ECLI:NL:RBROT:2008:BD4073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
265183 / HA ZA 06-1957
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanpassing tussenvonnis en tussentijds hoger beroep in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2008 uitspraak gedaan in de zaak tussen Dojo International Beheer B.V. en Postbank N.V. Het betreft een verzoek van Postbank om het tussenvonnis van 27 februari 2008 aan te passen. Postbank stelt dat de rechtbank een kennelijke fout heeft gemaakt door haar te veroordelen in de proceskosten en de uitvoerbaarheid bij voorraad van het tussenvonnis te verklaren, terwijl dit niet was gevorderd. Dojo, de eiseres, betwist deze stelling en stelt dat zij niet de gelegenheid heeft gekregen om een antwoordconclusie in het incident te nemen, waardoor zij niet kon vorderen dat de rechtbank de vordering in het incident zou afwijzen.

De rechtbank heeft de verzoeken van Postbank beoordeeld en geconcludeerd dat artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet van toepassing is, omdat er geen sprake is van een kennelijke fout. De rechtbank wijst het verzoek van Postbank af en stelt echter wel tussentijds hoger beroep open, gezien de procedurele gang van zaken. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en is openbaar uitgesproken.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele stappen in civiele procedures en de mogelijkheden voor partijen om in hoger beroep te gaan wanneer er procedurele tekortkomingen zijn. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 265183 / HA ZA 06-1957
Uitspraak: 23 april 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOJO INTERNATIONAL BEHEER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. D.L.A. van Voskuilen,
advocaat mr. J. van Andel te Driebergen,
- tegen -
de naamloze vennootschap
POSTBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. O.E. Meijer,
advocaat mr. H.D. Bonthuis te Amsterdam.
Partijen blijven hierna aangeduid als "Dojo" respectievelijk "Postbank".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
tussenvonnis van deze rechtbank van 27 februari 2008 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
faxbericht van 3 maart 2008 van mr. Bonthuis;
faxbericht van 18 maart 2008 van mr. Van Andel;
email van 19 maart 2008 van mr. Bonthuis;
faxbericht van 3 april 2008 van mr. Van Andel.
2 De verdere beoordeling
Postbank verzoekt:
het tussenvonnis op grond van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan te passen in die zin dat de veroordeling van Postbank in de proceskosten en de uitvoerbaarheid bij voorraad van het tussenvonnis komen te vervallen;
alsnog op grond van artikel 337 lid 2 Rv tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis open te stellen.
Postbank grondt haar hierboven onder 2.1 sub 1 genoemde verzoek op de stelling dat Dojo in het incident niet heeft gevorderd (1) dat Postbank in de proceskosten zou worden veroordeeld en derhalve evenmin (2) dat een dergelijke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard. Postbank wijst in dit verband op artikel 233 Rv. Nu uitvoerbaarheid bij voorraad van de proceskostenveroordeling in het incident niet was gevorderd, had de rechtbank deze in de visie van Postbank niet mogen uitspreken. Dat dit wel is geschied, merkt Postbank aan als een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv.
Dojo wijst erop dat de rechtbank haar ten onrechte niet de gelegenheid heeft geboden om een antwoordconclusie in het incident te nemen. Om die reden heeft Dojo niet kunnen vorderen dat de rechtbank (1) de vordering in het incident zou afwijzen en (2) Postbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou veroordelen in de kosten van het incident. Dojo voert aan dat zij, indien zij daartoe in de gelegenheid zou zijn gesteld, uiteraard dienovereen¬komstig zou hebben gevorderd. De beslissing in het incident zou dan in de visie van Dojo geen andere zijn geweest, behalve dat de kosten in het incident aan de zijde van Dojo hoger zouden zijn uitgevallen. Primair voert Dojo echter aan dat, wat er ook zij van de procedurele gang van zaken, artikel 31 Rv in deze situatie niet van toepassing is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 31 Rv biedt een mogelijkheid tot verbetering van kennelijke fouten. Daarbij is door de wetgever gedacht aan gevallen waarin het voor partijen en derden direct duidelijk dient te zijn dat sprake is van een vergissing, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een kennelijke rekenfout of een kennelijke schrijffout, of omdat de beslissing niet aansluit op de overwegingen in de uitspraak. De rechtbank is met Dojo van oordeel dat een "kennelijke fout" in de zin van artikel 31 Rv zich hier niet voordoet. De rechtbank dient het verzoek van Postbank om toepassing te geven aan artikel 31 Rv derhalve af te wijzen.
Nu de herstelmogelijkheid van artikel 31 Rv niet kan worden toegepast en mede gelet op de niet correcte procedurele gang van zaken, acht de rechtbank wel gronden aanwezig om alsnog tussentijds hoger beroep open te stellen van het tussenvonnis.
3 De beslissing
De rechtbank,
wijst af het verzoek van Postbank strekkende tot aanpassing van het tussenvonnis van deze rechtbank van 27 februari 2008;
stelt alsnog tussentijds hoger beroep open van het tussenvonnis van deze rechtbank van 27 februari 2008;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
1729