Zaak-/rolnummer: 238488 / HA ZA 05-1428
Uitspraak: 6 februari 2008
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
Mr. Christiaan GROENEWOUD Q.Q., in zijn hoedanigheid van
curator van de heer [onder curatele gestelde],
wonende te Rotterdam,
eiser,
procureur mr. J.G.M. Roijers,
advocaat mr. R.M. de Hair,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POPULUS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. R.B. Golterman.
Partijen worden hierna aangeduid als “de curator” respectievelijk “Populus”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 8 april 2005 en de door de curator overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek, met producties;
- de stukken van het op 5 april 2005 ten verzoeke van de curator en ten laste van Populus gelegde conservatoire beslag.
1.2 Partijen hebben hun standpunten op 18 december 2006 doen bepleiten door hun raadslieden, die zich daarbij hebben bediend van pleitnotities.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1 Op 6 mei 1999 heeft de heer [onder curatele gestelde] (hierna: [onder curatele gestelde]) aan Populus een recht van eerste hypotheek naar het recht van Zwitserland verstrekt op een aan hem in eigendom toebehorend appartement te Orsières, Zwitserland (hierna: het appartement) tot zekerheid van de terugbetaling van zijn bestaande schuld aan Populus, een verfgroothandel (hierna: de hypotheek). De hypotheek is op 18 mei 1999 ingeschreven in het Zwitserse kadaster.
2.2 Bij vonnis van deze rechtbank van 12 april 2000 is de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van [onder curatele gestelde], met benoeming van de curator als bewindvoerder.
2.3 Op 23 maart 2002 heeft [onder curatele gestelde] het appartement onderhands verkocht aan een Zwitsers echtpaar voor een koopprijs van CHF 295.000,-.
2.4 De notaris te Zwitserland voor wie de leveringsakte van het appartement ingevolge de onder 2.3 bedoelde verkoop is gepasseerd heeft met instemming van Populus de schuld van [onder curatele gestelde] aan Populus voldaan door uitbetaling van de koopprijs van het appartement aan een derde, tegen doorhaling van de hypotheek.
2.5 Bij vonnis van deze rechtbank van 17 december 2002 is de schuldsaneringsregeling van [onder curatele gestelde] beëindigd en omgezet in een faillissement, met benoeming van de curator als zodanig.
2.6 Bij brief van 6 januari 2003 heeft de curator Populus verzocht de voor het appartement ontvangen koopprijs op de faillissementsrekening van [onder curatele gestelde] te voldoen. Populus heeft bij brief van haar advocaat van 7 mei 2003 de curator medegedeeld niet aan dit verzoek te zullen voldoen. De curator heeft Populus vervolgens bij brief van 17 maart 2005 verzocht om binnen veertien dagen over te gaan tot betaling. Populus heeft ook aan dit verzoek van de curator geen gehoor gegeven.
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Populus te veroordelen tot betaling aan de curator van:
CHF 295.000,- althans het equivalent daarvan in euro’s;
(buiten)gerechtelijke kosten ten bedrage van € 30.102,04 althans € 4.000,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
wettelijke rente; en
de proceskosten inclusief de kosten van beslaglegging.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft de curator aan de vordering het volgende ten grondslag gelegd:
3.1 Primair behoort het appartement tot de boedel in de schuldsaneringsregeling van [onder curatele gestelde] op grond van artikel 295 Faillissementswet (Fw). [onder curatele gestelde] mocht daarover dus op grond van artikel 296 Fw niet meer beschikken en mocht het appartement niet (onderhands) verkopen of toelaten dat ten aanzien van het appartement feitelijke handelingen werden verricht. Alleen de curator was bevoegd om over het appartement te beschikken. Het appartement is verkocht buiten medeweten van de curator om. De voor het appartement ontvangen koopprijs van CHF 295.000,- behoort tot de boedel. Nu het appartement met instemming (althans gedogen) van Populus onderhands is verkocht, is geen sprake van een rechtens juiste wijze van uitwinning van de hypotheek. Populus heeft daardoor haar uit de hypotheek voortvloeiende rechten prijsgegeven en haar voorrangsrecht op de verkoopopbrengst van het appartement is komen te vervallen. Daardoor is Populus een gewone concurrente crediteur zonder voorrang geworden, zodat voor de betaling van de verkoopopbrengst aan Populus geen titel bestond. Er is daarom sprake van onverschuldigde betaling dan wel Populus is door die betaling ten opzichte van de boedel ongerechtvaardigd verrijkt.
3.2 Populus heeft onrechtmatig gehandeld door, terwijl zij wist of behoorde te weten dat [onder curatele gestelde] als gevolg van de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling niet langer beschikkingsbevoegd was ten aanzien van het appartement, mede te bewerkstelligen dat dit bedrag aan de boedel is onttrokken. Populus dient dit bedrag daarom als schade aan de boedel van [onder curatele gestelde] te vergoeden.
3.3 Subsidiair is door het uitspreken van de schuldsaneringsregeling de volmacht die [onder curatele gestelde] heeft verleend aan Populus respectievelijk aan de medewerkster van de notaris te Zwitserland komen te vervallen op grond van artikel 3:72 sub a Burgerlijk Wetboek (BW), zodat de levering van het appartement niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Populus was bovendien niet te goeder trouw omdat zij wist van de schuldsaneringsregeling van [onder curatele gestelde].
Nu de reeds ingetreden gevolgen van de verkoop van het appartement thans bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden, dient Populus op grond van artikel 3:53 lid 2 BW het bedrag in geld uit te keren waarmee Populus ten opzichte van de boedel onbillijk is bevoordeeld.
3.4 De curator vordert vergoeding van de (buiten)gerechtelijke kosten die hij heeft moeten maken om betaling van zijn vordering te verkrijgen, onder meer betrekking hebbende op correspondentie met [onder curatele gestelde] en zijn raadsman, het bestuderen van literatuur en jurisprudentie, het inschakelen van en corresponderen met een advocaat te Zwitserland en kosten van beslaglegging. Deze kosten kunnen conform het rapport Voorwerk II worden begroot op € 30.102,40 althans op twee punten van het liquidatietarief, zijnde € 4.000,-.
3.5 De wettelijke rente wordt gevorderd vanaf de datum waarop deze bij brief is gevorderd, zijnde 6 januari 2003 althans 17 maart 2005, althans vanaf die der dagvaarding.
Populus heeft de vordering van de curator gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de curator in de kosten van het geding.
4.1 Populus heeft tegen de primaire grondslag van de vordering aangevoerd dat de in Nederland toepasselijk verklaarde schuldsaneringsregeling en het latere faillissement van [onder curatele gestelde] geen rechtsgevolg hebben in Zwitserland, zodat geen sprake is van uitwinning van de hypotheek maar van een rechtsgeldige onderhandse verkoop naar Zwitsers recht waarbij aan Populus is uitgekeerd wat haar als hypotheekhouder toekwam. De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
4.2 De gevolgen van de toepasselijkverklaring van de schuldsaneringsregeling (dan wel een faillietverklaring) in Nederland worden, ook in het buitenland, in beginsel bepaald door Nederlands recht als het recht van het land binnen welks grondgebied de insolventie-maatregel is uitgesproken (HR 15 april 1955, NJ 1955, 542).
Dit betekent dat in dit geval de omvang van de boedel in de schuldsaneringsregeling en de beschikkingsbevoegdheid van de schuldenaar naar Nederlands recht dienen te worden beoordeeld.
4.3 De boedel in een schuldsaneringsregeling omvat - afgezien van de zich in dit geval niet voordoende wettelijke uitzonderingen - de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt (artikel 295 lid 1 Fw). Het onder 4.2 genoemde uitgangspunt brengt mee dat de boedel het gehele vermogen van de schuldenaar omvat, waar dit ook is gelegen. In dit geval behoort het appartement dus tot de boedel.
4.4 De curator is naar Nederlands recht bevoegd in het buitenland op te treden teneinde een aldaar gelegen vermogensbestanddeel in de boedel te betrekken. De universele werking van de Nederlandse insolventieregel is in zoverre beperkt, dat het in een zodanig geval van de buitenlandse rechtsorde - in dit geval dus Zwitsers recht - afhankelijk is of de curator daarin slaagt. In deze zaak is echter van een zodanig optreden van de curator in het buitenland geen sprake, maar is de centrale - naar Nederlands recht te beantwoorden - vraag of Populus is gehouden het bedrag dat zij heeft ontvangen in het kader van de onderhandse verkoop door [onder curatele gestelde] van het appartement, dat de curator daardoor niet in de afwikkeling van de boedel heeft kunnen betrekken, aan de boedel te vergoeden.
4.5 Door de toepasselijkverklaring van de schuldsaneringsregeling heeft [onder curatele gestelde] van rechtswege de bevoegdheid om over zijn tot de boedel behorende goederen te beschikken, ook buiten Nederland, verloren (artikel 296 lid 1 Fw). [onder curatele gestelde] heeft desondanks beschikt over een tot de boedel behorend vermogensbestanddeel in het buitenland, het appartement, door het (bij volmacht) onderhands te verkopen.
4.6 Tussen partijen is niet in geschil dat Populus, nu haar vordering op [onder curatele gestelde] was gedekt door hypotheek, haar rechten gedurende de toepasselijkheid van de schuldsaneringsregeling in beginsel kon uitoefenen alsof die regeling er niet was, zodat Populus als separatist ook tijdens die regeling het recht van parate executie toekwam op grond van de artikelen 57 tot en met 59 jo. 299 lid 3 Fw. Vaststaat echter dat in dit geval geen sprake is geweest van een executoriale verkoop door Populus als hypotheekhouder maar van een onderhandse verkoop door hypotheekgever [onder curatele gestelde].
4.7 Populus heeft weliswaar betwist dat zij ten tijde van de verkoop van het appartement bekend was met de schuldsaneringsregeling van [onder curatele gestelde], doch moet, gelet op de publicatie daarvan, geacht worden van de uitspraak tot toepasselijkverklaring van die regeling en van de daaruit voortvloeiende beschikkingsonbevoegdheid van [onder curatele gestelde] op de hoogte te zijn geweest. Populus heeft in die situatie geen gebruik gemaakt van haar recht van parate executie, maar er voorafgaand aan de overdracht van het appartement mee ingestemd dat de hypotheek werd doorgehaald tegen ontvangst van de opbrengst van het appartement uit een onderhandse verkoop door [onder curatele gestelde] buiten de boedel om. Door deze handelwijze heeft Populus naar het oordeel van de rechtbank in feite afstand gedaan van haar hypotheekrecht en dus ook van het recht van voorrang dat zij aan de hypotheek ontleende. Populus kon daarom niet boven de andere schuldeisers recht doen gelden op de gerealiseerde verkoopopbrengst van het appartement. Nu zij dit bedrag wel in ontvangst heeft genomen ter aflossing van haar vordering op [onder curatele gestelde], is Populus ten koste van de boedel ongerechtvaardigd verrijkt met dit bedrag. Anders dan Populus heeft aangevoerd, maakt het in dit verband geen verschil dat de koopprijs door de notaris niet aan Populus zelf, maar op verzoek van Populus aan een door haar aangewezen derde is uitbetaald. Het verweer van Populus dat zij haar vordering op [onder curatele gestelde] had gecedeerd aan de heer [P.] slaagt niet omdat Populus, na de gemotiveerde betwisting door de curator dat deze cessie heeft plaatsgevonden, daartoe onvoldoende concrete en specifieke feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht en dit verweer derhalve onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. Populus heeft voorts aangevoerd dat zij bij akte van 12 maart 2001 haar onderneming, inclusief alle activa en passiva, heeft ingebracht in een nieuw opgerichte dochtervennootschap, genaamd Populus Paint Products B.V., zodat vanaf dat moment laatstgenoemde vennootschap de (economisch) eigenaar van de vorderingen op [onder curatele gestelde] was. Ook dit verweer stuit erop af dat niet is gesteld of gebleken dat aan de vereisten voor een cessie is voldaan.
4.8 Populus heeft nog aangevoerd dat geen sprake is van schade van de boedel omdat zij op grond van haar hypotheekrecht ook boven de overige schuldeisers van [onder curatele gestelde] aanspraak had kunnen maken op de verkoopopbrengst van het appartement indien de bewindvoerder (dan wel de curator) het appartement zelf had verkocht in het kader van de vereffening van de boedel. Dit is op zichzelf juist, maar leidt niet tot een ander oordeel. Populus heeft in dit geval immers juist afstand van haar recht van hypotheek gedaan en heeft hierdoor ook het aan de hypotheek verbonden voorrangsrecht verloren.
4.9 De door de curator gevorderde hoofdsom, een bedrag gelijk aan de door Populus ontvangen koopprijs van het appartement in Zwitserse Franken, is op grond van het voorgaande toewijsbaar. De overige gestelde grondslagen van de vordering en de daarop betrekking hebbende verweren kunnen daarom buiten beschouwing blijven.
Nu als onweersproken door de curator gesteld tussen partijen vaststaat dat het equivalent van dit bedrag in euro’s € 200.680,27 bedroeg op basis van de in december 2002 geldende wisselkoers, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.10 De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 januari 2003, zoals gevorderd, nu Populus daartegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
4.11 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu de curator na de betwisting door Populus deze onvoldoende heeft onderbouwd en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.12 Populus zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van de curator, die van het beslag daaronder begrepen.
veroordeelt Populus om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te betalen het bedrag van € 200.680,27 (zegge: tweehonderdduizend zeshonderdtachtig euro en zevenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
6 januari 2003 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Populus in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator bepaald op € 4.584,- aan vast recht, op
€ 442,42 aan overige verschotten en op € 10.000,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Aukema-Hartog, Vroom en Frima.
Uitgesproken in het openbaar.
1554/548/1659