ECLI:NL:RBROT:2008:BC6670
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering inzake woonplaats en feitelijke verblijfplaats
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De gedaagde is opgedragen te bewijzen dat zijn woonplaats of feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen. In een tussenvonnis van 25 april 2007 heeft de rechtbank deze bewijsopdracht gegeven. De gedaagde heeft echter aangegeven af te zien van het leveren van bewijs door het horen van getuigen en heeft in plaats daarvan documenten overgelegd die zijn stellingen zouden moeten onderbouwen. Hij heeft onder andere uittreksels uit het kadaster en een getuigschrift van inschrijving in de gemeente Brasschaat overgelegd.
De eiseres heeft echter betwist dat de gedaagde zijn bewijsopdracht heeft nageleefd. Zij heeft aangevoerd dat de gedaagde nog steeds als echtgenoot van zijn vrouw staat vermeld in het kadaster en dat hij regelmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de overgelegde stukken van de gedaagde niet voldoende geacht om te concluderen dat hij zijn woonplaats in Brasschaat heeft. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde niet geslaagd is in zijn bewijsopdracht, waardoor de grondslag van de incidentele vordering niet vaststaat. Dit leidt tot de afwijzing van de incidentele vordering.
De rechtbank heeft de gedaagde, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 27 februari 2008 voor verdere behandeling in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008 door mr. C. Bouwman.