ECLI:NL:RBROT:2008:BD0153

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/3188
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E.F.C. Francken
  • J.S. Holthuis
  • S.G. Groenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd aan rondvaartbedrijf ter voorkoming van overtredingen van vergunning en Luchtvaartwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, h.o.d.n. Lion Air, en de minister van Verkeer en Waterstaat. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 februari 2006, waarbij hem een last onder dwangsom was opgelegd om verdere overtredingen van de aan hem verleende rondvluchtenvergunning en de Luchtvaartwet te voorkomen. De last was opgelegd voor de duur van één jaar, met een dwangsom van € 4.500,- per overtreding, tot een maximum van € 45.000,-. Gedurende deze periode zijn er geen overtredingen geconstateerd en heeft eiser geen dwangsommen verbeurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schade is geleden door eiser als gevolg van het bestreden besluit en dat hij geen ander belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Eiser en Kroonduif Air B.V. kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de dag na verzending van het afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: WET 06/3188 FRC
Uitspraak in het geding tussen
[Eiser], h.o.d.n. Lion Air, wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. E. den Hartog, advocaat te Capelle aan den IJssel,
en
de minister van Verkeer en Waterstaat (als rechtsopvolger van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat), verweerder,
met als derde partij:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kroonduif Air B.V., gevestigd te Rotterdam,
gemachtigde mr. Q.J. van Riet, advocaat te Venlo.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 10 februari 2006, verzonden op 24 februari 2006, heeft verweerder – voor zover thans van belang - aan eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Eiser heeft bij brief van 14 maart 2006 bezwaar tegen dit besluit gemaakt .
Bij besluit van 4 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 3 augustus 2006 beroep ingesteld. Bij brief van 5 september 2006 heeft hij dit beroep nader aangevuld.
Kroonduif Air B.V. heeft op 31 mei 2007 nadere stukken ingediend.
Op 13 juni 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden.
Bij beslissing van 20 juni 2007 heeft de rechtbank het onderzoek in deze procedure heropend, waarbij zij heeft bepaald dat eiser en verweerder in de gelegenheid worden gesteld binnen een termijn van drie weken schriftelijk te reageren op de inhoud van de door Kroonduif Air B.V. ingediende nadere stukken.
Verweerder heeft bij brief van 28 juni 2007 schriftelijk gereageerd op deze door Kroonduif Air B.V. ingediende stukken. Eiser heeft dit bij brief van 6 juli 2007 gedaan.
Op 10 maart 2008 heeft wederom een onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Kops en S.M. Krone.
Kroonduif Air B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
2 Overwegingen
Bij besluit van 10 februari 2006 heeft verweerder - voor zover hier van belang - aan eiser een last onder dwangsom opgelegd ter voorkoming van verdere overtredingen van de aan eiser verleende rondvluchtenvergunning en/of de Luchtvaartwet. De dwangsom is vastgesteld op € 4.500,- per overtreding van de last, met een maximum van € 45.000,-. De last is opgelegd voor de duur van één jaar.
Deze periode van één jaar is inmiddels verstreken. Gedurende deze periode zijn geen overtredingen geconstateerd en heeft eiser dus ook geen dwangsommen verbeurd.
Nu gesteld noch gebleken is dat eiser schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit en hij evenmin heeft gesteld enig ander belang te hebben bij inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F.C. Francken, voorzitter, en mr. J.S. Holthuis en
mr. S.G. Groenhof, leden, en door de voorzitter en A.M.P. Meijer, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2008.
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser en Kroonduif Air B.V. worden begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.