ECLI:NL:RBROT:2008:BD7251
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.F.C. Francken
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vervallenverklaring van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoeker de rechtbank verzocht om vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van 4 december 2007, omdat deze uitspraak volgens hem een ernstige fout bevatte, wat zou leiden tot schending van een fundamenteel procedurevoorschrift. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoeker terecht als procespartij was aangemerkt in het eerder aanhangig gemaakte rechtsgeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stellingen van verzoeker geen feitelijke grondslag hadden.
De procedure begon met een verzoek van verzoeker op 8 januari 2008 om de uitspraak van 4 december 2007 te vervallen, waarin zijn beroep tegen een beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had eerder geoordeeld dat verzoeker niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald. Tijdens de zitting op 11 juni 2008 maakten zowel verzoeker als de Deken geen gebruik van de mogelijkheid om hun standpunten mondeling toe te lichten.
De rechtbank overwoog dat verzoeker ten onrechte stelde dat hij niet als procespartij was aangemerkt en dat hij niet was gehoord. De rechtbank had hem in een eerdere fase van de procedure wel degelijk in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om vervallenverklaring niet kon worden toegewezen, omdat verzoeker niet in zijn recht stond. De rechtbank benadrukte dat zij bevoegd was om te beslissen op het verzoek, ongeacht de samenstelling van de rechters.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek om vervallenverklaring afgewezen, met de overweging dat de eerdere uitspraak op goede gronden was gedaan en dat verzoeker niet in zijn stellingen was geslaagd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2008.