Het eigen risico
4.4 In het arbitraal vonnis is omtrent de uitleg van de serieschade(n)clausule – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“5.2.6 Voor de betekenis en toepassing van de serieschadenclausule hebben beide partijen veel aandacht besteed aan het bindend advies inzake Wilma Bouw B.V. / CAR-assuradeuren van 21 november 1989, gepubliceerd in S&S 1990-83, hierna ‘Wilma’.
Schiphol heeft hieraan ontleend de stelling dat, wanneer op beleidsmatig niveau een éénmalige keuze is gemaakt voor een bepaalde werkmethode, die keuze als oorzaak van latere schaden heeft te gelden, zolang niet ofwel die beslissing is heroverwogen, of had moeten worden heroverwogen, ofwel het zich herhalend schadebrengend gedrag van de werknemers op de werkvloer zodanig onzorgvuldig is dat het redelijkerwijs niet meer als min of meer inherent aan de gekozen werkmethode kan worden aangemerkt.
(…)
5.2.7 Arbiters stellen vast dat de leer van Wilma in de rechtsliteratuur bijval heeft gekregen en geen bestrijding, terwijl ook de – zij het schaarse – rechtspraak erbij aansluit. Geen van beide partijen heeft gesteld dat in de assurantiepraktijk een andere opvatting de heersende is of zelfs maar wordt verdedigd. Dientengevolge mochten beide partijen naar het oordeel van de arbiters redelijkerwijs van elkaar verwachten dat de serieschadeclausule de betekenis heeft die in Wilma eraan wordt toegekend en die met juistheid door Schiphol hiervoor is weergegeven.
5.2.8 Wel stellen arbiters vast dat Wilma geen oplossing biedt voor alle gevallen waarin tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden door herhaalde gelijksoortige handelingen schade ontstaat. In Wilma ging het immers om een keuze (wilsbesluit in de terminologie van Wilma) op beleidsmatig niveau om een bepaalde werkmethode te volgen, een keuze die vervolgens op de werkvloer tot herhaalde schadebrengende handelingen leidde.
Goed denkbaar is echter dat zodanige uitdrukkelijke keuze op beleidsmatig niveau ontbreekt, althans geen wilsbesluit aan de werknemers is kenbaar gemaakt, terwijl toch hun schadebrengende handelingen een gemeenschappelijke oorzaak hadden. Daarvan zal sprake zijn indien werknemers een bepaalde werkmethode hebben gekozen, terwijl aan hen daaromtrent geen instructies waren gegeven, met name niet die tot het toepassen van veiligheidsmaatregelen, en zij vervolgens die methode zijn blijven toepassen terwijl voor hen niet evident was dat die methode reeds tot schade had geleid of zou kunnen blijven leiden en zolang niet de schade bij tussentijdse controle door de directie of de bedrijfsleiding aan het licht is gekomen.
Arbiters oordelen dat alsdan het blijven toepassen van de werkmethode, waaromtrent geen instructies zijn gegeven, de oorzaak is van de achtereenvolgens optredende schaden, die een reeks opleveren in de zin van de ongeval-definitie.
Indien de schade bij tussentijdse controle door de directie of de bedrijfsleiding aan het licht is gekomen en deze niet ingrijpt en daarmee impliciet de tot dan toe toegepaste werkmethode herbevestigt, moet de lopende reeks van schadegevallen geacht worden te zijn geëindigd en, zo zich een nieuwe schade voordoet, een nieuwe reeks te zijn aangevangen.
(…)”.