Zaak-/rolnummer: 269079 / HA ZA 06-2605
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap mba SLUISJESDIJK ONTWIKKELING BV,
2. de besloten vennootschap mba SLUISJESDIJK OG BV,
beiden gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. B.S. Friedberg te Amsterdam,
de naamloze vennootschap N.V. ENECO,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. R.J. Wybenga,
advocaat mr. A.C. van der Bent te Rotterdam.
Eiseressen in conventie, verweersters in reconventie worden hierna gezamenlijk aangeduid als “Sluisjesdijk” (in enkelvoud). Zij worden hierna ieder afzonderlijk aangeduid als “Sluisjesdijk Ontwikkeling” respectievelijk “Sluisjesdijk OG”. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie wordt hierna aangeduid als "Eneco".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
dagvaarding d.d. 5 september 2006 en de door Sluisjesdijk overgelegde producties;
conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in
reconventie, met producties;
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 7 maart 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 24 april 2007;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door Sluisjesdijk overgelegde
conclusie van antwoord in reconventie tevens inhoudende akte vermeerdering van eis;
akte na comparitie aan de zijde van Sluisjesdijk, met producties;
antwoordakte aan de zijde van Eneco, met producties.
1.2 Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Sluisjesdijk haar vermeerdering van eis ingetrokken.
2 De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 Sluisjesdijk OG is eigenaresse van de opstallen op het terrein staande en gelegen aan de Sluisjesdijk 119-121 te Rotterdam. De betreffende percelen heeft zij in erfpacht gekregen van de gemeente Rotterdam.
2.2 Namens Sluisjesdijk OG heeft Sluisjesdijk Ontwikkeling op dit terrein een bedrijfspand gerealiseerd. Dit pand is als logistiek centrum in gebruik bij Kruidenier Foodservices BV. De bouwactiviteiten zijn in juli 2004 gestart.
2.3 Op het terrein was voorheen gevestigd Crown Cork BV. Voordat tot de bouw kon worden overgegaan zijn de zich op het terrein bevindende opstallen gesloopt, behoudens een zich op het perceel bevindend transformatorhuisje, dat in gebruik was bij (één of meer van de dochtermaatschappijen van) Eneco.
2.4 Omdat het transformatorhuisje de ontwikkeling in de weg stond, heeft Sluisjesdijk OG bij brief van 9 maart 2004 schriftelijk contact met Eneco opgenomen, met het verzoek “de middenspanningsruimte nummer 891” te verplaatsen.
2.5 Bij brief van 2 juni 2004 heeft Eneco Netbeheer (een dochtermaatschappij van Eneco) aan Kruidenier Foodservices ter zake een offerte uitgebracht. Hierin zijn onder meer als werkzaamheden opgenomen: verwijderen middenspanningsnet (13 kV), verwijderen middenspanningsnet (23 kV), verwijderen elektriciteitsaansluiting, verwijderen laagspanningsnet, omleggen middenspanningsnet 23 kV, inrichten distributiestation, verwijderen asbest distributiestation, verplaatsen distributiestation, vervangen middenspanningsmoffen, aarden distributiestation. Eneco Netbeheer heeft daarbij de totale kosten geraamd op € 119.789,39 exclusief BTW.
2.6 Op 24 augustus 2004 heeft op het kantoor van Sluisjesdijk Ontwikkeling een gesprek plaatsgevonden tussen de heer J.J. de Waard van Eneco Netbeheer en vertegenwoordigers van Sluisjesdijk. Tijdens dit gesprek heeft De Waard de toezegging gedaan dat voor het verplaatsen van het transformator / schakelstation met toebehoren aan de Sluisjesdijk geen kosten in rekening zullen worden gebracht. Deze toezegging heeft Eneco bij brief d.d. 7 september 2004 aan de raadsman van Sluisjesdijk bevestigd:
“Volgens de afspraak, zoals gemaakt tijdens het overleg d.d. 24 augustus jl. tussen u en de heer De Waard, berichten wij als volgt.
Voor het verplaatsen van het onderhavige trafo/schakelstation met toebehoren, zullen wij uw cliënte, Sluisjesdijk Ontwikkeling B.V., dan wel een aan haar gerelateerde onderneming, geen kosten in rekening brengen.
In verband met de voortgang van de (verplaatsings-)werkzaamheden zullen wij op korte termijn met uw cliënte in overleg treden. (…)”
2.7 Bij brief van 3 december 2004 heeft de raadsman van Sluisjesdijk aan Eneco onder meer bericht dat het tussen Eneco en Sluisjesdijk gevoerde overleg tot de uitkomst heeft geleid dat Eneco “het onderhavige trafohuis” in december 2004 zou verplaatsen, “een en ander ingepast in de overige bouwactiviteiten van cliënte welke inmiddels in volle gang zijn”, maar dat hij inmiddels van de bouwbegeleider, de heer K. Biesheuvel, heeft vernomen dat Eneco weigert om de gemaakte afspraken na te komen. De raadsman van Sluisjesdijk heeft daarbij aangekondigd Eneco in rechte te betrekken, indien niet uiterlijk op 6 december 2004 van haar is vernomen dat zij haar afspraken zal nakomen “en – geheel voor haar eigen risico – het trafohuis alsnog in de maand december 2004 zal verwijderen”. Voorts heeft hij Eneco aansprakelijk gesteld voor alle schade die Sluisjesdijk heeft geleden en zal lijden als gevolg van het handelen van Eneco dan wel het gebrek daaraan.
2.8 In reactie hierop heeft Eneco aan mr. Friedberg bij faxbericht d.d. 8 december 2004 medegedeeld dat Eneco ervan af ziet om de onderhavige schakelapparatuur op een andere plaats op het onderhavige terrein op te stellen, dat dus geen sprake is van verplaatsing van de schakelapparatuur, doch van verwijdering van die apparatuur en dat de onderhavige werkzaamheden van Eneco ter zake volgens de tijdsplanning uiterlijk eind maart 2005 zijn afgerond. Voorts heeft Eneco alle aansprakelijkheid voor door Sluisjesdijk beweerde geleden en toekomstige schade afgewezen.
2.9 Sluisjesdijk heeft Eneco vervolgens bij dagvaarding d.d. 9 december 2004 in kort geding betrokken, waarbij zij heeft gevorderd om Eneco te veroordelen om binnen 24 uur na het te wijzen vonnis aan een gerenommeerd en ter zake kundig aannemer schriftelijk opdracht te hebben gegeven om de volledige inrichting van het onderhavige trafohuisje met toebehoren staande en gelegen te Rotterdam op het terrein aan de Sluisjesdijk 119-121 te verwijderen en dat deze verwijdering gereed dient te zijn op uiterlijk 31 december 2004, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.10 Bij brief van 13 december 2004 heeft Eneco aan mr. Friedberg medegedeeld:
“(…)
ENECO is bereid de functie van het bestaande trafo/schakelstation in het geheel te laten vervallen en de elektriciteitsvoorziening zodanig anders in te richten dat de belasting via het bestaande openbare net kan plaatsvinden. Deze oplossing brengt met zich mee dat de bestaande voorzieningen in de openbare weg, namelijk de Sluisjesdijk te Rotterdam, dienen te worden aangepast.(…)
De tijdsplanning van deze variant is als volgt. ENECO is bereid en in staat deze werkzaamheden nog deze maand december 2004, bij voorkeur vóór 31 december a.s. uit te voeren. Bij deze variant zijn wij evenwel afhankelijk van medewerking van de gemeente Rotterdam. Anders dan bij de in eerdere correspondentie genoemde varianten het geval was, is bij deze oplossing, waarbij ook werkzaamheden in de openbare straat moeten worden uitgevoerd, een vergunning van de gemeente noodzakelijk. Normaal gesproken staat voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning 8 weken, doch ENECO is inmiddels in overleg met gemeentewerken Rotterdam en doet er alles aan om deze vergunning op korte termijn te verkrijgen, zodat laatstgenoemd werk aldus nog deze maand kan worden uitgevoerd. Indien de gemeente Rotterdam evenwel niet meewerkt en de benodigde vergunning later afgeeft, zou het kunnen gebeuren dat dit werk uiterlijk eind januari 2005 wordt uitgevoerd.
Voorts merken wij op dat de noodzakelijke verlegging van de elektriciteitskabels onder een temperatuur van tenminste 4 graden Celsius dient plaats te vinden. Tevens dient het trafo/ schakelstation in het kader van de ontruiming goed bereikbaar te zijn met een vrachtauto met kraan. Mocht daar geen sprake van zijn bij de aanvang van de uitvoering van de werkzaamheden, dan zal ontruiming vóór 31 december 2004 helaas niet mogelijk zijn.
Uitgaande van de positieve medewerking van de gemeente Rotterdam (…) de vereiste temperatuur en een goede bereikbaarheid van het trafo/schakelstation, komt ENECO met deze variant volledig tegemoet aan het verlangen van uw cliënt dat de ontruiming van het onderhavige trafo/schakelstation nog dit jaar geschiedt. (…)”
2.11 In reactie hierop heeft de raadsman van Sluisjesdijk aan Eneco bij faxbericht van 14 december 2004 bevestigd dat Eneco “de partijen genoegzaam bekende werkzaamheden” voor eigen rekening en verantwoording zal hebben uitgevoerd voor het einde van dat jaar, waarbij een uitloop van maximaal 1 week geoorloofd zal zijn. Voorts heeft hij medegedeeld dat, in het geval de werkzaamheden vóór de tweede week van januari 2005 zijn uitgevoerd, hij het kort geding zal intrekken.
2.12 Het transformatorhuisje is vóór 31 december 2004 ontruimd. De elektriciteitskabels zijn in het begin van de maand januari 2005 verwijderd.
2.13 Sluisjesdijk heeft het kort geding vervolgens ingetrokken.
3 De vordering in conventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Eneco te veroordelen om aan Sluisjesdijk te betalen € 25.792,38 exclusief BTW, met rente, buitengerechtelijke kosten ad € 1.158,00 en proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Sluisjesdijk aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 In strijd met de gemaakte afspraken heeft Eneco het trafostation met toebehoren, waaronder ook de kabels zijn begrepen, niet vóór of zeer nabij de datum van 1 december 2004 geheel verwijderd. Eneco is aldus tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
3.2 Als gevolg daarvan heeft Sluisjesdijk het trafohuisje uiteindelijk zelf gesloopt, heeft de bouw vertraging opgelopen en zijn er extra kosten gemaakt. Eneco is aansprakelijk voor deze schade wegens haar tekortkoming in de nakoming van haar verbintenissen uit de met Sluisjesdijk gemaakte afspraken.
3.3 De schade bestaat uit de posten:
*
het in twee fasen slopen van de opstallen
€
3.916,38
*
het in twee fasen bouwen van de laadkuil
€
18.100,00
*
stagnatiekosten heiwerk
€
2.416,00
*
coördinatiekosten architect en bouwbegeleider
€
1.360,00
+
Dit bedrag moet vermeerderd worden met wettelijke rente alsmede met incassokosten die Sluisjesdijk heeft moeten maken.
4 Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Sluisjesdijk in de kosten van het geding, waaronder de nakosten, alsmede de wettelijke rente over de kosten.
Eneco heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Sluisjesdijk verkeert ten onrechte in de veronderstelling dat Eneco heeft toegezegd dat de verplaatsing van het schakelstation in december 2004 zou worden gerealiseerd. Eneco heeft slechts toegezegd voor het verplaatsen van het schakelstation geen kosten in rekening te zullen brengen.
4.2 Onder druk van Sluisjesdijk hebben Eneco en Eneco Netbeheer zich tot het uiterste ingespannen om aan de verlangens van Sluisjesdijk zoveel mogelijk tegemoet te komen. Dit heeft geresulteerd in de toezegging, bij brief van 13 december 2004, het transformatorhuisje uiterlijk 31 december 2004 te zullen ontruimen. Niet is toegezegd dat ook de diverse kabels en leidingen nog voor eind december 2004 zouden worden verwijderd.
4.3 Eneco is deze toezeggingen zonder meer nagekomen, zodat de vorderingen van Sluisjesdijk voor afwijzing gereed liggen.
4.4 Causaal verband tussen het handelen van Eneco en de door Sluisjesdijk geleden schade ontbreekt.
4.5 Er is sprake van eigen schuld aan de zijde van Sluisjesdijk. Hierdoor vervalt de eventuele vergoedingsplicht van Eneco.
4.6 De omvang van de schade wordt betwist.
5 De vordering in reconventie
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Sluisjesdijk te veroordelen om aan Eneco te betalen € 23.000,00 met rente en kosten.
Aan deze vordering heeft Eneco naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
5.1 Sluisjesdijk heeft bij Eneco de indruk gewekt dat zij eigenaar was van het onderhavige perceel, doch zij heeft het perceel slechts in erfpacht van de gemeente Rotterdam. Hierdoor heeft Sluisjesdijk de suggestie gewekt dat de onderhavige kabels en leidingen onrechtmatig op het perceel aanwezig waren. Sluisjesdijk is op grond van de leveringsakte, waarin verwezen wordt naar bijzondere verplichtingen uit de erfpachtakte gehouden de kosten te dragen van de verwijdering van de onderhavige kabels en leidingen.
5.2 De toezegging van Eneco dat het transformator/schakelstation met toebehoren kosteloos zou worden verplaatst, strekt zich niet uit tot het verwijderen van kabels en leidingen. Daarom heeft Eneco het recht de kosten van verwijdering van bedoelde kabels en leidingen alsnog van Sluisjesdijk te vorderen.
5.3 Subsidiair, in het geval geoordeeld wordt dat die toezegging wel ook betrekking heeft op het verwijderen van kabels en leidingen, wordt die toezegging vernietigd, omdat zij onder invloed van dwaling is tot stand gekomen, althans door misleiding.
5.4 Het verwijderen van de kabels is uitgevoerd door Nacap. De kosten zijn te stellen op € 23.000,00 exclusief BTW, gespecificeerd:
- 85 meter aanleg laagspanningskabel
- 6 moffen maken voor middenspanning
- 15 meter kabel omleggen
- 312 meter middenspanning kabel t/m 23 kV verwijderen
- 419 meter laagspanning kabel verwijderen
- overhead.
6 Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Eneco in de kosten van het geding.
Naast hetgeen Sluisjesdijk in conventie heeft betoogd, heeft zij daartoe het volgende aangevoerd:
6.1 Feit van algemene bekendheid is dat er bij het hele gebied rondom de Sluisjesdijk sinds jaar en dag sprake is van een erfpachtsituatie. Sluisjesdijk heeft nimmer een andere indruk gewekt. Eneco is als geen ander bekend met de eigendomsverhoudingen in deze buurt.
6.2 Sluisjesdijk Ontwikkeling is geen partij bij de leveringsakte. Onduidelijk is waarom zij aan de bepalingen uit de akte is gehouden.
6.3 Overeengekomen is dat niet alleen het onderhavige trafohuis zou worden verwijderd maar tevens alle toebehoren, daaronder begrepen de kabels en leidingen.
6.4 Er is geen sprake van dwaling of misleiding.
7 De beoordeling
in conventie
7.1 Sluisjesdijk heeft aan haar vordering tot schadevergoeding ten grondslag gelegd dat Eneco is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de met Sluisjesdijk gemaakte afspraken. Die afspraken hielden volgens Sluisjesdijk in dat Eneco het trafohuisje met toebehoren, waaronder begrepen de kabels en leidingen, zou verwijderen, zonder dat daarvoor bij Sluisjesdijk kosten in rekening zouden worden gebracht. Voorts hielden die afspraken volgens Sluisjesdijk in dat Eneco de betreffende werkzaamheden in december 2004 zou hebben afgerond. Eneco heeft deze stellingen van Sluisjesdijk gemotiveerd betwist.
7.2 Eerst bij akte na comparitie heeft Sluisjesdijk ongemotiveerd gesteld dat de afspraak inhield dat Eneco de werkzaamheden uiterlijk op 1 december 2004 of zeer nabij die datum zou hebben afgerond. Bij dagvaarding en bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Sluisjesdijk steeds gesteld dat de afspraak inhield dat de werkzaamheden in december 2004 gereed zouden komen. In de overgelegde correspondentie tussen partijen is geen aanknopingspunt te vinden voor de datum van 1 december 2004 of van een datum zeer nabij 1 december 2004. Deze stelling van Sluisjesdijk roept daarom te veel onbeantwoorde vragen op. Van Sluisjesdijk mocht worden verwacht dat zij haar stelling op dit punt meer gedetailleerd en gedocumenteerd had onderbouwd. Haar stelling levert daarom onvoldoende feitelijke grondslag op om haar tot bewijslevering toe te laten.
7.3 Vast staat dat Eneco het trafohuisje vóór 31 december 2004 heeft ontruimd. In zoverre kan dus geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming. Vast staat ook dat Eneco het trafohuisje zelf niet heeft verwijderd (gesloopt) en dat zij de kabels en leidingen niet vóór 31 december 2004 heeft verwijderd. Voor zover relevant verschillen partijen van mening over de vraag of de afspraak inhield dat Eneco het trafohuisje zelf ook zou verwijderen en zo ja, of zij dat vóór 31 december 2004 zou doen en over de vraag of Eneco ook de kabels en leidingen vóór 31 december 2004 zou verwijderen, een en ander zonder dat daarvoor bij Sluisjesdijk kosten in rekening zouden worden gebracht.
7.4 Bij dagvaarding heeft Sluisjesdijk haar vordering gegrond op de stelling dat de heer De Waard van Eneco aan de bouwbegeleider, de heer Biesheuvel, mondeling heeft toegezegd dat het trafohuisje in december 2004 geheel ontruimd zou zijn. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan uit deze woorden niet worden afgeleid dat De Waard het slopen van het trafohuis heeft bedoeld. Zeker niet nu Sluisjesdijk in dat verband voorts heeft gesteld dat door de vertraging de sloop van het trafohuisje niet in het reguliere bouwproces kon worden meegenomen. Hieruit zou immers juist kunnen worden afgeleid dat (de aannemer van) Sluisjesdijk het trafohuisje in het reguliere bouwproces zou slopen. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Sluisjesdijk gesteld dat zij er steeds vanuit is gegaan dat Eneco het trafohuisje zou slopen, maar waarop zij die veronderstelling heeft gebaseerd, is onduidelijk gebleven. Uit de hiervoor onder 2.6 weergegeven brief van Eneco van 7 september 2004 kan dat niet worden afgeleid, nu daarin niet wordt gesproken van de verwijdering van het trafohuisje, zoals door Sluisjesdijk gesteld, maar van de verplaatsing van het trafo/schakelstation. Het huisje zelf laat zich, zoals uit de door Sluisjes dijk bij dagvaarding overgelegde foto’s blijkt, niet verplaatsen. Sluisjesdijk heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen ook nog gesteld dat een kort geding aanhangig is gemaakt om Eneco te dwingen het trafohuisje te slopen. Lezing van de betreffende dagvaarding leert echter dat Sluisjesdijk in kort geding heeft gevorderd dat de volledige inrichting van het onderhavige trafohuisje met toebehoren wordt verwijderd en dat deze verwijdering gereed diende te zijn uiterlijk 31 december 2004. Hoewel het trafohuisje door Eneco niet is gesloopt, heeft Sluisjesdijk, zoals hierboven onder 2.13 is vastgesteld, het kort geding ingetrokken. De stellingen van Sluisjesdijk zijn dus deels met elkaar en/of deels met de door haar ter onderbouwing van die stellingen overgelegde producties in tegenspraak en roepen daarom te veel onbeantwoorde vragen op. Van haar mocht worden verwacht dat zij haar stellingen ook op dit punt meer gedetailleerd en gedocumenteerd had onderbouwd. Ook deze stellingen leveren onvoldoende feitelijke grondslag op om Sluisjesdijk tot bewijslevering toe te laten.
7.5 Met betrekking tot het causaal verband tussen de aan Eneco verweten gedraging dat zij niet vóór 31 december 2004 de kabels en leidingen heeft verwijderd en de schade overweegt de rechtbank dat uit de eigen stellingen van Sluisjesdijk volgt dat de werkzaamheden eind november 2004 al uitgevoerd hadden moeten zijn, teneinde in het reguliere bouwproces meegenomen te kunnen worden. Uit de overgelegde projectplanning kan zelfs worden afgeleid dat de aanleg van de laadkuil ter plaatste van het trafohuisje gepland stond voor september/oktober 2004. Dus – er gemakshalve van uitgaande dat Eneco toegezegd heeft dat de kabels en leidingen vóór 31 december 2004 verwijderd zouden worden en dat zij aan die toezegging had voldaan – was ook in dat geval sprake geweest van het in twee fasen slopen van opstallen, het in twee fasen bouwen van de laadkuil en van extra coördinatiekosten van de architect en bouwbegeleider. Voor het causaal verband tussen de verweten gedraging en de gevorderde schade ontbreekt in zoverre dus een feitelijke grondslag. Het zelfde lot zijn de gevorderde stagnatiekosten heikraan beschoren. Vast staat dat de kabels en leidingen begin januari 2005 zijn verwijderd. Uit de door Sluisjesdijk bij dagvaarding overgelegde brief van Bos B.V. d.d. 24 februari 2005 blijkt dat de extra kosten, waarop door Bos B.V. jegens Sluisjesdijk aanspraak wordt gemaakt, verband houden met wachturen op 7 februari 2005, omdat op die datum het trafohuisje nog niet was gesloopt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de omstandigheid dat het trafohuisje op 7 februari 2005 nog niet was gesloopt verband houdt met de omstandigheid dat de kabels en leidingen pas begin januari 2005 zijn verwijderd.
7.6 Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering moet worden afgewezen. Sluisjesdijk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De door Eneco gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden afgewezen, nu de kosten in verband met de tenuitvoerlegging van het vonnis vallen onder de regeling van artikel 237 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vordering ter zake dient daarom te worden afgewezen.
7.7 Eneco vordert betaling van de door haar gemaakte kosten van verwijdering van kabels en leidingen. Zij beroept zich daarbij op een bijzondere verplichting opgenomen in de akte van levering van 28 december 2001 waarbij het erfpachtrecht met betrekking tot de percelen Sluisjesdijk 119-121 aan Sluisjesdijk OG is overgedragen. Die bijzondere verplichting luidt:
“(…)
OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
Speciaal wordt te dezen verwezen:
a.
voor wat betreft het perceel met het kadastrale nummer 3111:
naar de akte van uitgifte in erfpacht (…)waarin de navolgende bepalingen voorkomen, woordelijk luidende:
“1.
dat de in het bij deze akte in erfpacht uitgegeven perceel grond (…) aanwezige hoog- en laagspanningskabels en gasleiding van het Gemeente-Energiebedrijf Rotterdam (…) eigendom blijven van de gemeente en worden geacht te behoren aan genoemde gemeentebedrijven; de erfpachter zal zorgdragen dat deze kabels en leidingen voor het geval hieraan of hierbij werkzaamheden moeten worden verricht te allen tijde bereikbaar zijn;
2.
dat de in sub 1 genoemde kabels en leidingen voor rekening van en in overleg met de erfpachter zullen worden verlegd casu quo verwijderd;”
7.8 Hoewel zij daartoe in de gelegenheid is geweest, heeft Eneco niet gereageerd op het verweer van Sluisjesdijk dat Sluisjesdijk Ontwikkeling geen partij is bij de betreffende leveringsakte en Eneco dus jegens haar geen beroep toekomt op de bepalingen uit die akte. De vordering van Eneco, voor zover die is ingesteld tegen Sluisjesdijk Ontwikkeling, zal daarom als onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd worden afgewezen.
7.9 Sluisjesdijk heeft voorts als verweer aangevoerd dat Eneco schriftelijk heeft toegezegd dat zij het trafohuisje met toebehoren zou verwijderen, zonder dat zij daarvoor kosten bij Sluisjesdijk in rekening zou brengen en dat onder “toebehoren” ook de kabels en leidingen zijn te verstaan. Eneco heeft dit laatste betwist.
7.10 Voor de beantwoording van de vraag hoe in een geschrift de verhouding van partijen is geregeld en of dit geschrift een leemte laat die moet worden aangevuld, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Niet is gesteld of gebleken dat het verwijderen van de kabels en leidingen en de daarmee gemoeide kosten tussen partijen expliciet aan de orde is geweest. Zoals hierboven onder 2.5 is vastgesteld heeft Eneco deze werkzaamheden geoffreerd, maar deze offerte heeft niet tot een overeenkomst geleid. Nadien is steeds gesproken over het trafohuisje met toebehoren. Eneco heeft de kabels en leidingen verwijderd. Zij heeft dienaangaande in haar brief van 13 december 2004 opgemerkt dat de noodzakelijke verlegging ven de elektriciteitskabels onder een temperatuur van tenminste 4 graden Celsius dient plaats te vinden. Nu zij er dus zelf vanuit is gegaan dat zij de kabels en leidingen zou verwijderen (of verleggen), terwijl voorts niet is gesteld of gebleken dat Eneco voorafgaand aan deze procedure aan Sluisjesdijk kenbaar heeft gemaakt dat zij van mening is dat Sluisjesdijk voor die verwijdering dient te betalen, kon Sluisjesdijk in redelijkheid ervan uitgaan dat de toezegging van Eneco ook betrekking had op de kabels en leidingen.
7.11 Eneco heeft als subsidiaire grond voor haar vordering aangevoerd dat de toezegging onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, dat zij die toezegging daarom vernietigt en dat zij daarom aanspraak kan maken op betaling op grond van de hierboven onder 7.7 weergegeven verplichtingen uit de akte van levering. Volgens Eneco is haar van de zijde van Sluisjesdijk medegedeeld dat Sluisjesdijk het perceel in eigendom heeft en dat de kabels en leidingen zich daarom onrechtmatig op het perceel bevinden.
7.12 Zoals van de zijde van Eneco ter gelegenheid van de comparitie van partijen is erkend, was haar bekend dat de hele Sluisjesdijk in erfpacht is uitgegeven, uitzonderingen daargelaten. Gelet op deze wetenschap bij Eneco, het gegeven dat zij een professionele partij is en de omvang van de kosten van het verwijderen van de leidingen en kabels, had het op haar weg gelegen om te onderzoeken of het door Sluisjesdijk ingenomen standpunt – als al juist is dat Sluisjesdijk dit standpunt heeft ingenomen; zij betwist dat immers – correct was. Als Eneco al gedwaald heeft – Sluisjesdijk betwist ook dat – moet die dwaling gelet op deze omstandigheden voor haar rekening blijven.
7.13 Hieruit volgt dat de vordering moet worden afgewezen. Eneco zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
8 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van Sluisjesdijk;
veroordeelt Sluisjesdijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eneco bepaald op € 695,00 aan verschotten en op € 1.447,50 aan salaris voor de procureur;
bepaalt dat Sluisjesdijk de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW verschuldigd is over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af de vordering van Sluisjesdijk;
veroordeelt Sluisjesdijk in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eneco bepaald op nihil aan verschotten en op € 289,50 aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
336