ECLI:NL:RBROT:2008:BC6670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
274703 / HA ZA 06-3441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering inzake woonplaats en feitelijke verblijfplaats

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De gedaagde is opgedragen te bewijzen dat zijn woonplaats of feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen. In een tussenvonnis van 25 april 2007 heeft de rechtbank deze bewijsopdracht gegeven. De gedaagde heeft echter aangegeven af te zien van het leveren van bewijs door het horen van getuigen en heeft in plaats daarvan documenten overgelegd die zijn stellingen zouden moeten onderbouwen. Hij heeft onder andere uittreksels uit het kadaster en een getuigschrift van inschrijving in de gemeente Brasschaat overgelegd.

De eiseres heeft echter betwist dat de gedaagde zijn bewijsopdracht heeft nageleefd. Zij heeft aangevoerd dat de gedaagde nog steeds als echtgenoot van zijn vrouw staat vermeld in het kadaster en dat hij regelmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de overgelegde stukken van de gedaagde niet voldoende geacht om te concluderen dat hij zijn woonplaats in Brasschaat heeft. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet geslaagd is in zijn bewijsopdracht, waardoor de grondslag van de incidentele vordering niet vaststaat. Dit leidt tot de afwijzing van de incidentele vordering.

De rechtbank heeft de gedaagde, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 27 februari 2008 voor verdere behandeling in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008 door mr. C. Bouwman.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 274703 / HA ZA 06-3441
Uitspraak: 13 februari 2008
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rockanje,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. M. Elmers,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. G. van der Wende.
Partijen blijven aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
Het procesverloop blijkt uit het griffiedossier, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen.
1. De verdere beoordeling in het incident
1.1 Bij tussenvonnis in het incident van 25 april 2007 is [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen.
1.2 [gedaagde] heeft bij brief van 7 juni 2007 te kennen gegeven af te zien van het leveren van bewijs door het doen horen van getuigen. Hij heeft op 17 juli 2007 een akte na tussenvonnis genomen, waarna [eiseres] op 15 augustus 2007 een antwoordakte heeft genomen.
1.3 In voormelde akte heeft [gedaagde] gesteld dat uit de eerder door hem overgelegde stukken reeds blijkt dat zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen. Daarnaast heeft [gedaagde] ten bewijze van zijn stellingen nog twee producties overgelegd, te weten uittreksels uit het kadaster (waaruit blijkt dat de woning op de Tournooi 20 te Krimpen aan den IJssel toebehoort aan de echtgenote van [gedaagde] en dat zijn dochters elders een woning bezitten) en opnieuw een getuigschrift van inschrijving in de gemeente Brasschaat. Tevens heeft [gedaagde] gesteld dat hij reeds 16 jaar gescheiden leeft van zijn vrouw en dat het naamplaatje aan de woning te Tournooi 20 (waarvan [eiseres] had gesteld dat de naam van [gedaagde] daarop vermeld stond) inmiddels van de deur is verwijderd.
1.4 [eiseres] heeft geconcludeerd dat het aan [gedaagde] opgedragen bewijs niet is geleverd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat in het door [gedaagde] overgelegde uittreksel van het kadaster [gedaagde] nog steeds als echtgenoot van mevrouw [echtgenote] staat genoemd, dat [gedaagde] diverse malen per jaar met vrouw en kinderen op vakantie gaat, dat hij met hen een woning in Goedereede bewoont en dat [gedaagde] zijn werkzaamheden in Nederland verricht zodat hij een groot gedeelte van zijn tijd in Nederland doorbrengt. Ter onderbouwing van dit laatste heeft [eiseres] uittreksels uit het handelsregister overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde] bestuurder is van twee in Nederland gevestigde ondernemingen. Tot slot heeft [eiseres] nog aangevoerd dat de woning te Brasschaat is aangeschaft om belastingtechnische redenen, en dat de inschrijving in de gemeente Brasschaat op relatief eenvoudige wijze is te verkrijgen en niet afdoet aan het feitelijk woonachtig zijn van [gedaagde] te Nederland.
1.5 In het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres] is het (opnieuw) overleggen van een bewijs van inschrijving van de gemeente Brasschaat onvoldoende om te kunnen vaststellen dat [gedaagde] aldaar zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats heeft. Uit de overige door [gedaagde] overgelegde stukken kan dat evenmin volgen. De rechtbank acht [gedaagde] derhalve niet geslaagd in zijn bewijsopdracht. Mitsdien staat de grondslag van de incidentele vordering niet vast, wat ertoe leidt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen. Het beroep van [eiseres] op artikel 102 Rv kan onbesproken blijven.
1.6 [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident.
1.7 Thans zal beraad plaatsvinden over de vraag of een comparitie na antwoord wordt gelast.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 452,00 aan salaris voor de procureur,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 27 februari 2008.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
625/1729