ECLI:NL:RBROT:2008:BD4803

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
859717
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een restantbedrag en buitengerechtelijke kosten in het kader van een koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, Comfort Reizen Club B.V., gedaagde aangesproken voor een restantbedrag van € 720,19, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, voortvloeiend uit een koopovereenkomst die op 4 september 2007 is gesloten. Gedaagde had een aantal goederen gekocht en zou het verschuldigde bedrag in 12 maandtermijnen betalen. Eiseres stelt dat gedaagde niet tijdig heeft betaald, terwijl gedaagde aanvoert dat hij het bedrag in 5 maanden heeft voldaan en dat hij het niet eens is met de aankoopprijs van de minibike. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat gedaagde wel degelijk aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en eiseres niet gerechtigd was om buitengerechtelijke kosten te vorderen op basis van de Wet Consumentenkrediet (WCK). De rechter oordeelt dat gedaagde meer heeft betaald dan hij contractueel verplicht was en dat eiseres ten onrechte een te hoog bedrag heeft gevorderd. Bovendien heeft eiseres niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot het vermelden van de effectieve jaarrente in de overeenkomst. De rechter heeft eiseres als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton, locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Comfort Reizen Club B.V.,
gevestigd te Houten,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 7 januari 2008,
gemachtigde: D. de Graaf ( Creditline C.V. te’s-Gravenhage),
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
in persoon.
Het verloop van het proces
Eiseres heeft bij voormeld exploot – onder overlegging van producties – gedaagde opgeroepen tegen de zitting van 18 januari 2008 en heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen € 720,19 met rente en kosten, zoals in de dagvaarding omschreven.
Gedaagde heeft op de eis geantwoord en producties overgelegd.
Eiseres heeft een conclusie van repliek genomen en producties overgelegd.
Gedaagde heeft een conclusie van dupliek genomen en producties overgelegd.
Het vonnis is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of niet voldoende weersproken, en mede op basis van de onbestreden gebleven producties, staat tussen partijen in ieder geval het volgende vast:
- tussen gedaagde is (kennelijk naar aanleiding van colportage) een koopovereenkomst gesloten op 4 september 2007, waarbij gedaagde van eiseres heeft gekocht: 1 trolley, 1 trainingsbike, 1 radioknuffel, 1 gereedschap en 1 voetenbad, voor een totaalprijs van € 598,00;
- overeengekomen is verder dat de betaling geschiedt in 12 termijnen, waarvoor aan rente een bedrag groot € 81,76 in rekening wordt gebracht;
- bij brief van “zondag 23 september 2007” heeft Creditline (die in dit geding ook als gemachtigde voor eiseres optreedt) gedaagde bevestigd dat zij namens eiseres zorg draagt voor automatische incasso en met ingang van 19-09-2007 iedere maand in totaal 12 termijnen van € 56,65 zal afschrijven. Aan het slot van die brief staat vetgedrukt: “Voorkom incassokosten, zorg voor voldoende saldo op uw rekening”;
- gedaagde heeft de volgende betalingen gedaan, die respectievelijk op de vermelde data van de rekening van hem of zijn echtgenote zijn afgeschreven, dan wel door eiseres zijn ontvangen:
afgeschreven: bedrag ontvangen
* op 20-09-2007 € 56,65 op 20-09-2007
* op 29-10-2007 € 149,00 op 30-10-2007
* op 20-11-2007 € 56,65 op 20-11-2007
* op 28-11-2007 € 149,00 op 29-11-2007
* op 14-01-2008 € 243,35 op 15-01-2008
* op 14-01-2008 € 27,28 op 15-01-2008
- een op valutadatum 18-10-2007 bij eiseres bijgeschreven bedrag groot € 56,65 is met valutadatum 19-10-2007 weer afgeschreven (gestorneerd);
- Bij brief gedateerd “zondag 21 oktober 2007” heeft Creditline gedaagde een “laatste sommatie” toegezonden voor een totaal openstaand bedrag van € 679,80, administratiekosten ad € 12,50, waarop reeds was betaald € 56,65. Creditline stelt gedaagde in gebreke en verzoekt hem “vriendelijk doch dringend” het resterende bedrag binnen 7 dagen over te maken, bij gebreke waarvan zij de vordering ter incasso zal overdragen aan haar afdeling incasso;
- Bij brief van “zondag 28 oktober 2007” maakt Creditline aanspraak op betaling van de vordering groot € 692,30, van rente “t/m heden” ad € 3,73, van buitengerechtelijke incassokosten ad € 178,50, van bureaukosten ad € 25,00, en brengt als “reeds voldaan” in mindering € 113,30;
- Volgende aanmaningen (telkens voor het totaal van € 786,23) heeft Creditline op “zondag 4 november 2007” en op “zondag 11 november 2007” aan gedaagde toegezonden;
- Bij brief van 28 november 2007 heeft gedaagde aan Creditline doorgegeven dat hij – verkort weergegeven – op 29 oktober 2007 € 149,00 heeft betaald, op 20 november 2007 € 56,65 en op 26 november 2007 € 149,00 en voegt daar aan toe “De contract was in 12 maanden termijn, maar doe ik in korte termijn zonder rente hoofdsom bedrag van € 598,00, op 4 september 2007”;
- Deze brief heeft Creditline op 9 december 2007 beantwoord. Verkort weergegeven meldt Creditline waarom zij niet akkoord gaat met betaling van alleen € 598,00, beroept zij zich op de hiervoor vermelde correspondentie en stelt dat gedaagde in verzuim is en dat zij bezig is een dagvaarding op te stellen. Gedaagde kan de gerechtelijke procedure nog slechts voorkomen door betaling van € 637,23.
De stellingen van eiseres
De bij dagvaarding geldend gemaakte vordering strekt tot betaling van een bedrag van € 679,76 aan hoofdsom, waarop een bedrag van € 113,30 in mindering is voldaan, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten van € 150,00 en wettelijk rente van € 3,73.
Aan die eis legt eiseres in dat stuk en in de conclusie van repliek - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
- eiseres heeft op of omstreeks 4 september 2007 diverse roerende zaken aan gedaagde verkocht en geleverd, zoals omschreven op de koopovereenkomst op 4 september 2007;
- de gehele vordering is niet conform de dagvaarding voldaan voor de zittingsdag;
- gedaagde heeft in totaal betaald € 681,93;
- de termijnbetalingen zijn “een gepasseerd station”, omdat gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst;
- eiseres was daardoor genoodzaakt om haar vordering uit handen te geven en er zijn buitengerechtelijke werkzaamheden verricht, waarvoor Creditline eiseres buiten-gerechtelijke kosten in rekening brengt;
- eiseres maakt aanspraak op de wettelijke rente;
- het product dat eiseres verkoopt (“MEDI BIKE Fitness apparatuur”) heeft blijkens de overgelegde advertentie een prijs van € 1199,-.
De stellingen van gedaagde
Gedaagde stelt dat hij het aankoopbedrag reeds heeft betaald. Gedaagde mocht het bedrag in diverse termijnen voldoen en dat is ook gebeurd. In plaats van in 12 maanden heeft gedaagde het in 5 maanden afbetaald. Daarnaast is gedaagde het niet eens met de aankoopprijs van de minibike bij eiseres. Ter illustratie daarvan heeft hij een advertentie overgelegd waarin een “Elektrische Mini Bike” wordt aangeboden voor € 79,95.
De beoordeling van de vordering
Vooropgesteld wordt dat het alleszins begrijpelijk is dat gedaagde er bezwaar tegen heeft dat hij bij eiseres een veelvoud betaalt van de prijs waarvoor hij een – in zijn ogen kennelijk gelijkwaardig – product elders had kunnen kopen. Juridisch snijdt dat argument echter geen hout: gedaagde moet de contractuele verplichtingen nakomen, die hij met eiseres is aangegaan. Gedaagde heeft kennelijk ook niet geprotesteerd binnen de daarvoor (volgens de wet en het ondertekende contract) geldende termijn van 8 dagen na dagtekening van de overeenkomst bij de Kamer van Koophandel.
Vermoedelijk heeft gedaagde zich dat zelf ook gerealiseerd: hij is immers zijn verplichtingen wel degelijk nagekomen. Feitelijk zelfs meer dan dat. Hij heeft aan eiseres inmiddels in totaal een bedrag groot € 681,93 betaald, waarvan, anders dan eiseres stelt, een totaalbedrag groot € 511,30 geruime tijd vóór het moment waarop de dagvaarding is uitgebracht en het restant vóór de eerste zittingsdag. Reeds daarom staat vast dat eiseres de vordering tot een te hoog bedrag bij dagvaarding heeft ingesteld en verder dat zij deze ten onrechte niet dadelijk op de eerstdienende dag heeft verminderd.
Ten gronde wordt verder geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op hetgeen in deze procedure (uiteindelijk) nog vordert, te weten € 151,56 aan buitengerechtelijke kosten en rente.
Immers, de tussen partijen gesloten overeenkomst valt onder het regime van de Wet op het Consumentenkrediet (hierna aan te duiden als: WCK). Het gaat om een krediettransactie waarbij een bedrijf (hier: eiseres) aan een particulier een geldsom ter beschikking stelt ter zake van het verschaffen van het genot van een roerende zaak, waarbij tenminste een van de betalingen van de kredietnemer (dat is dus gedaagde) later dan drie maanden na levering van de producten plaatsvindt.
Dat betekent in ieder geval dat eiseres – op grond van het bepaalde in artikel 34 van de WCK – nimmer aanspraak kàn maken op (betaling door gedaagde van) buitengerechtelijke incassokosten.
Maar ook als dit artikel van de WCK daaraan niet al in de weg zou staan, dan nog heeft eiseres geen recht op buitengerechtelijke incassokosten: simpelweg omdat gedaagde niet in verzuim is geraakt met de door hem op zich genomen verplichtingen, althans niet zodanig daarmee in verzuim is geraakt dat daarmee het gehele bedrag vervroegd opeisbaar is geworden.
De WCK verlangt immers dat er tenminste een achterstand bestaat van twee maanden en dat er een deugdelijke ingebrekestelling is uitgebracht. Hier doet zich het een noch het ander voor.
Vervolgens geldt uiteraard dat eiseres de overeengekomen rente niet langer in haar geheel kon invorderen (laat staan daarover nog weer eens opnieuw vertragingsrente in rekening mocht gaan brengen) nadat zij het verstrekte krediet vervroegd had opgeëist (hoe onterecht dat dan verder dus ook was). Die rentepost van € 81,76 was immers gebaseerd op afbetaling is twaalf maandelijkse termijnen, en die periode was geenszins verstreken toen eiseres (althans Creditline namens haar) de “laatste sommatie” van 21 oktober 2007 opstelde (en naar mag worden aangenomen, ook verzond).
Op dat moment was gedaagde, als gevolg van een stornering waarvan hij zelf op dat moment naar alle waarschijnlijkheid nog geen kennis droeg, hoogstens 2 dagen achter met zijn betalingsverplichting (per 19 oktober 2007). Gedaagde heeft in ieder geval binnen een termijn van 7 dagen nadat hij de brief kan hebben ontvangen een hoger bedrag betaald, dan hij aan maandelijkse verplichtingen achter was geraakt.
Tenslotte moet nog worden opgemerkt dat – eiseres heeft ten onrechte in de overeenkomst niet het percentage effectieve jaarrente vermeld: zij was daartoe wèl gehouden – eiseres kennelijk een hoger percentage aan kredietvergoeding in rekening heeft gebracht dan haar op grond van de WCK is toegestaan.
Dat alles betekent, zoals ook eerder is opgemerkt, dat gedaagde al meer heeft betaald dan waartoe hij op grond van het contract gehouden was, zeer zeker als het daarin vermelde bedrag van € 679,76 wordt gecorrigeerd op grond van de bepalingen van de WCK zoals hiervoor is overwogen. Gedaagde heeft echter geen eis in reconventie ingesteld.
Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt eiseres in de proceskosten,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 25,00 aan verzend- en administratiekosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.