Zaak-/rolnummer: 276293 / HA ZA 07-114
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELSEVIER OPLEIDINGEN B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. A.T. Bol,
advocaat mr. E.A. Leeman,
de besloten vennootschap KUURMAN WEST B.V.,
gevestigd te Zwartewaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. H.L. Verweel,
advocaat mr. P. Smit.
Partijen worden hierna aangeduid als "Elsevier" respectievelijk "Kuurman".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- brief van mr. Smit van 27 april 2007 met bijlagen;
- faxbericht van mr. Smit van 11 mei 2007 met bijlage;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 mei 2007, met daaraan gehechte stukken;
- akte aan de zijde van Elsevier, met productie;
- akte aan de zijde van Kuurman.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Elsevier heeft in opdracht van Kuurman een examentraining en een examen “metaalconservering” verzorgd voor zeven medewerkers van Kuurman. Het examen heeft op 19 juni 2004 plaatsgevonden.
2.2 Elsevier heeft Kuurman in verband met de onder 2.1 bedoelde werkzaamheden een factuur gedateerd 16 december 2004 toegezonden voor een bedrag van € 12.926,97.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Kuurman te veroordelen tot betaling van € 16.781,72, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 12.926,97 vanaf 1 december 2006, met veroordeling van Kuurman in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Elsevier aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Kuurman dient op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst het ter zake van de door Elsevier verrichte werkzaamheden gefactureerde bedrag van € 12.926,97 te betalen.
3.2 Op grond van artikel 6.3 van de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden is Kuurman de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de vervaldag van de factuur, zijnde 15 januari 2005.
3.3 Op grond van de algemene voorwaarden is Kuurman een bedrag van 10% van het te vorderen bedrag, derhalve € 1.507,55 verschuldigd ter zake van buitengerechtelijke kosten.
4 Het verweer in conventie
Het verweer in conventie strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Elsevier in de kosten van het geding.
Kuurman heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Elsevier heeft niet voldaan aan haar verplichting de bij de afgelegde examens behorende certificaten zo spoedig mogelijk aan Kuurman te verstrekken. Kuurman heeft de certificaten eerst op 21 september 2005 ontvangen. De certificaten waren op dat moment reeds verlopen. Deze zijn slechts geldig, indien zij tijdig door de certificaathouder en diens werkgever zijn ondertekend en teruggestuurd naar DNV Certification B.V (DNV). De certificaten waren in de periode 19 juni 2004 -19 juni 2005 niet ondertekend en derhalve niet geldig. Voor wat betreft de periode na 21 september 2005 hebben de certificaten hun geldigheid definitief verloren. DNV heeft Kuurman eind 2005 bericht dat ingeval van ongeldige certificaten opnieuw examen diende te worden gedaan. Voor zover DNV in september 2005 al een mogelijkheid tot verificatieonderzoek kende, is onduidelijk of zij aan een verzoek daartoe gehoor had gegeven en wat de uitkomst daarvan zou zijn.
4.2 Kuurman heeft zich terecht op haar opschortingsrecht beroepen. Elsevier verkeert in schuldeisersverzuim, zodat Kuurman niet in verzuim kon raken.
4.3 Kuurman heeft Elsevier bij brieven van 12 januari 2005 en 3 februari 2005 in gebreke gesteld. Elsevier is in verzuim geraakt door de certificaten - ondanks verzoek daartoe - niet tijdig te verstrekken. Op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is zij aansprakelijk voor de schade die Kuurman daardoor heeft geleden. Die schade bestaat uit de kosten die Kuurman heeft moeten maken voor de inschakeling van Savantis, bij wie haar werknemers de betreffende trainingen en examens opnieuw hebben moeten afleggen. Daarnaast heeft Kuurman tevergeefs kosten gemaakt in het kader van het volgen van de trainingen en examens door haar werknemers bij Elsevier. De schade van Kuurman bedraagt € 13.162,11. Voorzover Kuurman enig bedrag aan Elsevier verschuldigd zou zijn, beroept zij zich op verrekening met haar vordering op Elsevier.
4.4 Nu Elsevier in hoofdsom niets van Kuurman te vorderen heeft, is Kuurman geen rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De werkzaamheden waarvan Elsevier in het kader van buitengerechtelijke kosten vergoeding vordert, bestaan uit werkzaamheden ter voorbereiding van het geding en ter instructie van de zaak en komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
5 De vordering in reconventie
Kuurman heeft bij conclusie van eis in reconventie veroordeling van Elsevier gevorderd tot betaling van € 22.597,11, alsmede tot vergoeding van schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, in verband met het mislopen van werk. Van de vordering van
€ 22.597,11 maakt deel uit een bedrag van € 18.360,--, zijnde de kosten van het volgen van een cursus bij Savantis. Kuurman heeft ter comparitie haar eis verminderd in die zin dat zij niet langer schadevergoeding vordert wegens het mislopen van werk en dat zij niet langer vordert de kosten van het volgen van de cursus bij Savantis door andere werknemers dan de werknemers die eerder bij Elsevier de cursus hebben gevolgd. Tussen partijen is niet in geschil welke werknemers van Kuurman de cursus bij Elsevier hebben gevolgd. Voor die zeven werknemers is door Savantis een bedrag van € 1.275,-- per persoon gefactureerd (productie 9 van Kuurman), zodat de voor genoemde werknemers bij Savantis gemaakte kosten € 8.925,-- bedragen. Kuurman heeft haar vordering derhalve met (€ 18.360,-- minus € 8.925,--) € 9.435,-- verminderd. De gewijzigde vordering luidt aldus - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Elsevier te veroordelen tot betaling van € 13.162,11, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 28 februari 2007, met veroordeling van Elsevier in de kosten van het geding. Aan deze vordering heeft Kuurman dezelfde stellingen als aan haar verweer in conventie ten grondslag gelegd.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Kuurman in de kosten van het geding.
Naast hetgeen Elsevier in conventie heeft betoogd, heeft zij daartoe het volgende aangevoerd:
6.1 Elsevier heeft de certificaten verstuurd per brief d.d. 8 oktober 2004. De certificaten waren in elk geval tot 19 juni 2005 geldig. Daarna was sprake van ongeldigheid, tenzij de gecertificeerden een gemotiveerd schriftelijk verzoek doen aan DNV om de ongeldigheid te herzien en DNV bereid is hier gehoor aan te geven.
6.2 Kuurman heeft niets gedaan toen zij de certificaten uiterlijk op 21 september 2005 in haar bezit had. Zij had toen onmiddellijk Elsevier moeten berichten en DNV moeten verzoeken de ongeldigheid te herzien. Aannemelijk is dat DNV bereid was geweest om hieraan gehoor te geven.
6.3 Opschorting door Kuurman is niet gerechtvaardigd. Het afgeven van de certificaten was niet de kern van de prestatie. Het ging om de opbouw van vakbekwaamheid. Een groot deel van de prestatie is geleverd.
7 De beoordeling
in conventie en reconventie
7.1 Tussen partijen is in geschil of Elsevier gehouden is tot vergoeding van schade aan Kuurman als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van een op haar rustende verbintenis. Kuurman heeft daartoe gesteld dat zij de certificaten niet tijdig heeft ontvangen en dat de certificaten (daardoor) niet geldig waren. Niet in geschil is dat Elsevier op grond van de overeenkomst gehouden was om bij positieve examenresultaten certificaten te verstrekken. Evenmin is in geschil dat zij dit binnen één of twee maanden na het examen diende te doen. Voorts ligt in de stellingen van partijen besloten dat de door Elsevier te verstrekken certificaten geldig dienden te zijn, zodat de rechtbank daar in het navolgende van uit zal gaan.
7.2 Elsevier heeft gesteld dat de certificaten per brief d.d. 8 oktober 2004 zijn verstuurd. Kuurman stelt dat zij de certificaten eerst, met de genoemde brief gedateerd op 8 oktober 2004, op 21 september 2005 heeft ontvangen. Ook in de eigen stellingen van Elsevier zijn de certificaten derhalve niet eerder dan 8 oktober 2004 verzonden. Nu de examens op
19 juni 2004 hebben plaatsgevonden staat - daargelaten de vraag op welke datum Kuurman de certificaten heeft ontvangen - vast dat Elsevier, door de certificaten niet eerder dan op
8 oktober 2004 te verzenden, is tekortgeschoten in haar verplichting de certificaten tijdig na het examen te verstrekken. Partijen twisten voorts over de vraag of en zo ja, op welk tijdstip, de certificaten ongeldig zijn (geworden) en of de eventuele ongeldigheid als definitief dient te worden aangemerkt. Het antwoord op die vraag kan evenwel, gelet op het navolgende, naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven.
7.3 Voor het ontstaan van een verplichting tot schadevergoeding op grond van een tekortkoming, dient Elsevier ter zake van haar prestatie in verzuim te zijn, tenzij nakoming blijvend onmogelijk is. Kuurman heeft gesteld dat zij voor 21 september 2005 in het geheel niet over certificaten heeft kunnen beschikken en dat na die datum de certificaten definitief hun geldigheid hadden verloren. Ten aanzien van de vraag of nakoming blijvend onmogelijk is geworden, overweegt de rechtbank als volgt. Gedurende een bepaalde periode na het afleggen van de examens was herstel nog mogelijk door alsnog de certificaten te verstrekken, zodat deze konden worden ondertekend en aldus geldig zouden blijven dan wel worden. Voor die periode is verzuim dan ook niet van rechtswege ingetreden. Voorts kan niet gezegd worden dat de schade waarvan Kuurman vergoeding vordert het gevolg is van een tekortkoming in de nakoming van een voortdurende verplichting, die voor het verleden niet meer ongedaan kan worden gemaakt, terwijl Kuurman evenmin vergoeding vordert van zogenaamde gevolgschade, waarvan ongedaanmaking naar haar aard niet mogelijk is.
Voor zover nakoming van de verplichting geldige certificaten te verstrekken door tijdsverloop blijvend onmogelijk zou zijn geworden, geldt het volgende. Het had op de weg van Kuurman gelegen om tijdig actie te ondernemen tot verkrijging van de certificaten en om zonodig tijdig alsnog geldigheid daarvan te bewerkstelligen. Elsevier heeft gesteld dat Kuurman niet eerder dan 18 januari 2005 heeft gesteld dat zij de certificaten niet had ontvangen en nadien niet meer, alsmede dat Kuurman niets heeft gedaan na 21 september 2005. Kuurman heeft die stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Door na te laten voldoende actie te ondernemen heeft Kuurman niet voldaan aan de ingevolge artikel 6:101 BW op haar rustende verplichting haar schade te beperken, op grond waarvan naar het oordeel van de rechtbank eventueel als gevolg van blijvende onmogelijkheid van nakoming geleden schade geheel voor haar rekening dient te blijven.
7.4 Voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, treedt ingevolge artikel 6:82 BW verzuim in beginsel eerst in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld door een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt geboden, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Gesteld noch gebleken is dat zich in het onderhavige geval één van de in artikel 6:83 BW genoemde situaties, waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, voordoet. Tussen partijen staat weliswaar vast dat de certificaten binnen één of twee maanden hadden moeten worden verstrekt, niet gezegd kan worden dat partijen een fatale termijn voor nakoming als bedoeld in artikel 6:83 onder a BW zijn overeengekomen. Aldus was in beginsel voor verzuim van Elsevier een ingebrekestelling vereist. Elsevier heeft bij dagvaarding ter weerlegging van het haar bekende verweer van Kuurman gesteld dat zij niet door Kuurman in gebreke is gesteld. De rechtbank vat deze stelling op als betwisting van de stellingen van Kuurman in conventie alsmede als verweer tegen de vordering in reconventie. Kuurman stelt dat zij Elsevier in gebreke heeft gesteld door middel van haar brief van 12 januari en faxbericht van 3 februari 2005. In de brief van 12 januari 2005 is onder meer opgenomen:
“Alvorens wij uw factuur inboeken, verzoeken wij u vriendelijk ons de genoemde certificaten te doen toekomen, immers wij hebben deze nooit ontvangen.
(…)
Gaarne ontvangen wij van u een uitsplitsing van de gedeclareerde uren, omdat het ons voorkomt dat uw tarieven wel zeer hoog zijn.”
In het faxbericht van 3 februari 2005 is onder meer opgenomen:
“Inzake uw betalingsherinnering (…) verwijzen wij naar ons schrijven van 12 januari 2005.”
Genoemde brieven bevatten naar het oordeel van de rechtbank geen duidelijke eis om binnen een bepaalde termijn na te komen, zodat van een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW geen sprake is. Daaraan kan niet afdoen de stelling van Kuurman dat zij telefonisch navraag heeft gedaan naar de certificaten, reeds nu daarmee aan de in genoemd artikel gestelde eis van schriftelijkheid niet is voldaan. Gesteld noch gebleken is voorts dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval meebrengen dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, dan wel in de weg staan aan een beroep op het ontbreken van een (schriftelijke) ingebrekestelling. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat Kuurman na de brief van 12 januari 2005 niet meer (schriftelijk) bij Elsevier op de certificaten is teruggekomen - ook niet nadat zij deze alsnog had ontvangen - terwijl zij bij brief van 15 maart 2005 wel opnieuw bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van de tarieven. Eerst bij brief van 23 maart 2006 heeft Kuurman Elsevier bericht dat zij in september 2005 de certificaten had ontvangen, dat deze verlopen waren en dat haar werknemers inmiddels hadden deelgenomen aan een nieuwe cursus. Nu Kuurman Elsevier niet in gebreke heeft gesteld, is deze niet in verzuim geraakt, zodat reeds om deze reden geen verplichting bestaat tot vergoeding van de door Kuurman gevorderde schade.
In conventie
7.5 Nu Kuurman gelet op het voorgaande geen aanspraak op schadevergoeding door Elsevier kan maken, dient haar beroep op verrekening in conventie te worden verworpen.
7.6 Kuurman stelt dat zij haar verplichting tot betaling bij brief van 12 januari 2005 heeft opgeschort, dat Elsevier daardoor in schuldeisersverzuim is geraakt en dat Kuurman daarom niet in verzuim kon geraken. Elsevier heeft gesteld dat het ontbreken van de certificaten opschorting niet rechtvaardigde, nu een groot deel van de prestatie is geleverd. Naar het oordeel van de rechtbank was opschorting wegens het ontbreken van de certificaten gerechtvaardigd, nu de deelname aan de cursus en het examen gericht was op het behalen van certificaten. Kuurman heeft haar betalingsverplichting opgeschort in afwachting van de ontvangst van de certificaten. Haar recht op opschorting eindigt dan ook in beginsel na ontvangst daarvan. Kuurman heeft gesteld dat zij de certificaten eerst op 21 september 2005 heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Elsevier die stelling onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende stellig betwist, zodat in rechte vast staat dat Kuurman de certificaten op 21 september 2005 heeft ontvangen. Voor zover Kuurman meende dat Elsevier ook na 21 september 2005 tekortschoot in de nakoming van haar verbintenis (in verband met de geldigheid van de certificaten), had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Kuurman gelegen jegens Elsevier (opnieuw) een beroep te doen op opschorting, duidelijk te maken wat de reden van opschorting was alsmede wat zij wenste ten aanzien van de overeenkomst. Nu Kuurman dit heeft nagelaten, is haar opschortingsrecht op 21 september 2005 geëindigd.
7.7 Elsevier stelt, met een beroep op haar algemene voorwaarden, dat Kuurman de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 12.926,97 verschuldigd is vanaf de vervaldag van de factuur, zijnde 15 januari 2005. Nu uit het voorgaande volgt dat Kuurman van
12 januari 2005 tot 21 september 2005 haar betalingsverplichting heeft mogen opschorten, is Kuurman de wettelijke handelsrente - als voor het overige onbetwist - verschuldigd over het bedrag van € 12.926,97 vanaf 21 september 2005.
7.8 Kuurman heeft niet betwist de stelling van Elsevier dat haar op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gelijk aan 10% van de hoofdsom toekomt. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten komt derhalve op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. In het onderhavige geval acht de rechtbank echter termen aanwezig om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv te matigen, nu de aard en de omvang van de gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden de toewijzing van de gevorderde vergoeding niet kunnen rechtvaardigen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal dan ook gematigd worden toegewezen, en wel tot het in het Rapport Voor-werk II gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen tot een bedrag van € 904,-- worden toegewezen.
7.9 Kuurman zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
in reconventie
7.10 Ingevolge hetgeen hiervoor onder 7.1 tot en met 7.4 is overwogen, dient de vordering van Kuurman in reconventie te worden afgewezen.
7.11 Kuurman zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.
8 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Kuurman om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Elsevier te betalen het bedrag van € 13.830,97 (zegge: dertienduizendachthonderddertig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 2 BW over een bedrag van € 12.926,97 vanaf 21 september 2005 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Kuurman in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Elsevier bepaald op € 370,-- aan vast recht, op € 71,32 aan overige verschotten en op € 1.130,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen in conventie betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
wijst af de vordering van Kuurman;
veroordeelt Kuurman in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Elsevier bepaald op € 565,-- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.J. Visser.
Uitgesproken in het openbaar.
1884/1694