2 Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan
Powertec vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren van de vordering van RS Beheer kennis te nemen. RS Beheer voert gemotiveerd verweer.
De vordering in de hoofdzaak strekt tot vernietiging van een op 12 juli 2007 bij deze rechtbank gedeponeerd arbitraal vonnis en tot veroordeling van gedaagden om aan RS Beheer te betalen € 54.395,96 en € 12.831,58 en schade op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
Powertec stelt dat de rechtbank niet bevoegd is van de vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis kennis te nemen omdat RS Beheer die vordering inkleedt met een vordering waarvan de beoordeling bij arbiters thuis hoort en waarover arbiters al geoordeeld hebben (evo onder 9).
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Ingevolge artikel 1064 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt de vordering tot vernietiging van een arbitraal eindvonnis ingesteld bij de rechtbank ter griffie waarvan het origineel van het vonnis volgens artikel 1058 lid 1 Rv moet worden neergelegd. Gesteld noch gebleken is dat het arbitrale vonnis ter griffie van een andere dan deze rechtbank diende te worden neergelegd. De rechtbank is derhalve bevoegd van de vordering tot vernietiging kennis te nemen.
Powertec stelt dat de rechtbank niet bevoegd is van de vordering tot betaling van het bedrag van € 54.359,96 kennis te nemen omdat: (a) partijen zijn overeengekomen hun geschillen aan arbiters voor te leggen, hetgeen zij ook gedaan hebben, en (b) de bevoegdheid van de rechtbank ingevolge artikel 1067 Rv pas herleeft op het moment dat een vernietigingsvonnis onherroepelijk is geworden (evo onder 16 en 17). Uit de arbitrale bedingen in de overeenkomsten tussen partijen moet in de visie van Powertec bovendien worden afgeleid dat het geschil tussen partijen na eventuele vernietiging van het arbitraal vonnis opnieuw aan arbiters dient te worden voorgelegd. De bewoordingen van die bedingen bevatten daarvoor naar het oordeel van Powertec duidelijke aanwijzingen. Powertec noemt in het bijzonder de passages "alle geschillen" en "met uitsluiting van de gewone rechter".
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bij conclusie van antwoord in het incident verstrekte nadere toelichting blijkt dat de door RS Beheer ingestelde vorderingen tot betaling van bepaalde bedragen door Powertec in de visie van RS Beheer voortvloeien uit de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis (cva onder 2.1). Naar de bedoeling van RS Beheer betreft het hier dus geen zelfstandige vorderingen naast de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis, maar van het slagen van die vordering afhankelijke vorderingen.
Zodra het vonnis waarbij een arbitraal vonnis is vernietigd onherroepelijk is geworden, herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen (artikel 1067 Rv). Dat partijen anders zijn overeengekomen, is - anders dan Powertec meent - uit de tekst van de arbitrale bedingen niet af te leiden. Dat daarin de passages "alle geschillen" en "met uitsluiting van de gewone rechter" voorkomen, brengt niet mee dat partijen geacht mogen worden de bedoeling te hebben gehad af te wijken van de in artikel 1067 Rv neergelegde hoofdregel, inhoudende - kort weergegeven - dat na onherroepelijke vernietiging de bevoegdheid van de gewone rechter herleeft.
Hetgeen hiervoor is overwogen neemt uiteraard niet weg dat van het herleven van de bevoegdheid van de gewone rechter eerst sprake kan zijn zodra het vonnis waarbij een arbitraal vonnis is vernietigd onherroepelijk is geworden zodat de rechtbank niet eerder aan beoordeling van het onderliggende geschil zou kunnen toekomen. In de praktijk echter zou de rechtbank in een geval als het onderhavige, indien tot vernietiging van het arbitrale vonnis zou worden beslist, een deelvonnis kunnen wijzen waarbij het arbitraal vonnis wordt vernietigd en waarbij de beslissing omtrent de overige vorderingen wordt aangehouden. Die vorderingen kunnen dan worden beoordeeld indien en zodra het vonnis waarin het arbitrale vonnis is vernietigd onherroepelijk is geworden. Er bestaat derhalve geen grond om ten aanzien van de overige vorderingen - of één daarvan - tot onbevoegdheid van de rechtbank te concluderen.
De slotsom is dat de vordering in het incident zal worden afgewezen.
Omtrent de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. Het incident is mede uitgelokt door de wijze van procederen van RS Beheer. De door haar bij dagvaarding ingestelde vorderingen strekken er immers toe om gedaagden te doen veroordelen om aan RS Beheer substantiële bedragen te betalen. Van die vorderingen werd eerst bij conclusie van antwoord in het incident duidelijk dat deze impliciet waren ingesteld onder de opschortende voorwaarde van het onherroepelijk worden van een vonnis waarbij het arbitraal vonnis zou worden vernietigd. Powertec had derhalve goede redenen om zich - op basis van de arbitrale bedingen - te beroepen op onbevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van die vorderingen. Daarom zal de rechtbank, hoewel de vordering in het incident wordt afgewezen, de proceskosten in het incident compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.