ECLI:NL:RBROT:2008:BC9771
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.N. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij besmetting van zending rijst tijdens zeevervoer onder cognossement
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van Antimachos Shipping Co. Ltd. centraal in verband met een zending rijst die besmet was met levende insecten. De eiseressen, aangeduid als AIG c.s., vorderden schadevergoeding op basis van een schoon cognossement dat was afgegeven voor de zending, die op 31 augustus 2002 in Darrow, Louisiana, was ingeladen. Na aankomst in Rotterdam op 26 september 2002 werd de besmetting vastgesteld, wat leidde tot de vordering van AIG c.s. tegen Antimachos. De rechtbank diende te beoordelen of de besmetting het gevolg was van een eigen gebrek van de zending of dat Antimachos aansprakelijk was als vervoerder onder het cognossement.
De rechtbank oordeelde dat AIG c.s. moest bewijzen dat de zending bij inontvangstneming in gezonde, vervoersgeschikte staat verkeerde. De rechtbank stelde vast dat de besmetting met insecten waarschijnlijk al vóór of tijdens de inlading had plaatsgevonden, en dat Antimachos zich kon beroepen op de ontheffingsgrond van de US Cogsa, die aansprakelijkheid uitsluit voor schade die voortvloeit uit inherente gebreken van de goederen. De rechtbank concludeerde dat de betwisting van de vorderingsgerechtigdheid van AIG c.s. onvoldoende gemotiveerd was en dat de subrogatie van de verzekeraars voldoende was aangetoond. De rechtbank bepaalde dat AIG c.s. het recht had om de vordering in te stellen, maar dat het aan hen was om te bewijzen dat de zending in goede staat verkeerde bij ontvangst door de vervoerder.