ECLI:NL:RBROT:2008:BD3916
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Asscheman-Versluis
- mr. Van der Stroom
- mr. Vogels
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs in ontuchtzaak met verstandelijk gehandicapte verdachte
In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een vijfjarig meisje, heeft de rechtbank Rotterdam op 9 mei 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd op 2 augustus 2007 in Rotterdam aan de vagina van het meisje te hebben gezeten. De officier van justitie baseerde haar aanklacht op de aangifte van de moeder van het meisje en de verklaringen van het meisje zelf, die tijdens een studioverhoor op 15 augustus 2007 zijn afgelegd. De moeder verklaarde dat haar dochtertje na een bezoek aan de kinderboerderij met een mannelijke vrijwilliger naar de zolder van de varkensstal was gegaan, waar de verdachte haar zou hebben betast.
De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en verklaarde dat hij het meisje alleen had geholpen toen zij was gevallen. Hij gaf aan dat hij per ongeluk met zijn hand tussen haar benen was gekomen en dat hij nooit ontuchtige bedoelingen had gehad. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte inconsistent waren en dat het intelligentieniveau van de verdachte de betrouwbaarheid van zijn verklaringen in twijfel trok. De raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaring van het meisje niet betrouwbaar was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Er waren geen onafhankelijke getuigen die de seksuele handelingen hadden waargenomen, en de rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de betrouwbaarheid van de verklaringen van zowel de verdachte als het meisje. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.