval meebrengt dat de verzekerde belangen als hun gemeenschappelijke belangen moeten worden aangemerkt. Die verzekerde belangen betreffen immers de door [eiser sub 2] en [eiser sub 1] met vijf van hun kinderen gezamenlijk bewoonde echtelijke woning en de inboedel van die woning. Dat het hier gemeenschappelijke belangen betreft, kan mede worden afgeleid uit de door [eisers] ingestelde vordering. Die maakt immers geen onderscheid tussen eventueel ieder van hen separaat aangaande belangen, zij het dat het, volgens de dagvaarding onder 34 en 35 en de conclusie van repliek onder 27 en 28, [eisers] gezamenlijk zijn die aanspraak maken op betaling door ABN AMRO (inboedelverzekering) en [eiser sub 2] alleen die aanspraak maakt op betaling door London (opstalverzekering).
Op verzekeraars rust de bewijslast en het bewijsrisico van hun stelling dat de brand in de woning door merkelijke schuld van [eiser sub 2] is ontstaan. Op grond van de overgelegde bewijsstukken, waaronder de onder 3.2 hiervoor geciteerde verklaringen, acht de rechtbank verzekeraars voorshands - behoudens door [eisers] te leveren tegenbewijs - in het bewijs van die stelling geslaagd. Bij dit oordeel heeft de rechtbank meegewogen dat [R.] en [eiser sub 2] bij arresten van 1 juni 2007 door het gerechtshof te Leeuwarden zijn vrijgesproken van de hen in verband met de brand ten laste gelegde strafbare feiten. Het op [R.] betrekking hebbende arrest is echter (nog) niet overgelegd, zodat de rechtbank met de eventuele overwegingen in dat arrest geen rekening kan houden. Uit het op [eiser sub 2] betrekking hebbende arrest blijkt niet dat het gerechtshof van oordeel was dat [eiser sub 2] niet negatief betrokken is geweest bij de brand. [eisers] zullen derhalve tot tegenbewijs worden toegelaten tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de brand in de woning door merkelijke schuld van [eiser sub 2] is ontstaan.
Indien in rechte komt vast te staan dat [eiser sub 2] negatief betrokken is geweest bij de brand, staat daarmee tevens vast dat [eiser sub 2] toerekenbaar is tekortgeschoten en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzekeraars. In dat geval is [eiser sub 2] in beginsel aansprakelijk voor de dientengevolge door verzekeraars geleden schade.
Verzekeraars hebben ter onderbouwing van hun reconventionele vorderingen jegens [eiser sub 1] gesteld dat zij negatief betrokken is geweest bij de brand en/of dat zij op de hoogte was van de (aanstaande) brandstichting. [eiser sub 1] heeft dat betwist. Bewijs voor voornoemde stellingen is uit de overgelegde stukken niet - ook niet voorshands - te putten. Verzekeraars zal worden opgedragen te bewijzen dat [eiser sub 1] negatief betrokken is geweest bij de brand en/of dat zij op de hoogte was van de (aanstaande) brandstichting.
Bij akte overlegging productie van 9 mei 2007 heeft London een vonnis overgelegd dat de rechtbank te Groningen op 31 januari 2007 heeft gewezen tussen de burgerlijke maatschap Krantz & Polak Resolve als eiseres en London als gedaagde. London stelt dat uit dit vonnis blijkt dat haar een beroep toekomt op de uitsluitingen zoals genoemd in de rechtsoverwegingen 2.3 en 2.4 van het vonnis. London beroept zich er in deze procedure op dat die uitspraak op basis van artikel 236 leden 1 en 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gezag van gewijsde heeft. De rechtbank is van mening dat in deze procedure aan London geen beroep toekomt op bindende kracht van beslissingen in voornoemd vonnis. Ingevolge artikel 236 Rv hebben de beslissingen die de rechtsbetrekkingen in geschil betreffen en die zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen of de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel bindende kracht, tenzij uit de wet anders voortvloeit. [eisers] zijn echter een andere partij dan Krantz & Polak Resolve en zijn geen rechtsopvolgers onder algemene of onder bijzondere titel van die partij.
In afwachting van het resultaat van de bewijsvoering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
4 De beslissing
De rechtbank,
in conventie en in reconventie:
alvorens verder te beslissen,
laat [eisers] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de brand in de woning door merkelijke schuld van [eiser sub 2] is ontstaan;
draagt verzekeraars op te bewijzen dat [eiser sub 1] negatief betrokken is geweest bij de brand en/of dat zij op de hoogte was van de (aanstaande) brandstichting;
bepaalt dat indien [eisers] en/of verzekeraars dit tegenbewijs en/of bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. C. Bouwman;
bepaalt dat de procureur van [eisers] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden maart, april en mei 2008 en dat de procureurs van verzekeraars binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en van de verhinderdata van de betrokkenen aan hun zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
in overleg met partijen zullen de getuigenverhoren ter zake van beide bewijsopdrachten zoveel mogelijk worden gecombineerd;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729