Zaak-/rolnummer: 278862 / HA ZA 07-495
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Apeldoorn,
eiser,
procureur mr. M.G. Bannenberg,
advocaat mr. A. Dregmans te Nijmegen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEXACO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaat mr. J.M. Winter-Bossink te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “Texaco”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 20 december 2006 en de door [eiser] overgelegde producties;
conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:
2.1 [eiser] exploiteerde te Apeldoorn een tweetal tankstations, te weten vanaf 4 december 1998 een tankstation aan de Laan van Zevenhuizen en vanaf 1 augustus 1987 een tankstation aan de Edisonlaan. Beide tankstations had [eiser] in huur van Texaco, de eigenaresse van deze tankstations.
2.2 In de exploitatieovereenkomst met betrekking tot het tankstation aan de Laan van Zevenhuizen was met goedkeuring van de kantonrechter opgenomen dat deze overeenkomst van rechtswege zonder opzegging zou kunnen eindigen op 14 december 2005. Texaco heeft deze overeenkomst ook per die datum doen eindigen.
2.3 [eiser] wilde de tankstations van Texaco overnemen en in maart 2005 zijn partijen hierover in onderhandeling getreden.
2.4 Een brief van Texaco aan [eiser] d.d. 8 augustus 2005 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
Refererend aan onze prettige bespreking d.d. 12 juli 2005 tussen u, uw adviseur de heer Post en de heren Kruize en Janvier van onze maatschappij inzake de overname per 1 september 2005 van de verkooppunten (…) doen wij u het volgende voorstel, dat nog door onze directie dient te worden goedgekeurd:
De overnameprijs van beide verkooppunten tezamen bedraagt EUR 350.000,-. (…)
De levering van motorbrandstoffen zal geschieden op basis van een exclusieve afname overeenkomst die ingaat per 1 september 2005, of zoveel later als beide partijen overeenkomen doch uiterlijk 1 oktober 2005 (...).
Zodra wij uw akkoord en de goedkeuring van onze directie hebben ontvangen zullen wij u bovenstaande afspraken bevestigen (…). Ten blijke van uw akkoord, verzoeken wij u het tweede exemplaar van deze brief voor akkoord te tekenen en te retourneren.
(…)”.
2.5 Kort na ontvangst van voormelde brief heeft [eiser] een exemplaar van deze brief voor akkoord getekend en naar Texaco teruggezonden.
2.6 Een e-mail van [eiser] aan [Y] van Texaco d.d. 12 augustus 2005 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
De financiering verloopt nog niet geheel gladjes. (…)
Nu kwam [X] met een idee waar ik mij wel in kan vinden. Hij zegt wanneer Texaco bereid zou zijn een terugkoopverklaring te maken waaruit blijkt dat wanneer wij om wat voor reden dan ook failliet zouden gaan, de maatschappij de stations terug zal kopen voor hetzelfde bedrag of bijvoorbeeld met een afloop van 25000 euro per jaar. In dit geval is het risico voor de bank veel kleiner (…) Dick denkt dat hij met deze terugkoopverklaring een betere kans bij de fiattering maakt. (…)”.
2.7 Een e-mail van [eiser] aan [Y] van Texaco d.d. 18 oktober 2005 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
Vandaag hebben we de derde afwijzing ontvangen van de heren bankiers Respectievelijk de ING, Rabo en Fortis.
De redenen zijn bij alledrie verschillend, maar bovenaan staat de angst om een tankstation te financieren.
Natuurlijk speelt onze vermogenspositie een rol maar daar is bij voldoende cash flow overheen te komen. Dit zijn woorden van de bank zelf.
De enige oplossing om dit verhaal tot een goed einde te brengen is om toch nog eens serieus te kijken naar de terugkoopverklaring.
Hiermee is de ING over de streep en kunnen we de handel afronden. Het lijkt mij weinig zinvol om bij een vierde bank te gaan zitten.
(…)”.
2.8 In een bespreking van 11 november 2005 werd [eiser] door de heer Kruize namens Texaco medegedeeld dat Texaco had besloten beide stations over te dragen aan een derde, te weten Salland Olie Maatschappij B.V. (hierna: Salland Olie). Texaco heeft beide tankstations vervolgens aan Salland Olie verkocht.
2.9 Tijdens voormelde bespreking van 11 november 2005 werd [eiser] een brief van Texaco van diezelfde datum overhandigd, welke – voor zover hier van belang – het volgende inhoudt:
“(…)
In vervolg op onze brief d.d. 8 augustus jl. en de besprekingen die wij naar aanleiding van het daarin verwoorde voorstel met u hebben gevoerd, hebben wij helaas moeten constateren dat u niet in staat bent dat voorstel te aanvaarden. U heeft daarom, mondeling, een tegenvoorstel gedaan inhoudende een door Texaco (…) aan u te verlenen terugkoopgarantie voor de duur van de leveringsovereenkomst.
Onze directie stemt niet in met een dergelijke garantie. Deze beslissing is gebaseerd op uw onzekere financiële positie. Dit vormt voor ons aanleiding om ons voorstel in te trekken, hetgeen bij deze plaatsvindt.
(…)”.
3 De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat Texaco jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen met hem over de beide tankstations af te breken en Texaco deswege jegens [eiser] schadeplichtig is;
Texaco te veroordelen de schade welke [eiser] dientengevolge heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden te vergoeden, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
Texaco te veroordelen in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Texaco heeft zich in november 2005 ten onrechte beroepen op het gemaakte voorbehoud goedkeuring directie. Gelet op de verstreken tijdsduur tussen het kenbaar maken van het voorbehoud en het inroepen daarvan, het stadium waarin de besprekingen zich op dat moment bevonden en het feit dat Texaco na 8 augustus 2005 nooit heeft aangegeven dat het met de goedkeuring van de directie niet goed zat, heeft Texaco het vertrouwen bij [eiser] gewekt dat deze goedkeuring stilzwijgend was gegeven.
3.2 Texaco heeft jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld door de onderhandelingen, gegeven het stadium waarin deze zich bevonden, abrupt af te breken zonder [eiser], ondanks zijn aanbod daartoe, in de gelegenheid te stellen alsnog op een korte termijn de financiering zonder terugkoopverklaring te regelen.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Texaco heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [eiser] heeft het voorstel van 8 augustus 2005 aanvankelijk op hoofdlijnen aanvaard, doch bij e-mail d.d. 18 oktober 2005 is [eiser] teruggekomen op een van de essentialia, te weten de koopprijs, toen hij aangaf dat hij de stations alleen kon overnemen indien een terugkoopverklaring zou worden afgegeven. Dit voorstel van [eiser] is aan te merken als een tegenvoorstel, waardoor het voorstel van 8 augustus 2005 van de baan was. Op 11 november 2005 heeft Texaco zekerheidshalve haar aanbod ook expliciet ingetrokken.
4.2 Texaco heeft steeds aangegeven de overdracht op 1 september, doch uiterlijk 1 oktober 2005 te willen afronden. [eiser] beschikte eind oktober 2005 nog steeds niet over de noodzakelijk financiële middelen voor de overname en het zag er ook niet naar uit dat de gewenste financiering spoedig zou worden verschaft. Gezien deze omstandigheden heeft Texaco op goede gronden op 11 november 2005 afgezien van het verder onderhandelen over de overname door [eiser].
4.3 Het voorbehoud goedkeuring directie was nog steeds van kracht op 11 november 2005. Nu [eiser] zelf eenzijdig belangrijke essentialia uit het voorstel van 8 augustus 2005 wilde veranderen, moest [eiser] er rekening mee houden dat de directie van Texaco niet met de overdracht zou instemmen. Texaco heeft de onderhandelingen op 11 november 2005 afgebroken omdat toen de aan [eiser] geboden termijn voor het krijgen van financiering reeds ruimschoots was overschreden en op grond van de gebleken slechte financiële positie van [eiser] niet de verwachting bestond dat een deugdelijke financieringsmogelijkheid zich op korte termijn wel zou voordoen.
4.4 Nu Texaco met recht en op redelijke gronden op 11 november 2005 kon besluiten om niet verder te onderhandelen met [eiser] is geen sprake van onrechtmatig handelen en kan van enige schadeplichtigheid van Texaco geen sprake zijn.
5 De beoordeling
5.1 [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Texaco onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door op 11 november 2005 de onderhandelingen tussen partijen af te breken.
De rechtbank stelt voorop dat als maatstaf bij de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van het vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan.
5.2 Texaco heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt doordat de e-mail van [eiser] van 18 oktober 2005 gezien dient te worden als een tegenvoorstel, waardoor haar aanbod van 8 augustus 2005 is verworpen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Doordat [eiser] de brief van Texaco d.d. 8 augustus 2005 voor akkoord retour heeft gezonden, heeft hij het daarin vervatte aanbod van Texaco onvoorwaardelijk aanvaard. Hierdoor is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, echter onder de in die brief vermelde opschortende voorwaarde van goedkeuring van de overeenkomst door de directie van Texaco. De latere e-mail van [eiser] van 18 oktober 2005 kan om die reden niet gezien worden als een tegenvoorstel als bedoeld in artikel 6:225 BW, zoals door Texaco betoogd. De rechtbank gaat mitsdien aan die stelling van Texaco voorbij.
5.3 Nu in het aanbod van Texaco expliciet stond vermeld dat het voorstel nog door de directie van Texaco diende te worden goedgekeurd, diende [eiser] rekening te houden met de mogelijkheid dat ondanks zijn aanvaarding van het aanbod er uiteindelijk toch geen definitieve overeenkomst tot stand zou komen. [eiser] heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat deze goedkeuring op enig moment was verleend. Enkel tijdsverloop is daarvoor onvoldoende zeker nu zich, zeer kort na de aanvaarding van het aanbod door [eiser], de complicatie van de financiering voordeed en [eiser] in dat kader Texaco een voorstel heeft gedaan dat – naar [eiser] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist – niet binnen het beleid van Texaco paste, te weten een door Texaco af te geven terugkoopverklaring.
In zijn dagvaarding heeft [eiser] nog gesteld dat de onderhandelende partijen er stilzwijgend vanuit gingen dat de goedkeuring door de directie was gegeven, omdat de directie van Texaco bij onderhandelingen met andere dealers dan [eiser] nimmer formeel de goedkeuring heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat ook indien dit laatste juist zou zijn, hetgeen door Texaco wordt betwist, [eiser] hieruit nog niet mocht afleiden dat het in de brief van 8 augustus 2005 gemaakte voorbehoud geen enkele betekenis had en de goedkeuring door de directie automatisch verleend zou worden.
5.4 De rechtbank is voorts van oordeel dat Texaco niet onrechtmatig heeft gehandeld doordat de directie uiteindelijk haar goedkeuring heeft onthouden. Texaco heeft gesteld dat zij enige haast bij de verkoop van de tankstations had en dat het daarom de bedoeling was om de transactie uiterlijk 1 oktober 2005 te voltooien. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] deze stelling niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, mede gezien het feit dat in het aanbod van Texaco d.d. 8 augustus 2005 als overnamedatum 1 september 2005 staat vermeld en het gegeven dat de exploitatieovereenkomst met betrekking tot het tankstation aan de Laan van Zevenhuizen per 14 december 2005 zou worden beëindigd.
Kort nadat partijen tot overeenstemming waren gekomen, maakt [eiser] in zijn mail van 12 augustus 2005 kenbaar dat er mogelijk een financieringsprobleem is en verzoekt hij Texaco na te denken over een terugkoopverklaring. In zijn mail van 18 oktober 2005 geeft [eiser] vervolgens in feite aan dat een financiering zonder terugkoopverklaring zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is. In ieder geval mocht Texaco uit deze mail afleiden dat niet te verwachten was dat de financiering zonder terugkoopverklaring op korte termijn rond zou komen. Nu een terugkoopverklaring niet binnen het beleid van Texaco paste en het voorts, zoals hiervoor is overwogen, vast staat dat Texaco enige haast had bij de transactie en de in het aanbod vermelde overnamedatum van 1 september 2005 op dat moment reeds met meer dan 6 weken was overschreden, stond het de directie op dat moment vrij om haar goedkeuring aan de overeenkomst te onthouden zonder [eiser] alsnog een termijn te gunnen om de financiering zonder terugkoopverklaring rond te krijgen. Van onrechtmatig handelen aan de zijde van Texaco is mitsdien geen sprake.
5.5 In de dagvaarding heeft [eiser] zich nog op het standpunt gesteld dat de door Texaco gegeven reden om de onderhandelingen met [eiser] af te breken, te weten de financiële positie van [eiser], niet de werkelijke reden was, doch dat dit voorbehoud is ingeroepen omdat Texaco de deal met Salland Olie op gunstiger condities had weten rond te krijgen. Nadat Texaco in haar conclusie van antwoord deze stelling gemotiveerd had betwist, is [eiser] hier in zijn conclusie van repliek niet meer op teruggekomen. De rechtbank leidt hieruit af dat [eiser] deze stelling niet langer heeft gehandhaafd, zodat deze stelling geen verdere bespreking behoeft.
5.6 Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] voor afwijzing gereed liggen. [eiser] zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
6 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vorderingen van [eiser];
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Texaco bepaald op € 251,- aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204