ECLI:NL:RBROT:2008:BC9811
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.N. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Internationaal bevoegdheidsincident inzake aansprakelijkheid van een wegvervoerder op grond van de CMR
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een internationaal bevoegdheidsincident in een procedure over de aansprakelijkheid van een wegvervoerder op basis van de CMR. De rechtbank heeft op 16 april 2008 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 264643 / HA ZA 06-1883. De kern van het geschil draait om de vraag welke procedure het eerst aanhangig is gemaakt, de Nederlandse of de Duitse. De rechtbank oordeelt dat de Rotterdamse procedure eerder aanhangig is gemaakt dan de Duitse procedure. Dit oordeel is van belang voor de beoordeling van de incidentele vordering die door de gedaagde, K.E. France B.V., is ingesteld in het kader van een aanhoudingsincident.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de toepassing van artikel 28 van de EEX-Verordening (EEX-Vo) besproken, dat betrekking heeft op samenhangende procedures. De rechtbank laat echter in het midden of deze bepaling van toepassing is, omdat zij van oordeel is dat niet aan alle vereisten voor aanhouding op grond van artikel 28 EEX-Vo is voldaan. Dit is mede van belang omdat de toepassing van Nederlands en Duits recht in het kader van artikel 29 CMR tot verschillende uitkomsten kan leiden.
In de beslissing heeft de rechtbank de incidentele vorderingen van K.E. France B.V. afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 14 mei 2008 voor conclusie van antwoord. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de rechtbank, waarbij de partijen zijn aangeduid als '[eiseres]' en 'KE'.