ECLI:NL:RBROT:2008:BD2577
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijwaringsincident en ontvankelijkheid in civiele procedure
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een vrijwaringsincident dat werd ingeleid door de gedaagde partij, [gedaagde]. Deze vorderde dat de rechtbank zou bepalen dat de heer [in vrijwaring op te roepen partij], wonende te [plaats], zou worden gedagvaard om te antwoorden op de eis tot vrijwaring. De gedaagde stelde dat de overeenkomst waarop de eiseres, Credivance N.V., haar vordering in de hoofdzaak baseerde, onder druk was gesloten door de heer [in vrijwaring op te roepen partij]. Credivance betwistte de ontvankelijkheid van de gedaagde in het incident, omdat deze haar conclusie niet tijdig had ingediend, namelijk vóór de roldatum voor het nemen van de conclusie van antwoord. Credivance verzocht de rechtbank om de gedaagde niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering in het incident.
De rechtbank oordeelde dat het verweer van Credivance niet kon worden gehonoreerd. De rechtbank merkte op dat het verweer van de gedaagde in de hoofdzaak vrijwel samenviel met de onderbouwing van de incidentele conclusie. De rechtbank vond dat de gedaagde geen rechtens te respecteren belang had bij een andere indeling van het processtuk, dat op praktische wijze in één document was samengevoegd. De rechtbank besloot de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toe te wijzen, aangezien deze niet was weersproken en op de wet was gegrond. De uitspraak over de kosten werd gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft in het incident de gedaagde toegestaan om de heer [in vrijwaring op te roepen partij] te dagvaarden tegen de roldatum van 4 juni 2008, teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen. De beslissing in de hoofdzaak werd aangehouden, wat betekent dat er op dat moment geen verdere beslissingen werden genomen over de hoofdzaak.