zaaknummer: 287559 HA ZA 07-1724
[opposante]
wonende te [woonplaats]
opposante
procureur: mr. R.J. Michielsen
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM
zetelend te Rotterdam
geopposeerde
procureur: mr. R.W. van Harmelen
Partijen worden hierna verder aangeduid als “[opposante]” en “de Gemeente”.
1. Het verdere verloop van de procedure
Hiervoor wordt verwezen naar het tussenvonnis dat de rechtbank in deze zaak gewezen heeft op 17 oktober 2007. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is op 4 december 2007 een comparitie van partijen gehouden. Ter zitting is [opposante] in persoon verschenen, bijgestaan door de procureur mr. R.J. Michielsen, terwijl namens de Gemeente verschenen zijn
[medewerker Juridische Dienst], medewerker Juridische Dienst en [medewerker Dienst Stedebouw], medewerker Dienst Stedebouw, bijgestaan door de advocaat M.M. de Cock.
Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt dat aan beide partijen is toegestuurd.
Vervolgens heeft de Gemeente zich bij akte uitgelaten en daarbij geconcludeerd dat het dwangbevel, waartegen verzet is ingesteld, geacht kan worden buiten effect te zijn gesteld, voor zover dit een bedrag van € 1.750,94 te boven gaat.
[opposante] heeft vervolgens een antwoordakte genomen.
De uitspraak van het vonnis is door de rechtbank, na aanhouding, bepaald op heden.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang- het volgende vast:
2.1. De Gemeente heeft bij besluit van 23 februari 2006 spoedeisende bestuursdwang toegepast ter ontmanteling van een hennepkwekerij in een door [opposante] gehuurde woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Op diezelfde dag is door de Gemeente ook een hennepkwekerij ontmanteld bij de buren van [opposante] op het adres [adres] te [woonplaats].
2.2. [opposante] heeft tegen de toegepaste bestuursdwang bezwaar gemaakt, welk bezwaar door de Gemeente bij besluit van 11 juli 2006 niet-ontvankelijk is verklaard. Het daartegen namens [opposante] aangetekende beroep is door de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht, gegrond verklaard bij beslissing van 9 november 2006. Vervolgens heeft de Gemeente een nieuwe beslissing genomen op 15 december 2006, waarbij het oorspronkelijke besluit is gehandhaafd, zij het onder aanvulling van gronden.
2.3. Tegen dat nieuwe besluit heeft [opposante] opnieuw beroep aangetekend bij de rechtbank Rotterdam en dat beroep is bij uitspraak van 9 juli 2007 door de sector bestuursrecht ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door [opposante] hoger beroep aangetekend, doch in dat hoger beroep is zij door de Centrale Raad van Beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Bij nota van 16 maart 2006 heeft de Gemeente de kosten voor de ontmanteling van de hennepkwekerij, inclusief 15% beheerskosten, in totaal € 3.421,25 in rekening gebracht bij [opposante]. Zij is in gebreke gebleven met de tijdige betaling van dat bedrag, waarna de Gemeente op 13 juni 2006 een dwangbevel heeft uitgevaardigd.
3. De stellingen van partijen
3.1. [opposante] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar te verklaren tot goed opposante tegen bedoeld dwangbevel en dit buiten effect te stellen met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het onderhavige geding.
In eerste instantie heeft [opposante] aan die vordering ten grondslag gelegd dat de kosten die samenhangen met de toegepaste bestuursdwang niet op haar verhaald kunnen worden, zolang niet onherroepelijk is beslist op de vraag of de bestuursdwang terecht is toegepast. Tevens heeft [opposante] in eerste instantie aangevoerd dat zij de kosten niet verschuldigd is, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om de diverse materialen zelf (te laten) afvoeren en het herstel van de elektriciteitsvoorziening zelf te (laten) uitvoeren.
Ter comparitie heeft [opposante] die verweren ingetrokken, waarna zij enkel nog bezwaar heeft gemaakte tegen de hoogte van de door de Gemeente in rekening gebrachte kosten, daarbij stellend dat sprake is van dubbeltellingen met de kosten die door de Gemeente ook aan haar buurman in rekening zijn gebracht, bij wie op dezelfde dag een hennepkwekerij is ontmanteld.
3.2. De Gemeente heeft naar aanleiding van de nadere stellingen van [opposante] de in rekening gebrachte kosten verminderd van € 3.421,25 tot € 1.750,94. In laatstgenoemd bedrag is begrepen een forfaitaire toeslag van 15% aan beheerskosten, exclusief BTW.
3.3. Voor de verdere stellingen van partijen verwijst de rechtbank naar de in de hoofdzaak en de vrijwaring gewisselde processtukken en voor zover nodig zal de rechtbank daarbij verder stilstaan in het kader van de beoordeling van de vordering.
4. De beoordeling van de vordering
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat in deze civielrechtelijke verzetsprocedure van de rechtmatigheid van de aan de dwangbevelen ten grondslag liggende bestuursdwang-aanschrijvingen dient te worden uitgegaan. Daarmee staat ook de noodzaak tot uitvoering van de op de door de Gemeente genoemde werkzaamheden vast.
4.2. Nadat [opposante] ter comparitie twee verweren had ingetrokken, spitst het geschil zich toe op de vraag welke kosten de Gemeente aan [opposante] in rekening kan brengen.
Bij de beoordeling van dat geschil stelt de rechtbank voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de overtreder, in casu [opposante], de kosten van de uitoefening van de bestuursdwang verschuldigd is. Dit is slechts anders indien de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de overtreder dienen te komen. Het gaat daarbij om een marginale beoordeling, zodat ook de stellingen van partijen binnen dit beoordelingskader dienen te worden bezien.
4.3. De Gemeente heeft blijkens de door haar als productie 12 bij de akte van 16 januari 2008 overgelegde specificatie de werkelijke kosten van de bestuursdwang in tweede instantie becijferd op € 1.306,67, exclusief 15% beheerskosten.
[opposante] heeft de in die specificatie genoemde kosten niet weersproken in haar antwoordakte, behoudens het bedrag van € 400,- ter zake van “Inzet toezicht + BOA STZ”.
De Gemeente heeft dat bedrag niet onderbouwd, laat staan dat zij inzicht heeft gegeven in de vraag hoe dat bedrag is opgebouwd. Nu de Gemeente niet heeft gesteld op de inzet van welke functionarissen die kosten betrekking heeft, moet, mede gezien het ronde bedrag van € 400,-, ervan worden uitgegaan dat sprake is van een forfaitaire vergoeding. Het in rekening brengen van een dergelijke forfaitaire vergoeding, naast de opslag van 15% aan beheerskosten, acht de rechtbank in dit geval, nu een verdere onderbouwing ontbreekt, niet redelijk. Bovendien geldt dat bedoelde kosten kennelijk betrekking hebben op de inzet van medewerkers in dienst van de Gemeente. De Gemeente zou die kosten als loonkosten echter ook zonder de toegepaste bestuursdwang hebben gemaakt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de in rekening gebrachte kosten van de buitengewone opsporingsambtenaar. Die functionaris is mogelijk niet in dienst van de Gemeente, maar van de politie, doch ook hier geldt dat de redelijkerwijs aan politie-inzet verbonden kosten geacht moeten worden te zijn begrepen in de toewijsbare beheersvergoeding van 15%..
Meergenoemd bedrag van € 400,- kan de Gemeente redelijkerwijze dan ook niet bij [opposante] in rekening brengen.
Op grond van vorenstaande overwegingen moet worden geconcludeerd dat de werkelijke kosten € 906,67 bedragen. Dat bedrag dient vermeerderd te worden met 19% BTW, derhalve een bedrag van € 172,27 en 15% beheerskosten, derhalve een bedrag van € 136,-, zodat de totale kosten € 1.214,94 bedragen.
4.4. Gelet op vorenstaande overwegingen zal het dwangbevel buiten effect worden gesteld voor zover daarbij meer aan bestuursdwangkosten worden ingevorderd dan € 1.214,94, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 april 2006.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen zo nodig tot verrekening zullen overgaan, nu vaststaat dat [opposante] middels een excutoriaal beslag op haar girorekening al een bedrag van € 1.758,40 aan de Gemeente heeft voldaan. [opposante] heeft in haar antwoordakte genomen ter rolle van 13 februari 2008 weliswaar geconcludeerd dat zij recht heeft op terugbetaling van het verschil, doch nu [opposante] verzuimd heeft om tijdig op de voet van artikel 137 Rv een eis in reconventie in te dienen, kan de rechtbank die vordering van [opposante] in dit stadium van het geding niet meer beoordelen.
4.5. Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, daaronder mede begrepen de kosten van betekening.
5. De beslissing
De rechtbank:
stelt het dwangbevel ten aanzien van het pand aan de [adres] te [woonplaats] buiten effect voor zover daarbij van de aan [opposante] in rekening gebrachte bestuursdwangkosten méér wordt ingevorderd dan € 1.214,94, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 april 2006 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van het geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
F11