ECLI:NL:RBROT:2008:BD2055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286884 / HA ZA 07-1617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen kosten van bestuursdwang na ontmanteling hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzetzaak betreffende de kosten van bestuursdwang na de ontmanteling van een hennepkwekerij. De eiser, die sinds 4 januari 2000 een woning huurde van de stichting Com Wonen, werd geconfronteerd met de ontmanteling van een hennepkwekerij die op 24 mei 2006 in zijn woning was aangetroffen. De gemeente Rotterdam had de kosten van de ontmanteling, die door de Roteb was uitgevoerd, in rekening gebracht bij de eiser. De eiser voerde aan dat hij onder druk en bedreiging de hennepkwekerij had moeten tolereren, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden voor rekening en risico van de eiser kwamen. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit tot bestuursdwang en dat hij verantwoordelijk was voor de situatie in zijn woning. De gemeente had een factuur van € 3.059,91 inclusief BTW voor de ontmanteling ingediend, en de rechtbank oordeelde dat de gemeente een acceptabel percentage van 15% aan beheerskosten mocht doorberekenen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte 19% BTW had berekend over deze beheerskosten. Uiteindelijk werd het dwangbevel buiten effect gesteld voor zover meer dan € 3.482,16 werd ingevorderd, en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 286884 / HA ZA 07-1617
Uitspraak: 12 maart 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
opposant,
procureur mr. R. Kuijer,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM, meer speciaal haar tak van dienst DIENST STEDEBOUW & VOLKSHUISVESTING,
zetelende te Rotterdam,
geopposeerde,
procureur mr. R.W. van Harmelen,
advocaat mr. M.M. de Cock te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "[Eiser]" respectievelijk "de gemeente".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- verzetsdagvaarding d.d. 18 juni 2007;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 oktober 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen bij brief d.d. 4 januari 2008 door mr. Kuijer overgelegde producties;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 11 februari 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 [Eiser] huurt sinds 4 januari 2000 van de stichting Stichting Com Wonen de woning gelegen aan de [het pand] (hierna het pand).
2.2 Op 24 mei 2006 is door ambtenaren van de gemeente in het pand een hennepkwekerij aangetroffen. Diezelfde dag heeft een fraude-inspecteur van ENECO Energie Infra B.V. het pand bezocht en heeft de aangebrachte bedrading verwijderd en de elektrische installatie veiliggesteld. Vervolgens heeft de Roteb zorggedragen voor de ontmanteling van de hennepkwekerij. Bij de ontmanteling werden 200 hennepplanten, 10 armaturen, 10 assimilatielampen, 10 transformatoren, 1 afzuiger, 1 filter, 1 dompelpomp, 1 digitale PH-meter, 1 digitale EC-meter, 1 thermo-hydrometer, 1 schakelkast, 1 fan-controller, 1 klimaat-controller, 3 ventilatoren, 1 insecticide spuit, 3 jerrycans (20 liter), 2 flacons (2 liter) in beslag genomen, afgevoerd en vernietigd.
2.3 Voor de ontmanteling van de hennepkwekerij heeft de Roteb bij de gemeente een factuur d.d. 9 juni 2006 in rekening gebracht van € 3.059,91, inclusief BTW (€ 2.815,- exclusief BTW).
2.4 Door middel van toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet is de hennepkwekerij in het pand aan de [het pand] ontmanteld. Het besluit tot toepassen van bestuursdwang is op 3 augustus 2006 schriftelijk aan [Eiser] bekend gemaakt, waarbij tevens een aanzegging tot kostenverhaal is opgenomen. Bij nota van 9 oktober 2006 heeft de gemeente de kosten voor de ontmanteling van de hennep-kwekerij, inclusief 15% beheerskosten en 19% BTW, ad in totaal € 3.852,33 in rekening gebracht bij [Eiser].
2.5 De gemeente heeft de gemaakte kosten als volgt gespecificeerd:
(…)
Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet bent u 2.815,00
onderstaand bedrag verschuldigd. Ontmanteling
hennepkwekerij [het pand]. HF2006.2548
Beheerskosten 15% 422,25
€ 3.237,25
BTW 19% € 615,08
--------------
Totaal te voldoen voor 08-11-2006 € 3.852,33
2.6 [Eiser] heeft tegen het besluit tot het toepassen van bestuursdwang geen bezwaar ingesteld.
2.7 [Eiser] heeft de nota van de gemeente onbetaald gelaten. Bij brief d.d. 17 oktober 2006 heeft de gemeente [Eiser] aangemaand tot betaling over te gaan. Vervolgens hebben de burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 27 oktober 2006 een dwangbevel uitgevaardigd, tot invordering van de kosten van bestuursdwang ad € 3.852,33 vermeerderd met de verschuldigde rente met ingang van 8 november 2006.
3 De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis [Eiser] te ontheffen van het tegen hem uitgevaardigde dwangbevel, met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [Eiser] aan de vordering de volgende stelling ten grondslag gelegd:
3.1 [Eiser] is lange tijd bedreigd, mishandeld en geïntimideerd door vier bij naam en toenaam bekende personen om een hennepkwekerij in zijn woning te dulden. [Eiser] heeft vaak geprotesteerd maar werd dan mishandeld en met de dood bedreigd indien hij iets tegen de plantage zou doen. Na vertrek naar een andere woning heeft [Eiser] aangifte gedaan bij de politie.
3.2 [Eiser] ontkent bij gebrek aan wetenschap de hoogte van de beweerdelijk door de gemeente gemaakte kosten waarvoor de bestuursdwang is afgegeven. [Eiser] verzoekt de gemeente een specificatie van deze kosten over te leggen.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, onder ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [Eiser] in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Op grond van artikel 5:25 lid 1 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) is [Eiser] als overtreder de kosten van de toegepaste bestuursdwang verschuldigd. [Eiser] dient deze kosten op grond van dit artikel aan de gemeente te voldoen.
4.2 De kosten die de gemeente bij [Eiser] in rekening heeft gebracht, zijn voldoende gespecificeerd. Uit de specificatie blijkt dat deze kosten samenhangen met de ten aanzien van het pand toegepaste bestuursdwang en zijn opgebouwd uit de door de Roteb bij de gemeente in rekening gebrachte kosten voor de ontmanteling, vermeerderd met de beheerskosten (15%) en BTW (19%). De Roteb heeft de gemeente een factuur gestuurd voor het demonteren, afvoeren en vernietigen van de in het pand aangetroffen randapparatuur en afvalstoffen. De beheerskosten betreffen de kosten die in rekening zijn gebracht voor de door de gemeente gemaakte kosten van salarissen van ambtenaren die belast zijn met de voorbereiding van de feitelijke uitvoering en begeleiding van de toegepaste bestuursdwang. Het percentage van 15% wordt volgens vast jurisprudentie van deze rechtbank aanvaardbaar geacht.
5 De beoordeling
5.1 [Eiser] heeft ter comparitie verklaard dat hij tegen de hem aangezegde bestuursdwang schriftelijk bij brief aan de deelgemeente Delfshaven bezwaar heeft gemaakt. De gemeente heeft dat betwist. [Eiser] heeft echter eveneens gesteld dit bezwaar niet te kunnen aantonen. Hij heeft geen bewijs aangeboden. De rechtbank ziet geen aanleiding hem dat bewijs ambtshalve op te dragen.
Nu niet is komen vast te staan dat [Eiser] bezwaar heeft gemaakt tegen het bestuursdwangbesluit, moet van de formele rechtskracht van dit besluit worden uitgegaan en dientengevolge van de rechtmatigheid daarvan.
5.2 Als uitgangspunt heeft te gelden dat de overtreder de kosten van de uitoefening van bestuursdwang verschuldigd is. Dit is slechts anders indien de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de overtreder dienen te komen. Het gaat in dezen om een marginale beoordeling, zodat de stellingen van [Eiser] binnen dit beoordelingskader dienen te worden bezien. [Eiser], die als overtreder heeft te gelden, heeft dienaangaande in zijn verzetsdagvaarding aangevoerd dat hij lange tijd bedreigd, mishandeld en geïntimideerd is door vier bij naam en toenaam bekende personen om een hennepkwekerij in zijn woning te dulden en dat hij mishandeld en met de dood bedreigd werd indien hij iets tegen de plantage zou doen. Een jaar na de ontmanteling heeft [Eiser] hiervan aangifte gedaan bij de politie. Ter comparitie heeft mr. Kuijer verklaard dat [Eiser], als ook de andere vier betrokkenen in deze kwestie, door de strafrechter reeds veroordeeld zijn, waarbij de strafrechter, hoewel ervan overtuigd dat hij onder druk heeft gehandeld, [Eiser] heeft verweten te hebben stilgezeten.
Hoewel [Eiser] wellicht de hennepkwekerij in zijn woning onder druk van bedreiging en mishandeling heeft geduld, is dit een situatie die voor rekening en risico van [Eiser] dient te blijven. Vast staat immers dat [Eiser] ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij huurder van het pand was. [Eiser] heeft niet betwist dat hij in die hoedanigheid verantwoordelijk was voor wat er in het pand gebeurde. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat [Eiser] aan zijn stelling dat hij de hennepkwekerij onder druk van bedreiging en mishandeling heeft geduld geen verdere rechtsgevolgen heeft verbonden.
5.4 [Eiser] betwist de omvang van de kosten bij gebrek aan wetenschap. De gemeente heeft de gevorderde kosten met stukken gespecificeerd. [Eiser] heeft daartegen ter comparitie slechts ingebracht dat de Roteb met drie mannen 12 uur is bezig geweest waarbij naar zijn mening een fors uurloon is gehanteerd. Nu [Eiser] deze stelling niet nader heeft onderbouwd en evenmin gebleken is dat deze kosten onredelijk hoog zijn, zal de rechtbank deze stelling passeren wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag.
5.5 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gemeente ter zake van de ontmanteling van de hennepkwekerij een bedrag mag doorberekenen aan [Eiser]. Ten aanzien van de hoogte van dit bedrag geldt als uitgangspunt de factuur van de Roteb, als vermeld onder 2.3, op grond waarvan ten behoeve van de ontmanteling van de hennepkwekerij een bedrag van € 3.059,91 inclusief BTW bij de gemeente in rekening is gebracht. Over deze door de Roteb in rekening gebrachte kosten mag de gemeente een acceptabel te achten standaardpercentage van 15% aan beheerskosten bij [Eiser] in rekening brengen. Beheerskosten zijn administratie- en/of personeelskosten door de gemeente gemaakt ter zake de uitoefening van bestuursdwang. Echter niet valt in te zien dat de gemeente over deze kosten, rechtstreeks voortvloeiend uit haar publieke taak, BTW verschuldigd is. De gemeente heeft daarom, zoals blijkt uit het door haar gespecificeerde kostenoverzicht als vermeld in 2.5, ten onrechte 19% BTW berekend over de beheerskosten ad € 422,25.
Met in achtneming van hetgeen hierboven is overwogen, zal het dwangbevel buiten effect worden gesteld voor zover daarbij aan bestuursdwangkosten meer wordt ingevorderd dan
€ 3.482,16, zijnde de som van € 3.059,91 en € 422,25. Over dit bedrag is de wettelijke rente verschuldigd met ingang van 8 november 2006.
5.6 [Eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
6 De beslissing
De rechtbank,
in oppositie
stelt het dwangbevel buiten effect voor zover daarbij van de aan [Eiser] in rekening gebrachte bestuursdwangkosten méér wordt ingevorderd dan € 3.482,16 (zegge: drieduizend vierhonderdtweeëntachtig euro en zestien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen met ingang van 8 november 2006 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [Eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 248,- aan vast recht en op € 768,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren.
Uitgesproken in het openbaar.
1158/1580