ECLI:NL:RBROT:2008:BD3916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/631284-07
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Asscheman-Versluis
  • mr. Van der Stroom
  • mr. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs in ontuchtzaak met verstandelijk gehandicapte verdachte

In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een vijfjarig meisje, heeft de rechtbank Rotterdam op 9 mei 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd op 2 augustus 2007 in Rotterdam aan de vagina van het meisje te hebben gezeten. De officier van justitie baseerde haar aanklacht op de aangifte van de moeder van het meisje en de verklaringen van het meisje zelf, die tijdens een studioverhoor op 15 augustus 2007 zijn afgelegd. De moeder verklaarde dat haar dochtertje na een bezoek aan de kinderboerderij met een mannelijke vrijwilliger naar de zolder van de varkensstal was gegaan, waar de verdachte haar zou hebben betast.

De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en verklaarde dat hij het meisje alleen had geholpen toen zij was gevallen. Hij gaf aan dat hij per ongeluk met zijn hand tussen haar benen was gekomen en dat hij nooit ontuchtige bedoelingen had gehad. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte inconsistent waren en dat het intelligentieniveau van de verdachte de betrouwbaarheid van zijn verklaringen in twijfel trok. De raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaring van het meisje niet betrouwbaar was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Er waren geen onafhankelijke getuigen die de seksuele handelingen hadden waargenomen, en de rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de betrouwbaarheid van de verklaringen van zowel de verdachte als het meisje. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/631284-07
Datum uitspraak: 9 mei 2008
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats verdachte],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte] te Rotterdam,
raadsman mr. D. Vermaat, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2008.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Ahbata heeft gerequireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, en tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het ten laste gelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij op 2 augustus 2007 te Rotterdam op ontuchtige wijze aan de vagina van een meisje van 5 jaar oud heeft gezeten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze ontucht heeft plaatsgevonden op de kinderboerderij waar de verdachte destijds als vrijwilliger werkzaam was. Voor het bewijs van dit feit heeft zij verwezen naar de aangifte van de moeder van het meisje van 6 augustus 2007. Die aangifte houdt in dat zij die dag haar dochtertje naar de kinderboerderij had gebracht. Toen zij haar dochtertje na enige tijd weer was gaan ophalen kwam zij aan lopen met een mannelijke vrijwilliger van de kinderboerderij. In de auto wees haar dochtertje naar haar geslachtsdeel en zei dat die meneer daar aan had gezeten. Ze vertelde dat hij had haar meegenomen naar de zolder van de varkensstal om eierendozen te halen. Hij had haar daar op een baal stro neergezet en tegen haar gezegd dat ze haar broek uit moest doen. Ze had daarop haar legging uitgetrokken. Haar onderbroek moest ze ook uit doen maar dat had ze niet gedaan. De meneer had haar daarop over haar onderbroekje heen geaaid en tegen haar gezegd dat zij niks tegen haar moeder mocht vertellen. Verder heeft de officier van justitie verwezen naar hetgeen het meisje heeft verteld tijdens het zogeheten studioverhoor dat op 15 augustus 2007 van haar is afgenomen. Voorts is verwezen naar de verklaringen van medewerkers van de kinderboerderij die er op neerkomen dat de in de verklaringen van de moeder en het meisje beschreven man voldoet aan het signalement van de verdachte, alsmede naar de verklaringen die de verdachte zelf zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd, welke verklaringen op diverse essentiële punten overeenkomen met de verklaringen van de moeder en het meisje.
De verdachte heeft op de zitting bevestigd dat hij op 6 augustus 2007 op de kinderboerderij werkzaam was en dat hij toen samen met een meisje naar de zolder van de varkensstal is gegaan om daar lege eierendozen te halen. Hij heeft echter ontkend de vagina van het meisje te hebben betast. Volgens de verdachte is het meisje op een gegeven moment gestruikeld. Hij heeft haar toen opgepakt en is daarbij met zijn hand tussen haar benen gekomen. Hij had daarbij geen ontuchtige bedoelingen. Hij raakte het meisje per ongeluk tussen haar benen aan. Het meisje had op dat moment haar legging (sportbroekje)en onderbroek nog aan. Hij ontkent dat het meisje deze kledingstukken heeft uitgehad. Hij heeft haar dat ook niet gevraagd. Ook ontkent de verdachte tegen het meisje te hebben gezegd dat ze niets aan haar moeder mocht vertellen. Als hij tijdens zijn verhoren door de politie en de rechter-commissaris wat anders heeft verklaard dan kan daarvan niet worden uitgegaan, omdat hij toen onder druk stond. De verdachte heeft aangegeven dat hij een andere man er van verdenkt ontuchtige handelingen met het meisje te hebben gepleegd.
Mede gezien de ontkenning door de verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft aangevoerd dat de verdachte in totaal vijf keer door de politie is verhoord. Tijdens die verhoren heeft de verdachte steeds wat anders verklaard. Mede gezien het intelligentieniveau van de verdachte zijn deze verklaringen niet bruikbaar voor het bewijs. De verklaring die het meisje tijdens het studioverhoor heeft afgelegd is volgens de raadsman onvoldoende betrouwbaar, nu zij meteen bij aanvang van het verhoor is begonnen over de ontuchtige handelingen die de verdachte bij haar zou hebben gepleegd. Dit duidt er op dat het meisje daarop helemaal gefocust was en dat daarover naar alle waarschijnlijkheid tevoren met haar is gesproken. Voorts heeft de raadsman er op gewezen dat de verklaring van het meisje niet consistent is. Derhalve resteert uitsluitend de verklaring van de moeder van het meisje. Die verklaring is onvoldoende om het bewijs op te baseren.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie niet. Het ten laste gelegde wordt niet wettig en overtuigend bewezen geacht.
De verklaringen die de verdachte tegenover de politie, de rechter-commissaris en op de zitting heeft afgelegd lopen op verschillende punten uiteen en zijn niet consistent. In hoofdlijnen komen de verklaringen er echter op neer dat de verdachte ontkent de vagina van het meisje ontuchtig te hebben aangeraakt. Weliswaar heeft de verdachte tijdens een van de verhoren door de politie (studioverhoor op 31 oktober 2007) gezegd dat hij aan het meisje heeft gevraagd of zij haar broekje uit wilde doen en dat hij daarna tussen de benen van het meisje heeft gewreven, alsmede dat hij tegen haar had gezegd dat ze dit niet tegen haar moeder mocht vertellen, doch tijdens datzelfde verhoor heeft de verdachte een en ander ook (weer) ontkend, zoals hij ook had gedaan tijdens eerdere verhoren. geen tul bij gebreke van strafdossier van de zaak waarbij die tul is opgelegd
De aangifte van de moeder van het meisje is gebaseerd op hetgeen haar dochter haar heeft verteld. De verklaring die het meisje tijdens het studioverhoor op 15 augustus 2008 heeft afgelegd stemt daarmee weliswaar in grote lijnen overeen, maar het signalement dat het meisje heeft gegeven van de man die aan haar vagina zou hebben gezeten past niet helemaal bij het signalement van de verdachte, nu zij heeft verklaard dat de dader een snor en een baard had. De verdachte heeft verklaard nimmer een snor en een baard te hebben gehad.
Het dossier bevat geen verklaringen van anderen die de seksuele handelingen die de verdachte bij het meisje zou hebben gepleegd, hebben gezien, gehoord of anderszins hebben waargenomen.
Gelet op dit alles en mede in aanmerking genomen dat het psychologisch rapport dat over de verdachte is uitgebracht inhoudt dat er geen aanwijzingen zijn dat er bij hem sprake is van een dieperliggende pedoseksuele ontwikkeling, bestaat er te veel twijfel om het ten laste gelegde bewezen te achten. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Van der Stroom en Vogels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Wegman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2008.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 9 mei 2008:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 02 augustus 2007 te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten T.N. Langendoen, geboren 13-02-02, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal aanraken en/of strelen van de (met kleding bedekte) vagina van die Langendoen;
(artikel 247 Sr)