ECLI:NL:RBROT:2008:BC9771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209288/HA ZA 04-147
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.N. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij besmetting van zending rijst tijdens zeevervoer onder cognossement

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van Antimachos Shipping Co. Ltd. centraal in verband met een zending rijst die besmet was met levende insecten. De eiseressen, aangeduid als AIG c.s., vorderden schadevergoeding op basis van een schoon cognossement dat was afgegeven voor de zending, die op 31 augustus 2002 in Darrow, Louisiana, was ingeladen. Na aankomst in Rotterdam op 26 september 2002 werd de besmetting vastgesteld, wat leidde tot de vordering van AIG c.s. tegen Antimachos. De rechtbank diende te beoordelen of de besmetting het gevolg was van een eigen gebrek van de zending of dat Antimachos aansprakelijk was als vervoerder onder het cognossement.

De rechtbank oordeelde dat AIG c.s. moest bewijzen dat de zending bij inontvangstneming in gezonde, vervoersgeschikte staat verkeerde. De rechtbank stelde vast dat de besmetting met insecten waarschijnlijk al vóór of tijdens de inlading had plaatsgevonden, en dat Antimachos zich kon beroepen op de ontheffingsgrond van de US Cogsa, die aansprakelijkheid uitsluit voor schade die voortvloeit uit inherente gebreken van de goederen. De rechtbank concludeerde dat de betwisting van de vorderingsgerechtigdheid van AIG c.s. onvoldoende gemotiveerd was en dat de subrogatie van de verzekeraars voldoende was aangetoond. De rechtbank bepaalde dat AIG c.s. het recht had om de vordering in te stellen, maar dat het aan hen was om te bewijzen dat de zending in goede staat verkeerde bij ontvangst door de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 209288/HA ZA 04-147
Uitspraak: 9 april 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap AIG EUROPE (NETHERLANDS) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de naamloze vennootschap HANNOVER INTERNATIONAL INSURANCE (NEDERLAND) N.V.,
gevestigd te Rotterdam
4. de naamloze vennootschap SARA LEE / DE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DETREX B.V.,
gevestigd te Joure,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEINRICH HANNO & CO. B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident ex art. 843a Rv,
procureur mr N. Lagerweij,
advocaat mr R.P.M. van Leeuwen (Amsterdam),
- tegen -
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging ANTIMACHOS SHIPPING CO. LTD.,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr A.J. van Steenderen,
advocaat mr J.F. van der Vlies.
De eiseressen in de hoofdzaak worden hierna tezamen aangeduid als "AIG c.s." en afzonderlijk als "AIG", "Aegon", "Hannover", "DE", "Detrex" en "Hanno". Gedaagde in de hoofdzaak wordt aangeduid als "Antimachos".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 26 september 2003;
- incidentele conclusie houdende vordering ex artikel 843a Rv van Antimachos, met
productie;
- conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv;
- akte houdende overlegging van producties van AIG c.s., met producties;
- vonnis van de rechtbank d.d. 11 oktober 2006, waarbij de incidentele vordering van
Antimachos is toegewezen;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, tevens voorwaardelijkge incidentele vordering ex artikel 843a Rv
van AIG c.s., met producties;
- conclusie van dupliek, tevens antwoord op incidentele vordering ex artikel 843a Rv.
2. De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Op of omstreeks 31 augustus 2002 heeft Antimachos te Darrow, Louisiana, USA, in het haar in eigendom toebehorende ms. Irini F een zending van 980,894 mt rijst in bulk in ontvangst genomen ten vervoer over zee naar Rotterdam.
2.2
Voor dit vervoer is een schoon cognossement afgegeven, gedateerd te Darrow, Louisiana op 31 augustus 2002, ondertekend door "K&C Shipping, Inc., as agents For The Master,
Capt. Y. Kokarev".
2.3
Na aankomst in Rotterdam op 26 september 2002 werd in de zending rijst een besmetting met levende insecten vastgesteld.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Antimachos te veroordelen om te betalen:
primair:
-aan AIG € 11.583,16,
-aan Aegon € 5.791,58
-aan Hannover € 5.791,58,
-aan DE € 1.250,-,
subsidiair:
-aan DE € 24.416,15,
meer subsidiair:
-aan Detrex € 24.416,15,
uiterst subsidiair:
-aan Hanno € 24,416,15,
met rente vanaf 27 september 2007 en kostenveroordeling.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft AIG c.s. aan de vordering - kort en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
(a) de besmetting met levende insecten is ontstaan tijdens het vervoer; deze heeft geleid tot een schade van € 24.416,15, inclusief expertisekosten; Antimachos is daarvoor aansprakelijk; in elk geval had geen schoon cognossement mogen worden afgegeven; er is onvoldoende zorg voor de lading betracht;
(b) DE, althans Detrex, althans Hanno was recht- en regelmatig houder van het cognossement en gerechtigd tot aflevering van de zending overeenkomstig de inhoud van het cognossement;
(c) ingevolge betaling krachtens verzekeringsovereenkomst van € 23.166,32, zijn AIG, Aegon en Hannover gesubrogeerd in de rechten van DE tot bedragen van respectievelijk
€ 11.583,16, € 5.791,58 en € 5.791,58; een eigen risico van € 1.250,- is niet aan DE vergoed; indien en voor zover genoemde verzekeraars niet zijn gesubrogeerd, wordt de vordering subsidiair voor het totaalbedrag ingesteld door DE, meer subsidiair door Detrex en uiterst subsidiair door Hanno, al naar gelang wie onder de omstandigheden als actief gelegitimeerde moet worden aangemerkt.
4. Het verweer in de hoofdzaak
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van AIG c.s. in de kosten van het geding.
4.2
Antimachos heeft daartoe het volgende aangevoerd:
(a) de vorderingsgerechtigdheid van AIG c.s. wordt betwist;
(b) Antimachos is niet aansprakelijk: de rijst was besmet met larven die zich al voor de inlading in de rijstkorrels bevonden en die zich tijdens de reis hebben ontwikkeld, zodat de schade het gevolg is van een eigen gebrek; de besmetting kon bij de inlading niet door de kapitein worden waargenomen;
(c) de schadeomvang wordt betwist.
5. De voorwaardelijke incidentele vordering en het verweer daartegen
5.1
De vordering luidt - verkort weergegeven - Antimachos te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis aan AIG c.s. een afschrift (voor- en achterzijde) te zenden van het cognossement nr. 3 d.d. Darrow Louisiana 31 augustus 2002, afgegeven of ondertekend namens Capt. Y. Kokarev, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Antimachos in de kosten.
5.2
Aan deze vordering heeft AIG c.s. kort en zakelijk weergegeven ten grondslag gelegd dat zij een rechtmatig belang heeft een afschrift van het cognossement te vorderen, voor het geval het bewijs van het gestelde cognossementhouderschap niet voldoende zou worden geacht, de bewijslast bij haar zou blijven rusten en Antimachos het verweer ter zake zou handhaven.
5.3
Antimachos heeft deze vordering bestreden: de voor- en achterzijde van het bewuste cognossement zijn al door AIG c.s. overgelegd en derhalve in haar bezit; Antimachos kan - op grond van de redelijkheid en billijkheid - niet gehouden worden documenten te verschaffen aan haar wederpartij die moet aantonen wie een vorderingsrecht heeft.
6. De beoordeling van de hoofdzaak en het incident
6.1
De vordering van AIG c.s. tot schadevergoeding is gebaseerd op het cognossement. Ingevolge het daarop toepasselijke Nederlandse recht komt deze vordering toe aan de recht- en regelmatig cognossementhouder ten tijde van de aflevering.
6.2
AIG c.s. heeft primair gesteld dat DE recht- en regelmatig cognossementhouder was, dat het document door Hanno namens DE is gepresenteerd - door middel van verzending per post - aan de agent van Antimachos in Rotterdam, K&C Shipping B.V. en dat Detrex de huisexpediteur was van DE.
6.3
AIG c.s. heeft een kopie overgelegd van het "third original" van het cognossement. Op het stuk is als "shipper" vermeld Louis Dreyfus Corporation en het cognossement luidt "to shipper's order". Tevens is Douwe Egberts Nederland vermeld als "notify". Op de keerzijde staat een stempel van "LDC - Krohn Division" met een handtekening. Aangenomen kan worden dat dit een endossement in blanco is van de genoemde afzender. Kennelijk is dit stuk - buiten toedoen van Antimachos - in het bezit gekomen van AIG c.s..
6.4
Overgelegd is een factuur van Louis Dreyfus aan Douwe Egberts Nederland voor de verkoop van de bewuste zending rijst, op basis van CNF Rotterdam. In een e-mail d.d. 10 september 2002 berichtte Louis Dreyfus aan Douwe Egberts (Sara Lee) "documents to follow soonest".
In het (hoofd-)expertiserapport van J. Hamer & H. van Hussen B.V. is onder meer vermeld dat Hanno bij de lossing van de zending in Rotterdam op 27 september 2002 optrad als superintendent voor de ontvanger DE en dat deze expert was ingeschakeld door (vertegenwoordigers) van DE als ladingbelanghebbende respectievelijk verzekerde.
Blijkens enkele overgelegde stukken is de schade aan de zending rijst (grotendeels) vergoed aan DE als verzekerde. Op een invoercertificaat d.d. 23 september 2002 voor een zending rijst van 992.000 kg staat Douwe Egberts Nederland B.V. vermeld als titularis.
6.5
Antimachos heeft niet betwist dat K&C Shipping B.V. haar vertegenwoordiger was in Rotterdam. Vaststaat dat de zending rijst na lossing uit de Irini F in Rotterdam is afgeleverd. Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken, gaat de rechtbank ervan uit dat aflevering van de zending rijst in Rotterdam heeft plaatsgevonden tegenover presentatie van het cognossement (een origineel exemplaar daarvan).
6.6
Antimachos heeft de vorderingsgerechtigdheid van DE, Detrex of Hanno als cognossementhouder in wezen slechts betwist bij gebrek aan wetenschap. Zij heeft in dat verband geen concrete feiten aangevoerd, in het bijzonder geen feiten waaruit zou kunnen volgen dat de zending aan een ander is afgeleverd en dat bij aflevering een ander dan de genoemden als recht- en regelmatig cognossementhouder moesten worden beschouwd.
Uit de reactie van Antimachos op de incidentele vordering tot het overleggen van het cognossementsexemplaar valt op te maken dat op het voor aflevering gepresenteerde exemplaar geen andere endossementen of aftekeningen voorkwamen dan het endossement van Louis Dreyfus.
6.7
In het licht van de hiervoor weergegeven omstandigheden acht de rechtbank de betwisting van het recht- en regelmatig cognossementhouderschap van (primair) DE onvoldoende gemotiveerd. Dat brengt mee dat de incidentele vordering van AIG c.s. tot afgifte van het cognossementsexemplaar geen verdere beoordeling meer behoeft.
De gestelde subrogatie van AIG, Aegon en Hannover is door de overgelegde producties voldoende aangetoond, zodat aan hen het vorderingsrecht toekomt voor zover zij hebben uitgekeerd en aan DE voor het niet uitbetaalde eigen risico.
6.8
Niet is betwist dat Antimachos kan worden aangesproken als vervoerder onder het cognossement.
Partijen zijn het erover eens dat op de aansprakelijkheid van de cognossementvervoerder de US Cogsa van toepassing is. Antimachos beroept zich op de ontheffingsgrond van
art. 4(2)(m) US Cogsa: loss or damage arising from inherent defect, quality or vice of the goods. De zending was volgens haar bij inlading reeds besmet en niet in vervoersgeschikte staat.
6.9
Uit de overgelegde producties blijkt onder meer het volgende.
De Irini F had vóór de onderhavige reis in alle vijf ruimen alumina in bulk vervoerd van Australië naar New Orleans. Na lossing waren de ruimen gereinigd met water (uit de Mississipi) en vervolgens door het US Department of Agriculture en het National Cargo Bureau, Inc. goedgekeurd voor belading met rijst en soortgelijke producten.
Overgelegd is een drietal certificaten van het USDA. In het ene 'rice inspection services certificate' is vermeld dat op 31 augustus 2002 (8.00 uur) ruim 3 van de Irini F is onderzocht "and found to be clean, dry, free of insect infestation and in such condition as not to contaminate the rice to be loaded". In het andere 'rice inspection services certificate' is vermeld dat een partij van [2,]184,524 pounds (vendor's weight) rijst op genoemde datum vanuit twee lichters is overgeladen in ruim 3 van de Irini F bovenop een separatie en dat deze rijst "does not contain live insects". Deze partij rijst maakte deel uit van een ongedeelde partij van in totaal 6,881,252 pounds. In het 'phytosanitary certificate' staat dat een partij van [2,]184,524 pounds rijst van 'exporter' Louis Dreyfus Corporation en 'consignee' Douwe Egberts Nederland op genoemde datum is geïnspecteerd en "considered to be free from the quarantine pests, specified by the importing contracting party". 2,184,524 pounds komt overeen met 990,894 mt en 6,881,252 pounds is 3.121,317 mt.
De ongedeelde partij van 3.121,317 mt werd in ruim 3 gestuwd bovenop een partij van 1.245,537 mt rijst, daarvan gescheiden door polypropyleen zeilen en platen plywood.
Boven de rijst werd, met een soortgelijke separatie, een partij van 2.016,274 mt maisglutenmeel gestuwd. Met betrekking tot de niet voor DE bestemde rest van de ongedeelde partij (2.130.423 mt) zijn geen certificaten overgelegd, terwijl ook niet blijkt of dit gedeelte was aangevoerd met dezelfde lichters. Omtrent de herkomst van de diverse hoeveelheden rijst is niets gesteld of gebleken.
6.1
Uit het hoofdrapport van Hamer & Van Hussen blijkt dat de andere ontvangers van de ongedeelde partij rijst na lossing in Rotterdam geen klachten hadden over de conditie van hun gedeelte van de partij. Daaruit valt af te leiden dat daarin geen besmetting met levende insecten is aangetroffen (niet duidelijk is of dit ook gold voor de partij rijst die onderin ruim 3 was vervoerd). Dit vormt een aanwijzing dat de besmetting van de onderhavige zending niet is ontstaan aan boord van het schip doch al voor de inlading in deze zending aanwezig was in de vorm van larven (of eitjes). De expert van Hamer & Van Hussen concludeert dat de besmetting naar alle waarschijnlijkheid heeft plaatsgevonden vóór en/of tijdens de inlading van de rijst in Darrow.
Uit onderzoek na de lossing in Rotterdam bleek dat de zending was besmet met ("living moths and beetles" van) Sitophilus Oryza L. Niet is weersproken dat de larven van Sitophilus Oryzae binnen in de rijstkorrels leven. Daardoor zal een besmetting in dat stadium niet gemakkelijk zichtbaar zijn.
6.11
Blijkens een verklaring van de kapitein was op 5 september 2002, een aantal dagen na de inlading van de onderhavige zending rijst en terwijl nog andere goederen in Darrow in het schip werden ingeladen, "the loading area .. extremely infested with flying insects".
Daaruit volgt echter niet dat deze insecten de besmetting hebben veroorzaakt, reeds omdat uit niets blijkt om wat voor soort vliegende insecten het ging en of dat dezelfde soort was als de juistgenoemde, na lossing in Rotterdam aangetroffen soort. Bovendien was blijkbaar slechts het door DE ontvangen gedeelte van de rijst besmet.
6.12
De kapitein heeft zijn verklaring kennelijk onder meer toegezonden aan het stuwadoorsbedrijf, de afzender Louis Dreyfus, K&C Shipping Inc. en de reisbevrachter
Van Ommeren Bulk Shipping USA Inc. Niet blijkt dat dit aanleiding heeft gegeven tot onderzoek of enige andere actie.
6.13
Onweersproken is dat een besmetting met larven (of eitjes) van Sitophilus Oryzae voor de scheepsleiding bij een normaal te verlangen inspectie ten tijde van de inlading niet zichtbaar is. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat de besmetting het gevolg is geweest van onvoldoende zorg voor de zending rijst na inlading, met name in verband met de waargenomen vliegende insecten.
6.14
Het voorgaande overziende, acht de rechtbank het nog onvoldoende duidelijk geworden dat de schade door besmetting met insecten haar oorzaak heeft gevonden aan boord van het schip. Nu de reële mogelijkheid bestaat dat de schade het gevolg is van een bij inlading reeds aanwezig eigen gebrek in de zending rijst, is het aan AIG c.s. om aan te tonen dat de zending bij inontvangstneming door de vervoerder in gezonde, vervoersgeschikte staat verkeerde.
7. De beslissing
De rechtbank,
laat AIG c.s. toe te bewijzen dat de voor DE bestemde zending van 980,894 mt rijst bij inontvangstneming door Antimachos in Darrow op 31 augustus 2002 in gezonde, vervoersgeschikte staat verkeerde;
bepaalt dat, indien AIG c.s. daartoe getuigen wil doen horen, het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr A.N. van Zelm van Eldik op een door deze in overleg met de procureurs nader vast te stellen tijdstip;
verzoekt de procureur van AIG c.s. binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis aan de rechter en de procureur van de wederpartij mee te delen of hij getuigen wil voorbrengen en om, in dat geval opgave te doen van het aantal getuigen en van de verhinderdata van hemzelf en zo mogelijk van de getuigen in de periode van augustus tot en met oktober 2008,
en verzoekt de procureur van Antimachos om, in dat geval, binnen twee weken na die opgave zijn eigen verhinderdata in dezelfde periode op te geven;
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
10.