ECLI:NL:RBROT:2008:BD7446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
278094 / HA ZA 07-388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep in civiele procedure met betrekking tot valsheid in geschrifte en werkgeversverklaring

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 25 juni 2008 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde. Gedaagde had verzocht om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een eerder vonnis van 30 januari 2008, waarbij de rechtbank had geoordeeld over de nakoming van een overeenkomst van opdracht. Gedaagde stelde dat het onjuist was om de uitkomst van een strafzaak, die op 5 oktober 2007 was aangehouden, te betrekken bij de civiele procedure. Hij betwistte de bevindingen van de rechtbank in het eerdere vonnis en vroeg om een uitzondering op de hoofdregel dat hoger beroep van tussenvonnissen alleen tegelijk met het eindvonnis kan worden ingesteld.

De rechtbank wees het verzoek van gedaagde af, onder verwijzing naar artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan onder bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Bovendien zou toewijzing van het verzoek van gedaagde de procedure vertragen, wat in strijd zou zijn met de bedoeling van de wetgever.

De rechtbank droeg beide partijen op bewijs te leveren van hun stellingen met betrekking tot de valsheid in geschrifte en de werkgeversverklaring. De rechtbank hield verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering. Het vonnis werd uitgesproken door mr. E. Mentink, en de partijen werden vertegenwoordigd door hun respectieve procureurs en advocaten. Eiseres is woonachtig in Rotterdam, terwijl gedaagde, h.o.d.n. TR-CONSULTANCY, woonachtig is in Capelle aan den IJssel.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 278094 / HA ZA 07-388
Uitspraak: 25 juni 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. H.E. Borgman,
- tegen -
[gedaagde], h.o.d.n. TR-CONSULTANCY,
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. J.G.M. Roijers,
advocaat mr. R. van der Pas.
Partijen blijven verder aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 30 januari 2008 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- akte houdende overlegging productie, tevens houdende verzoek tot tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis aan de zijde van [gedaagde], met productie;
- antwoordakte aan de zijde van [eiseres], met producties.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij vonnis van 30 januari 2008 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen bij akte het in de strafzaak tegen hem gewezen vonnis in het geding te brengen.
2.2 Nu de strafzaak tegen [gedaagde] ter zitting van 5 oktober 2007 voor onbepaalde tijd is aangehouden in verband met het (doen) horen van getuigen (waaronder [eiseres]), heeft [gedaagde] het strafvonnis niet in het geding kunnen brengen.
2.3 [gedaagde] heeft verzocht om alsnog te bepalen dat van het vonnis van 30 januari 2008 hoger beroep kan worden ingesteld en dat daartoe het eindvonnis niet behoeft te worden afgewacht.
Daartoe is aangevoerd dat het onjuist is in de onderhavige procedure de uitkomst van de strafzaak te betrekken, nu de strafrechter – gelet op hetgeen [gedaagde] ten laste is gelegd – zich niet zal uitlaten over de vraag wie de werkgeversverklaring en/of salarisstrook in kwestie valselijk heeft opgemaakt. Daarnaast kan [gedaagde] zich niet verenigen met hetgeen onder 5.2 van het vonnis van 30 januari 2008 is overwogen met betrekking tot (kortweg) het tekortschieten van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
2.4 Het verzoek van [gedaagde] om alsnog te bepalen dat van het vonnis van 30 januari 2008 hoger beroep kan worden ingesteld en dat daartoe het eindvonnis niet behoeft te worden afgewacht, wordt afgewezen. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat dit verzoek ertoe strekt een uitzondering te maken op de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel dat hoger beroep van tussenvonnissen slechts is toegestaan tegelijk met dat tegen het eindvonnis. Uit de wetsgeschiedenis van vorenbedoelde bepaling kan worden afgeleid dat het de bedoeling is om bij het toestaan van tussentijds hoger beroep een grote mate van terughoudendheid te betrachten en dat de beslissing daartoe afhankelijk is van de vraag of in het voorliggende geval sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel doelmatiger maken. Bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan het doelmatiger moet worden geacht om thans van de in artikel 337 lid 2 Rv neergelegde hoofdregel af te wijken, zijn gesteld noch gebleken. Evenmin zijn feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die de rechtbank aanleiding geven om – ambtshalve – tot heroverweging (van in het bijzonder hetgeen onder 5.2 van het vonnis van 30 januari 2008 is overwogen) over te gaan. Toewijzing van het verzoek van [gedaagde] zou er bovendien toe leiden dat hetgeen de wetgever met het bepaalde in artikel 337 Rv heeft beoogd (versnelling van de procedure) illusoir zou worden, nu in het overgrote deel van de tussenvonnissen een (impliciete) afwijking kan liggen besloten van het standpunt dat een partij heeft ingenomen.
2.5 Tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] is het aan [gedaagde], nu hij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, om bewijs te leveren van zijn stelling dat het hem eerst ná 15 juni 2005 bekend werd dat met de werkgeversverklaring en/of salarisstrook in kwestie gefraudeerd was, tot welk bewijs de rechtbank [gedaagde] zal toelaten.
2.6 Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] is het aan [eiseres], nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, om bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde], gebruikmakend van haar gegevens, valsheid in geschrifte heeft gepleegd, tot welk bewijs de rechtbank [eiseres] zal toelaten.
2.7 In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
3 De beslissing
De rechtbank,
wijst af het verzoek van [gedaagde] om alsnog te bepalen dat van het vonnis van 30 januari 2008 met bovenvermeld zaak-/rolnummer hoger beroep kan worden ingesteld en dat daartoe het eindvonnis niet behoeft te worden afgewacht;
alvorens verder te beslissen,
draagt [gedaagde] op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat het hem eerst ná 15 juni 2005 bekend werd dat met de werkgeversverklaring en/of salarisstrook in kwestie was gefraudeerd;
draagt [eiseres] op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde], gebruikmakend van haar gegevens, valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
bepaalt dat indien [gedaagde] en [eiseres] dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. E. Mentink;
bepaalt dat de procureur van [gedaagde] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden september, oktober, november en december 2008 en dat de procureur van [eiseres] binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.
Uitgesproken in het openbaar.
801/1581