ECLI:NL:RBROT:2008:BC9713

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
283411 / HA ZA 07-1184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering en erkenning door deelbetalingen

In deze zaak, uitgesproken op 13 februari 2008 door de Rechtbank Rotterdam, staat de verjaring van een vordering centraal. Eiseres, Spektrum Financieringen B.V., heeft [gedaagde] aangesproken voor een openstaande schuld van € 9.417,44, voortvloeiend uit een kredietovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering in het voorjaar van 1988 opeisbaar werd, maar dat de verjaring is gestuit door een brief van Vogel Inkasso d.d. 17 december 1992. Na deze stuiting is er een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar gaan lopen, die opnieuw is gestuit door de dagvaarding van 13 juli 1994. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de verjaringstermijn opnieuw is gestuit door een brief van Haghedreve d.d. 17 december 1997, en dat de verjaringstermijn opnieuw is verlengd door een brief van 31 januari 2000. Echter, de rechtbank oordeelt dat de termijnbetalingen die [gedaagde] vanaf 3 mei 2004 heeft gedaan, niet kunnen worden beschouwd als een erkenning van de schuld, omdat [gedaagde] in de veronderstelling verkeerde dat hij nog steeds afbetaalde op een eerder vonnis. Hierdoor is de verjaring niet gestuit en is de vordering van Spektrum Financieringen verjaard. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt Spektrum Financieringen in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 283411 / HA ZA 07-1184
Uitspraak: 13 februari 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPEKTRUM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij,
advocaat mr. J.I. van Vlijmen te Rijswijk,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. J.C. Hardam.
Partijen worden hierna aangeduid als "Spektrum Financieringen" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 19 april 2007, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 1 augustus 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Spektrum Financieringen overgelegde brieven van 14, 16 en 21 november 2007, met producties;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 22 november 2007.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Krachtens diverse statutenwijzigingen is de naam van de naamloze vennootschap Ennia Financiering N.V. gewijzigd in Spektrum Financieringen.
2.2
[gedaagde] heeft op 9 maart 1979 een doorlopend kredietovereenkomst (“de kredietovereenkomst”) gesloten met Ennia Financieringen. Deze overeenkomst betreft een “Ennia Konstant Krediet” met als contractnummer F 1090026. De overeengekomen kredietlimiet bedroeg fl. 8.000,- (€ 3.630,24). Voorts is overeengekomen dat [gedaagde] over het uitstaande saldo wettelijke rente was verschuldigd en dat hij maandelijks een bedrag gesteld op 3% van het debetsaldo zou terugbetalen, met een minimum van fl. 100,- (€ 45,38).
2.3
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand doen ontstaan van meer dan twee termijnen. Spektrum Financieringen heeft het krediet conform de toepasselijke algemene voorwaarden in het voorjaar van 1988 ineens opgeëist.
2.4
Vogel Inkasso, thans genaamd Incassobureau Haghedreve B.V. (“Haghedreve”), heeft namens Spektrum Financieringen aan [gedaagde] een brief gestuurd, gedateerd 17 december 1992, met – voorzover van belang – de volgende inhoud:
“(…) Betreft: (…) dossier: 21257
(…) delen wij u namens client mede, dat (…) zij uitdrukkelijk haar recht op nakoming van de met U gesloten overeenkomst voorbehoudt (…)”.
2.5
In het kader van de betalingsachterstand heeft Spektrum Financieringen op 13 juli 1994 [gedaagde] en zijn echtgenote gedagvaard om te verschijnen op de zitting van de kantonrechter te Rotterdam. Spektrum Financieringen vorderde in deze procedure veroordeling tot betaling van een gedeelte van het totaal verstrekte krediet, te weten een bedrag van fl. 5.000,- (€ 2.268,90), en reserveerde haar rechten om het resterende bedrag op een later moment te vorderen. Aan de vordering van het bedrag van fl. 5.000,- (€ 2.268,90) is door of namens Spektrum Financieringen het dossiernummer “30178” gekoppeld.
2.6
Op 6 september 1994 zijn [gedaagde] en zijn echtgenote bij verstek door de kantonrechter te Rotterdam hoofdelijk veroordeeld tot betaling van fl. 5.000,- (€ 2.268,90), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
2.7
In 1995 is [gedaagde] gestart met het doen van termijnbetalingen teneinde te voldoen aan de veroordeling tot betaling als bedoeld onder 2.6.
2.8
Haghedreve heeft namens Spektrum Financieringen aan [gedaagde] een brief gestuurd, gedateerd 17 december 1997, met – voorzover van belang – de volgende inhoud:
“(…) Betreft: (…) dossiernr: 21257
(…) delen wij u namens cliënte mede dat ingevolge de wettelijke bepalingen zij uitdrukkelijk haar recht op nakoming van de met u gesloten overeenkomst voorbehoudt (…)”.
2.9
Haghedreve heeft namens Spektrum Financieringen aan [gedaagde] een brief gestuurd, gedateerd 31 januari 2000, met – voorzover van belang – de volgende inhoud:
“(…) Betreft: (…) dossiernr: 30178 (…)
U dient (…) ingaande 3 februari 2000 fl 100.00 per maand te voldoen (…)”.
Bij deze brief zijn twee specificaties van openstaande bedragen gezonden; één met betrekking tot het dossiernummer 30178 ter hoogte van fl. 4.711,47 (€ 2.137,97), en één met betrekking tot het dossiernummer 21257 ter hoogte van fl. 22.251,40 (€ 10.097,25).
2.1
Op 3 mei 2004 had [gedaagde] het bedrag tot betaling waarvan hij bij vonnis van 6 september 1994 door de kantonrechter te Rotterdam was veroordeeld, voldaan. Hiervan is hij door of namens Spektrum Financieringen niet op de hoogte gesteld. Na 3 mei 2004 is [gedaagde] termijnbetalingen blijven doen. Vanaf die datum heeft Spektrum Financieringen deze betalingen aangemerkt als afbetaling van het openstaande bedrag met dossiernummer 21257.
2.11
Haghedreve heeft namens Spektrum Financieringen aan [gedaagde] een brief gestuurd, gedateerd 20 april 2006, met – voorzover van belang – de volgende inhoud:
“(…) Betreft: (…) dossiernr: 21257
(…) dat u met ingang van 5 mei 2006 een bedrag van € 75.00 per maand aan ons dient te voldoen. (…)
Ter informatie delen wij u mede dat deze vordering destijds in verband met de competentiegrens van de Kantonrechter is gesplitst in het dossier met nummer 30178 en het onderhavige dossier. Het dossier met nummer 30178 is inmiddels door u voldaan. Voor het restant van de vordering in het onderhavige dossier hebben wij u aangeschreven voor een betalingsregeling (…)”.
3 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 9.417,44, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Spektrum Financieringen aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
Op 21 oktober 1983 is de limiet van de onder 2.2 vermelde kredietovereenkomst verhoogd naar fl. 15.000,- (€ 6.806,70). In overeenstemming met de algemene voorwaarden is het gehele krediet in 1988 opgeëist.
3.2
Spektrum Financieringen heeft uit hoofde van de kredietovereenkomst – na aftrek van hetgeen reeds op de vordering is betaald – thans nog opeisbaar van [gedaagde] te vorderen een bedrag van € 9.417,44, inzake dossiernummer 21257.
3.3
Spektrum Financieringen maakt aanspraak op de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum der dagvaarding, te weten vanaf 19 april 2007.
3.4
Nadat de vordering in 1988 ineens werd opgeëist, is de verjaring binnen vijf jaren gestuit door de onder 2.4 vermelde brief van 17 december 1992. Na 17 december 1992 heeft [gedaagde] een betalingsregeling getroffen voor de vordering, welke regeling tot en met juli 2006 correct is nagekomen. Hierdoor is de verjaring na 17 december 1992 telkens door erkenning gestuit.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Spektrum Financieringen in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
4.1
De vordering van Spektrum Financieringen is verjaard. [gedaagde] heeft vanaf de dagvaarding van 13 juli 1994 tot aan de ontvangst van de brief van 20 april 2006 van Spektrum Financieringen geen informatie meer ontvangen met betrekking tot het restant van de vordering. De verjaring is niet gestuit door de door hem sinds 3 mei 2004 verrichtte termijnbetalingen op dit restant. [gedaagde] heeft het restant van de vordering niet erkend zoals bedoeld in artikel 3:318 van het Burgerlijk Wetboek (“BW”). Van stuiting door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling van de zijde van Spektrum Financieringen is evenmin sprake.
4.2
Het is onjuist dat het onder 2.2 vermelde krediet op 21 oktober 1983 zou zijn verhoogd naar fl. 15.000,- (€ 6.806,70).
5 De beoordeling
5.1
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de vordering van Spektrum Financieringen is verjaard. Tussen partijen staat vast dat de vordering in het voorjaar van 1988 opeisbaar is geworden. Tevens staat tussen partijen vast dat de verjaring van de vordering is gestuit door de brief van Vogel Inkasso d.d. 17 december 1992 (weergegeven onder 2.4). Daarna is een nieuwe verjaringstermijn van 5 jaren gaan lopen ingevolge artikel 3: 307, lid 1, BW. Tussen partijen staat voorts vast dat deze verjaring is gestuit door de dagvaarding van 13 juli 1994. Vanaf 14 juli 1994 is derhalve een nieuwe verjaringstermijn van 5 jaren gaan lopen.
5.2
Spektrum Financieringen heeft zich ter comparitie van partijen op het standpunt gesteld dat de verjaring in de periode van 14 juli 1994 tot 14 juli 1999 is gestuit door de door Haghedreve aan [gedaagde] verstuurde brief van 17 december 1997, weergegeven onder 2.8. Dit is door [gedaagde] ter comparitie van partijen niet betwist. Nu deze brief naar vorm en inhoud een rechtsgeldige stuitingshandeling oplevert, wordt deze aangemerkt als een stuitingshandeling ex artikel 3:317 BW, zodat op 18 december 1997 een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaren is aangevangen.
5.3
Spektrum Financieringen heeft ter comparitie van partijen gesteld dat de verjaring in de periode van 18 december 1997 tot 18 december 2002 is gestuit door de door Haghedreve namens Spektrum Financieringen opgemaakte en aan [gedaagde] verstuurde brief van 31 januari 2000. Spektrum Financieringen heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
In de eerste plaats zijn bij deze brief twee specificaties bijgevoegd; één met betrekking tot het bedrag tot betaling waartoe [gedaagde] is veroordeeld door de kantonrechter bij vonnis van 6 september 1994 (dossiernummer 30178), en één met betrekking tot het restant van de totale vordering (dossiernummer 21257). In de tweede plaats betreft deze brief een aanmaning voor beide dossiernummers.
[gedaagde] heeft dit standpunt van Spektrum Financieringen ter comparitie van partijen gemotiveerd betwist.
5.4
Indien de brief van Haghedreve van 31 januari 2000 geen stuitende werking heeft, zou dit tot gevolg hebben dat de vordering van Spektrum Financieringen per 18 december 2002 is verjaard. In dat geval dient de vordering te worden afgewezen.
Indien deze brief wel stuitende werking heeft, zou dit leiden tot het ingaan van een nieuwe verjaringstermijn, eindigend op 1 februari 2005.
5.5
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de verjaring van de vordering tot nakoming rechtsgeldig is gestuit door de brief van 31 januari 2000, geldt het volgende.
Spektrum Financieringen heeft ter comparitie van partijen gesteld dat de verjaring is gestuit, aangezien [gedaagde] vanaf 3 mei 2004 is gestart met het afbetalen op het restant van de vordering en daarmee deze vordering heeft erkend. Spektrum Financieringen heeft hiertoe overwogen dat [gedaagde] had kunnen en behoren te weten dat hij had afbetaald op het bedrag van fl. 5.000,- (€ 2.268,90), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en was begonnen aan het afbetalen op het restant van de totale vordering. Het doen van deelbetalingen op een schuld kan worden gezien als een rechtsgeldige erkenningshandeling, aldus Spektrum Financieringen.
[gedaagde] heeft ter comparitie van partijen aangevoerd dat het feit dat de termijnbetalingen vanaf 3 mei 2004 doorliepen op het restant van de vordering niet kan worden beschouwd als een rechtsgeldige erkenningshandeling. Primair heeft hij hiertoe aangevoerd dat hij niet bewust heeft afbetaald op de restantvordering, maar meende nog steeds af te betalen naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter. Subsidiair heeft [gedaagde] gesteld dat het doen van termijnbetalingen op een schuld geen erkenning van die schuld oplevert volgens de wet.
5.6
Ingevolge artikel 3:318 BW stuit erkenning van het recht van de gerechtigde de verjaring van de rechtsvordering tegen hem die het recht erkent. Erkenning kan volgen uit woorden en daden. Het is niet noodzakelijk dat de rechtsvordering uitdrukkelijk wordt erkend. Elke handeling of gedraging van een schuldenaar waaruit blijkt dat hij de schuld erkent, stuit de verjaring. Het betalen van een gedeelte van de schuld of van een termijn kan onder omstandigheden een erkenning als bedoeld in artikel 3:318 BW inhouden.
Haghedreve heeft vanaf 3 mei 2004 de termijnbetalingen in mindering gebracht op de onderhavige vordering van Spektrum Financieringen. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat hij steeds in de veronderstelling is geweest dat hij termijnbetalingen deed op het bedrag van fl. 5.000,- (€ 2.268,90), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, tot betaling waartoe hij op 6 september 1994 door de kantonrechter te Rotterdam was veroordeeld. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zich er bewust van is geweest dat hij deelbetalingen deed op het restant van de totale schuld. In het onbewust doen van termijnbetalingen op een schuld kan naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsgeldige erkenning van die schuld besloten liggen. Het standpunt van Spektrum Financieringen dat [gedaagde] had kunnen en behoren te weten dat hij had afbetaald op het bedrag van fl. 5.000,- (€ 2.268,90), vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en was begonnen aan het afbetalen op het restant van de totale vordering, kan niet tot een ander oordeel leiden nu hieruit evenmin een bewustzijn van [gedaagde] kan worden afgeleid.
5.7
Nu de door [gedaagde] vanaf 3 mei 2004 gedane termijnbetalingen op de onderhavige vordering geen erkenning van die vordering inhouden, is de verjaring in de periode van 1 februari 2000 tot 1 februari 2005 niet gestuit. Gelet op het – door [gedaagde] gestelde en door Spektrum Financieringen onweersproken – feit dat Spektrum Financieringen eerst op 20 april 2006 contact heeft opgenomen met [gedaagde] over de restantschuld, heeft dit tot gevolg dat de vordering, in het geval de brief van 31 januari 2000 stuitende werking zou hebben gehad, is verjaard per 1 februari 2005. De vordering van Spektrum Financieringen zal derhalve worden afgewezen.
De vraag of de brief van 31 januari 2000 dient te worden beschouwd als een rechtsgeldige stuitingshandeling behoeft dan ook geen beantwoording meer.
5.8
Spektrum Financieringen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering af;
veroordeelt Spektrum Financieringen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 865,-, waarvan te voldoen:
a aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 19 23 25 892, ten name
van MvJ Arrondissement Rotterdam
[545]), onder vermelding van zaak- en rolnummer):
€ 22,- aan in debet gesteld vast
recht;
€ 768,- aan salaris voor de
procureur;
-------- +
€ 790,-
b aan de procureur van [gedaagde]:
€ 75,- voor het niet in debet
gestelde deel van het vast recht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink.
Uitgesproken in het openbaar.
1906/777