ECLI:NL:RBROT:2008:BC6668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
273763 / HA ZA 06-3306
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en arbitraal beding in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 13 februari 2008 een vonnis uitgesproken in een bevoegdheidsincident. De eiseressen, twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Vlaardingen, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te Rotterdam. De zaak betreft de vraag of de gedaagde zich kan beroepen op de algemene voorwaarden, de ALIB '92, en of de eiseressen zich kunnen beroepen op de vernietiging daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, KTB, geen beroep op vernietiging van de ALIB '92 toekomt, omdat zij valt onder de categorie grote wederpartij. Dit argument is door de eiseressen niet weersproken, waardoor de rechtbank van de juistheid daarvan is uitgegaan. De rechtbank heeft ook de gemotiveerde betwisting van de gedaagde in overweging genomen, waarbij de gedaagde stelde dat de ALIB '92 gebruikelijk is in de branche. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van de eiseressen onvoldoende waren om aan te nemen dat de toepasselijkheid van het arbitraal beding onaanvaardbaar was. De incidentele vordering van de gedaagde werd toegewezen, en de eiseressen werden veroordeeld in de kosten van het geding. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering van de eiseressen kennis te nemen en veroordeelde hen in de proceskosten, die zijn begroot op € 452,00 aan salaris procureur en € 1.475,00 aan vast recht. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 273763 / HA ZA 06-3306
Uitspraak: 13 februari 2008
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 1],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 2],
beide gevestigd te Vlaardingen,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. P. van der Velden,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur en advocaat mr. P.C. Ouwendijk.
Eiseressen blijven hierna gezamenlijk aangeduid als “[eiseressen]” en separaat als “Deelnemingen” en “KBS”. Gedaagde blijft aangeduid als “[gedaagde]”.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het griffiedossier. Uit die stukken blijkt het procesverloop.
De verdere beoordeling in het incident
Bij tussenvonnis in het incident van deze rechtbank d.d. 20 juni 2007 is de zaak naar de
rol verwezen opdat [gedaagde] zich kon uitlaten over de stellingen van [eiseressen] dat
– kort gezegd – in het verleden geen relatie heeft bestaan tussen [gedaagde] en Deelnemingen, dat de ALIB ’92 niet ter hand zijn gesteld aan [eiseressen] en dat het beroep van [gedaagde] op de ALIB ’92 tardief, althans in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid is.
[gedaagde] heeft een akte genomen en [eiseressen] heeft een antwoordakte genomen.
[gedaagde] heeft allereerst betwist dat zij de aan de hoofdzaak ten grondslag liggende
mondelinge overeenkomst heeft gesloten met Deelnemingen. Zij heeft aangevoerd uitsluitend zaken te hebben gedaan met [eiseressen], zijnde KTB. Haar facturen, ook ten aanzien van de onderhavige overeenkomst, heeft ze altijd naar [eiseressen] B.V. gestuurd, waarmee zij KTB heeft bedoeld. Ter onderbouwing van deze laatste stelling heeft [gedaagde] een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 28 juni 2007 overgelegd. Hierin is onder meer de handelsnaam van KTB opgenomen, zijnde [eiseressen].
[eiseressen] heeft hiertegen aangevoerd dat [gedaagde] óók facturen naar Deelnemingen heeft gestuurd. [eiseressen] heeft tevens verwezen naar de door haar bij dagvaarding overgelegde productie 5 en 6. Deze producties betreffen een aansprakelijkstelling van [gedaagde] door Deelnemingen (productie 5), waarop door [gedaagde] afwijzend is gereageerd (productie 6). Anders dan [eiseressen] heeft betoogd, kan in deze correspondentie geen erkenning worden gelezen dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en Deelnemingen is gesloten. In dit verband is van belang dat de voorafgaande correspondentie, een aangetekende brief van 24 mei 2005 en de reactie daarop van 25 mei 2005 (producties 3 en 4 bij dagvaarding), tussen KTB en [gedaagde] plaatsvond. Dat [gedaagde] ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten behoorde te begrijpen dat zij niet met haar bekende relatie KTB, maar met Deelnemingen een overeenkomst sloot, heeft [eiseressen] in het licht van de gemotiveerde stellingen van [gedaagde] niet voldoende gemotiveerd aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van [eiseressen] had gelegen om er vóór het sluiten van de overeenkomst voor zorg te dragen dat voor [gedaagde] duidelijk was dat zij – anders dan in het verleden – niet met KTB zou contracteren, maar met Deelnemingen. Nu [eiseressen] daar niet voor heeft zorggedragen, kan zij zich er niet op beroepen dat het haar bedoeling was dat Deelnemingen contractspartij zou worden.
Gelet op het voorgaande wordt de onderhavige overeenkomst geacht te zijn gesloten
tussen [gedaagde] en KTB. Dit brengt met zich mee dat Deelnemingen geen beroep toekomt op de vernietigbaarheid van de op die overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
1.4 De stelling van [gedaagde] dat KTB geen beroep op vernietiging van de ALIB ’92 toekomt omdat zij valt onder de categorie grote wederpartij (aan wie geen beroep op de vernietigingsgrond openstaat) is door [eiseressen] niet weersproken zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan.
1.5 Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] – onder meer door te stellen dat hantering van de ALIB ’92 in de onderhavige branche zeer gebruikelijk is – zijn de stellingen van [eiseressen] die erop neer komen dat [gedaagde] zich in de aanloop naar de onderhavige procedure niet eerder op de ALIB ’92 heeft beroepen, onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de toepasselijkheid van het arbitraal beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
1.6 Op grond van het voorgaande zal de incidentele vordering van [gedaagde] worden toegewezen. [eiseressen] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident en in de hoofdzaak
verklaart zich onbevoegd van de vordering van [eiseressen] kennis te nemen;
veroordeelt [eiseressen] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 452,00 aan salaris procureur en € 1.475,00 aan vast recht.
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
625/1729