ECLI:NL:RBROT:2008:BD2422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FT 08.333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening inzake heraansluiting energievoorziening

In deze zaak heeft verzoekster op 13 mei 2008 een verzoek ingediend tot het instellen van een voorlopige voorziening op basis van artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht op het heraansluiten van de energievoorziening door Eneco, nadat verzoekster op 24 januari 2008 was afgesloten van de energievoorziening op basis van een vonnis van de kantonrechter van 13 november 2007. Verzoekster had eerder een minnelijk traject doorlopen via Adviesbureau Schulden Rijnmond, maar deze regeling was niet geslaagd. Op 19 mei 2008 vond de zitting plaats, waar de rechtbank besloot dat op 20 mei 2008 om 14:00 uur uitspraak zou worden gedaan.

Tijdens de zitting verklaarde verzoekster, vertegenwoordigd door haar schuldhulpverleenster B., dat het verzoek was ingediend om de energie weer aan te sluiten, zodat de situatie van verzoekster genormaliseerd en gestabiliseerd kon worden. Verzoekster had enige maanden zonder inkomen gezeten, maar kon nu weer een WWB-uitkering aanvragen. Verweerder, Eneco, stelde echter dat er een openstaand bedrag van € 6.443,64 was en dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen had ontbonden, waardoor er geen leveringsplicht meer bestond. Verweerder betoogde dat verzoekster niet afhankelijk was van Eneco voor haar energievoorziening en dat zij ook bij andere leveranciers terecht kon.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek om heraansluiting van de energievoorziening niet binnen het kader van de voorlopige voorziening viel, aangezien de overeenkomst tussen partijen op 13 november 2007 was ontbonden. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsverhouding meer bestond tussen verzoekster en verweerder, en dat verzoekster niet afhankelijk was van de energielevering door Eneco. Daarom werd het verzoek afgewezen. De beslissing op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou bij afzonderlijk vonnis worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Rekestnummer: FT 08.333
Vonnis van 20 mei 2008
in de zaak van
X.
wonende te ,
verzoekster.
Op 13 mei 2008 is door verzoekster een verzoek ingediend tot het instellen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287, vierde lid, van de Faillissementswet .
Ter zitting van 19 mei 2008 zijn verschenen en gehoord:
- X, verzoekster;
- B., schuldhulpverleenster Budgettrefpunt Maasdelta;
- C., schuldhulpverleenster Budgettrefpunt Maasdelta:
- D., namens Eneco, (hierna: verweerder);
- E. gemachtigde van Eneco, (hierna: verweerder);
De rechtbank heeft bepaald dat op 20 mei 2008 om 14:00 uur uitspraak zal worden gedaan.
1. Het verzoek
De gevraagde voorziening houdt in het heraansluiten van de energievoorziening door Eneco. Verzoekster is op 24 januari 2008 afgesloten van de energievoorziening op basis van een door de kantonrechter gewezen vonnis d.d. 13 november 2007. Niet gesteld noch gebleken is dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld.
Verzoekster heeft reeds een minnelijk traject, via Adviesbureau Schulden Rijnmond, doorlopen. De minnelijke regeling is niet geslaagd. Verzoekster heeft besloten een verzoek ex artikel 284 Faillissementswet in te dienen. Voornoemd verzoek is reeds op 7 mei 2008 door de rechtbank ontvangen. Dit verzoek wordt behandeld op 21 mei 2008.
2. Standpunt van partijen
Verzoekster heeft, bij monde van haar schuldhulpverleenster B., verklaard dat verzocht wordt de energie weer aan te sluiten om de situatie van verzoekster te normaliseren en te stabiliseren. Verzoekster kon de maandelijkse energietermijn niet voldoen nu zij enige maanden zonder inkomen heeft gezeten. Thans kan er weer een WWB-uitkering worden aangevraagd en kunnen de vaste lasten, na toekenning van de uitkering, door de Sociale Dienst worden betaald.
Verweerder heeft verklaard dat er een bedrag ad € 6.443,64 (zijnde de hoofdsom) openstaat. Tevens heeft verweerder verklaard dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen heeft ontbonden. Er is thans geen leveringsplicht meer. Volgens verweerder is verzoekster niet afhankelijk van de energielevering door Eneco en kan zij ook via een andere leverancier energie betrekken.
3. De beoordeling
Artikel 287, vierde lid, Faillissementswet is bedoeld ter vervanging van de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Een voorlopige voorziening op basis van dit artikellid kan worden uitgesproken ter overbrugging van de periode tussen de indiening van en de beslissing op het verzoekschrift als bedoeld in artikel 284 Faillissementswet.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verweerder kan worden verplicht over te gaan tot het opnieuw leveren van energie aan de schuldenaar nadat verweerder op basis van een vonnis van de kantonrechter d.d. 13 november 2007, waarin de overeenkomst tussen partijen werd ontbonden, was overgegaan tot staking van de energieleverantie en er sedertdien geen rechtsverhouding meer bestaat tussen verzoekster en verweerder.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk verzoek buiten het kader van de voorziening als bedoeld in artikel 287, vierde lid, Faillissementswet, valt. Immers de kantonrechter heeft op 13 november 2007, bij uitvoerbaar verklaard vonnis, de overeenkomst tussen partijen ontbonden. Vanaf dat moment is de rechtsverhouding tussen partijen vervallen. De rechtbank is van oordeel dat zij thans partijen niet meer kan binden. Daar komt bij dat onweersproken is komen vast te staan dat verzoekster voor de energieleverantie niet afhankelijk is van verweerder. Er zijn immers meer aanbieders op de energiemarkt. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijk vonnis worden beslist.
3. Beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, lid van de enkelvoudige kamer, en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2008, in tegenwoordigheid van
de griffier.