ECLI:NL:RBROT:2008:BD5535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
245829/HA ZA 05-2595
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Zelm van Eldik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gecombineerd vervoerder na diefstal van containers tijdens opslag

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van B.G. Freight en Seaport centraal na de diefstal van twee containers met whisky. De eiseressen, Grant c.s., vorderden schadevergoeding van B.G. Freight en Seaport, nadat de containers, die waren aangekomen in Antwerpen, door onbevoegden waren afgegeven en vervolgens waren gestolen. De rechtbank oordeelde dat B.G. Freight als vervoerder aansprakelijk was voor de schade die door de diefstal was ontstaan, omdat zij onvoldoende zorg had gedragen voor de afgifte van de containers. De rechtbank stelde vast dat B.G. Freight een cognossement had afgegeven en dat de aansprakelijkheid op basis van de cognossementsvoorwaarden beperkt was tot SDR 99.074. De rechtbank oordeelde dat B.G. Freight zich niet kon beroepen op de vrijstelling van aansprakelijkheid, omdat zij niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de diefstal te voorkomen.

Seaport, als hulppersoon van B.G. Freight, werd niet aansprakelijk gesteld, omdat er geen contractuele relatie bestond tussen Seaport en Grant c.s. De rechtbank oordeelde dat de vordering tegen Seaport was gebaseerd op onrechtmatige daad, maar dat deze niet kon slagen onder Belgisch recht. De rechtbank wees de vordering tegen Seaport af en compenseerde de proceskosten, aangezien beide partijen op belangrijke punten in het ongelijk werden gesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders en hulppersonen in het geval van gecombineerd vervoer en de noodzaak om zorgvuldigheid in acht te nemen bij de afgifte van goederen.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 245829/HA ZA 05-2595
Uitspraak: 21 mei 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging WILLIAM GRANT & SONS DISTILLERS LIMITED,
gevestigd te Bellshill, Verenigd Koninkrijk,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging WILLIAM GRANT & SONS INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd te Bellshill, Verenigd Koninkrijk,
3. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging BACARDI MARTINI FRANCE S.A.,
gevestigd te Saint Ouen, Frankrijk,
4. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging ROYAL & SUN ALLIANCE INSURANCE PLC,
gevestigd te Horsham, Verenigd Koninkrijk,
procureur mr N. Lagerweij,
advocaat mr R.P.M. van Leeuwen (Amsterdam),
eiseressen,
- tegen -
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.G. FREIGHT LINE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
procureur mr W.M. van Rossenberg,
advocaat mr A.D. Huisman,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van vestiging N.V. KATOENNATIE TERMINALS, eerder handelende onder de naam SEAPORT TERMINALS N.V. en met die naam ook aangeduid in de dagvaarding,
gevestigd te Kallo-Beveren, België,
procureur en advocaat mr R.W.J.M. te Pas,
gedaagden.
Partijen worden hierna aangeduid als "Grant Distillers", "Grant International", "Bacardi", "Royal", "B.G. Freight" en "Seaport". Eisseressen gezamenlijk worden aangeduid als
"Grant c.s.".
1. Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- vonnis van deze rechtbank d.d. 14 juni 2006 en de daaraan ten grondslag liggende
stukken, alsmede de herstelbeslissing d.d. 23 augustus 2006;
- conclusie van antwoord van B.G. Freight, met producties;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Seaport;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 18 oktober 2006 in het vrijwaringsincident;
- conclusie van antwoord van Seaport, met producties;
- conclusie van repliek ten opzichte van B.G. Freight, met producties;
- conclusie van repliek ten opzichte van Seaport, met producties;
- conclusie van dupliek van B.G. Freight, met producties;
- conclusie van dupliek van Seaport, met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Op of omstreeks 3 september 2004 heeft B.G. Freight opdracht ontvangen tot het vervoer van twee geladen containers (BGFU 960024/6 en BGFU 960038/0) eerst over zee van Grangemouth, Schotland, Verenigd Koninkrijk, naar Antwerpen, België en vervolgens over de weg naar Gennevilliers, Frankrijk.
2.2
B.G. Freight of haar agent heeft voor dit vervoer een cognossement afgegeven, gedateerd te Grangemouth op 11 september 2004. Daarop was Grant Distillers vermeld als shipper en Grant International c/o Bacardi als met name genoemde consignee.
2.3
De containers zijn met het ms. Novitas H naar Antwerpen vervoerd, waar deze op of omstreeks 13 september 2004 zijn gelost op het terrein van Seaport. De containers zijn vervolgens door Seaport afgegeven aan personen die niet tot inontvangstneming bevoegd waren en die de inhoud van de containers hebben gestolen. Slechts een deel daarvan is teruggevonden.
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad B.G. Freight en/of Seaport te veroordelen tot betaling aan Grant c.s. van
€ 612.420,78, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Grant c.s. aan de vordering - kort en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
De schade door het verlies van de lading in de containers, respectievelijk bestaande uit 2.640 dozen Glenfiddich Special Reserve Malt Scotch Whisky en 2.112 dozen Grants Family Reserve Blended Scotch Whisky, bedraagt € 227.960,22 wegens het verloren gaan van de lading en € 384.460,56 wegens accijnzen en invoerrechten die verschuldigd waren als gevolg van de niet-aanzuivering van de douanegeleidedocumenten.
3.2
B.G. Freight is als vervoerder en/of uit onrechtmatige daad jegens Grant Distillers en Grant International aansprakelijk voor de schade die door de diefstal is ontstaan. Seaport is aansprakelijk uit hoofde van onrechtmatige daad.
3.3
Royal is gesubrogeerd in de rechten van Grant Distillers en Grant International.
De vordering wordt mede ingesteld door Bacardi voor zover deze (mede) als vorderingsgerechtigde zou moeten worden aangemerkt.
4. Het verweer
Het verweer van B.G. Freight en Seaport strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Grant c.s. in de kosten van het geding.
4.1
B.G. Freight heeft daartoe het volgende aangevoerd:
-haar komt ingevolge de cognossementsvoorwaarden een beroep toe op overmacht, nu zij het nodige heeft gedaan om de diefstal te voorkomen;
-haar komt in ieder geval een beroep toe op de beperking van haar aansprakelijkheid tot SDR 99.074;
-van een onrechtmatige daad van B.G. Freight kan geen sprake zijn;
-de gestelde schade wordt betwist; douanerechten komen niet voor vergoeding in aanmerking;
-de subrogatie van Royal wordt betwist.
4.2
Seaport heeft daartoe het volgende aangevoerd:
-Seaport heeft bij het afgeven van de containers geen fout gemaakt;
-voor zover zij een fout zou hebben gemaakt, is sprake van een contractuele fout; naar het toepasselijke Belgische recht kan zij niet daarnaast worden aangesproken uit onrechtmatige daad;
-van een onrechtmatige daad van Seaport is - ook naar Nederlands recht - geen sprake; causaal verband ontbreekt; er is sprake van eigen schuld aan de zijde van Grant c.s.;
-Grant c.s. dient de op alle contracten van Seaport toepasselijke algemene voorwaarden in redelijkheid tegen zich te laten gelden; op grond daarvan is de aansprakelijkheid van Seaport beperkt tot € 2.500,-;
-Seaport kan een beroep doen op de voorwaarden van het door B.G. Freight afgegeven cognossement;
-de gestelde schade wordt betwist.
5. De beoordeling
De vordering tegen B.G. Freight
5.1
Tussen B.G. Freight als vervoerder en Grant Distillers is een overeenkomst van gecombineerd vervoer tot stand gekomen, waarop de cognossementsvoorwaarden van toepassing zijn. Ingevolge cl. 26 wordt de overeenkomst beheerst door Nederlands recht.
De vordering van Grant c.s. jegens B.G. Freight is (primair) op deze overeenkomst gebaseerd: Grant Distillers als afzender, Grant International of Bacardi als geconsigneerde en Royal als hun rechtsopvolger. Krachtens cl. 13 gelden de verweren op grond van de cognossementsvoorwaarden ook voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad.
5.2
Na de lossing uit het zeeschip in Antwerpen bevonden de containers zich bij Seaport in afwachting van het wegtransport. De schade vond plaats als gevolg van het door Seaport afgeven van de geladen containers aan onbevoegden die de lading hebben gestolen.
Tussen Grant c.s. en B.G. Freight is niet in geschil dat de diefstal plaatsvond tijdens het gedeelte van het vervoer waarvoor de regels voor het zeevervoer golden en nog niet die van het internationale wegvervoer.
5.3
Zoals ook volgt uit cl. 10 van de cognossementsvoorwaarden, waren op het zeevervoer de HVR toepasselijk. De dwingendrechtelijke toepasselijkheid daarvan was echter beperkt tot het tijdvak tussen inlading in het schip en lossing uit het schip. Dat betekent dat ten aanzien van de periode na lossing in de cognossementsvoorwaarden een beperkter aansprakelijkheid van de zeevervoerder B.G. Freight kon worden overeengekomen dan die welke zou gelden ingevolge de HVR. In cl. 8 is een vrijtekening van aansprakelijkheid opgenomen voor schade door "any cause or event which the Carrier could not avoid and the consequences whereof he could not prevent by the exercise of reasonable diligence."
5.4
Er kan van worden uitgegaan dat B.G. Freight Seaport heeft aangesteld als stuwadoor/opslaghouder in Antwerpen, zodat Seaport kan worden aangemerkt als hulppersoon van B.G. Freight bij het uitvoeren van de vervoerovereenkomst.
Tevens kan worden aangenomen dat B.G. Freight in verband met het wegvervoer van Antwerpen naar Gennevilliers BVBA ACB Agencies heeft ingeschakeld, die op haar beurt het wegvervoer heeft uitbesteed aan Graanhandel Natie N.V., die vervolgens voor het vervoer opdracht heeft gegeven aan BVBA DAG-Trans.
5.5
Om te voorkomen dat in Antwerpen door onbevoegden containers in ontvangst zouden kunnen worden genomen, werden (door B.G. Freight) aan containers die in Schotland werden ingeladen zogenaamde job-numbers (pincodes) toegekend. B.G. Freight instrueerde Seaport om een container slechts dan aan een wegvervoerder vrij te geven, indien deze zich meldde met zowel het containernummer als de betreffende pincode. In dat systeem werden door B.G. Freight zowel aan Seaport als (via ACB Agencies) aan de vervoerder aan wie de opdracht tot het wegvervoer was verstrekt het containernummer en de bijbehorende pincode doorgegeven.
Dit systeem is ook in dit geval gevolgd: de containernummers en de bijbehorende pincodes alsmede de inhoud van de containers (kisten whisky) zijn op 12 september 2004 door de agent van B.G. Freight, ACB Agencies, doorgegeven aan Graanhandel Natie. Daarbij werd de waarschuwing gevoegd dat het om potentieel diefstalgevoelige goederen ging. Ingevolge deze vervoeropdracht dienden de twee containers op de ochtend van 16 september 2004 in Gennevilliers te worden afgeleverd. Op 13 september 2004 gaf ACB Agencies namens
B.G. Freight de containernummers en bijbehorende pincodes door aan het checkpoint van Seaport, teneinde deze vrij te stellen onder die containernummers en pincodes.
5.6
Volgens Grant c.s. zijn B.G. Freight en haar hulppersonen Seaport en Graanhandel Natie ernstig tekortgeschoten, waartoe zij verwijst naar het overgelegde expertiserapport van Clark Woodward Hungate & Co en naar overgelegde stukken uit een strafrechtelijke procedure. Daaruit kan het volgende worden opgemaakt:
-een chauffeur van een wegvervoerder die zich bij het checkpoint Gate 3 van Seaport meldde voor het ophalen van een container moest een briefje invullen met het containernummer, het kenteken van de trekker (of het containerchassis) en de naam van het vervoerbedrijf;
-er vond geen controle plaats aangaande de juistheid van deze ingevulde gegevens; de chauffeur behoefde zich niet te identificeren of te legitimeren;
-voor afgifte van een container was niet vereist dat de bijbehorende pincode door de chauffeur werd opgegeven; ook hoefde geen transportopdracht of een ander op de container betrekking hebbend document te worden getoond;
-overeenkomstig deze gang van zaken zijn de beide containers op de avond van 14 september 2004 achtereenvolgens bij Seaport opgehaald door een chauffeur die opgaf te werken voor CJ Trans (er zouden zich bij de poort tweemaal dezelfde twee personen hebben gemeld); beide keren werd hetzelfde kenteken van het voertuig opgegeven; dat kenteken behoorde bij een voertuig van CJ Trans, dat op dat moment op het afgesloten bedrijfsterrein van CJ Trans geparkeerd stond; CJ Trans werd veelvuldig door Graanhandel Natie ingeschakeld voor het ophalen van containers bij Seaport en het vervoer naar een eindbestemming;
-de pincode hoefde bij Seaport niet te worden opgegeven; niet is gesignaleerd dat de containers pas op de ochtend van donderdag 16 september 2004 in Gennevilliers (Parijs Noord) dienden te worden afgeleverd; enige controle door Seaport vond niet plaats (alleen is mogelijk bij het opladen van de containers gekeken naar het - valse - kenteken op de trekker);
-op 15 september 2004 heeft Graanhandel Natie aan DAG Trans opdracht gegeven tot het afhalen van de twee containers, met opgave van containernummers en pincodes; toen chauffeurs van DAG Trans zich (op de avond van 15 september 2004) bij Seaport meldden, bleken de containers al voordien te zijn afgehaald;
-de betreffende diefstallen zijn gepleegd door verschillende personen in vereniging, onder wie een ondergeschikte van Graanhandel Natie, die uit hoofde van zijn functie als logistiek planner/'dispatcher' toegang kon verkrijgen tot de informatie die B.G. Freight aan Graanhandel Natie had verstrekt voor het afhalen van de containers (type container, containernummers, containerinhoud, periode van beschikbaarheid van de containers bij Seaport).
5.7
Deze feiten en omstandigheden zijn door B.G. Freight onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daaruit blijkt dat B.G. Freight zich tegenover Grant c.s. niet kan beroepen op de in cl. 8 van de cognossementsvoorwaarden opgenomen vrijtekening. B.G. Freight heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
B.G. Freight is derhalve als vervoerder aansprakelijk.
5.8
B.G. Freight kan zich wel beroepen op de beperking van aansprakelijkheid krachtens
cl. 11 (3) van de cognossementsvoorwaarden tot 2 SDR per kilogram ofwel in totaal
SDR 99.074. Niet blijkt dat aan B.G. Freight zelf opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten ten aanzien van de diefstallen.
Op grond van overgelegde producties is voldoende aannemelijk dat de verwachte aankomstwaarde van de lading in de twee containers, verminderd met de waarde van het later teruggevonden gedeelte daarvan (er zouden 1623 flessen zijn teruggevonden, ca. 5,7% van het totaal), hoger lag dan dit bedrag van de beperkte aansprakelijkheid (thans overeenkomend met ca. € 104.000).
Eveneens kan worden aangenomen dat Royal gerechtigd is dit bedrag van B.G. Freight te vorderen.
In het feit dat beide partijen op belangrijke punten in het ongelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren.
De vordering tegen Seaport
5.9
Tussen Grant c.s. en Seaport bestond geen contractuele verhouding. De vordering jegens Seaport is gebaseerd op een door Seaport in België begane onrechtmatige daad. Daarop is Belgisch recht van toepassing.
5.1
Seaport was als stuwadoorsbedrijf door of namens B.G. Freight ingeschakeld bij de uitvoering van de vervoerovereenkomst die deze met betrekking tot de twee geladen containers had gesloten. Seaport is derhalve te beschouwen als hulppersoon of 'uitvoeringsagent' van B.G. Freight. Grant c.s. stelt dat ieder der eiseressen jegens
B.G. Freight vorderingsgerechtigd is of was uit hoofde van de vervoerovereenkomst.
De door Grant c.s. aan Seaport als zijnde onrechtmatig verweten gedragingen bestaan in het betrachten van onvoldoende zorgvuldigheid bij het afgeven van de twee containers aan personen die niet gerechtigd bleken te zijn deze in ontvangst te nemen. Het gaat daarbij om onvoldoende zorgvuldigheid bij het uitvoeren van de contractuele verplichtingen van
B.G. Freight uit de vervoerovereenkomst en niet om gedragingen die - los van inbreuk op een overeenkomst - als onrechtmatig handelen van Seaport tegenover Grant c.s. kunnen worden aangemerkt wegens schending van een algemene zorgvuldigheidsverplichting.
Naar Belgisch recht - waaromtrent partijen informatie hebben gegeven - kan in een geval als dit de vordering tegen Seaport als 'uitvoeringsagent' van B.G. Freight niet slagen.
6. De beslissing
De rechtbank,
in de zaak tegen B.G. Freight
veroordeelt B.G. Freight om tegen behoorlijke kwijting aan Royal te betalen SDR 99.074,- om te rekenen in GBP naar de koers van de dag van betaling, vermeerderd met de Nederlandse wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2005 tot de dag van betaling;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in de zaak tegen Seaport
ontzegt de vordering;
veroordeelt Grant c.s. in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Seaport begroot op € 4.584,- aan vast recht en op € 5.160,- aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
10.