ECLI:NL:RBROT:2008:BD7502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219726 / HA ZA 04-1860
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Fiege
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen huisarts en schadevergoeding bij kankerdiagnose

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres en twee gedaagden, waaronder een huisarts en de VVAA SCHADEVERZERKINGEN N.V. De eiseres, die lijdt aan darmkanker, vorderde schadevergoeding op basis van onzorgvuldig handelen door de huisarts, die volgens haar heeft geleid tot vertraging in de behandeling van haar ziekte. De rechtbank heeft in haar vonnis het deskundigenrapport in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de vertraging van zes weken in de specialistische analyse van de medische situatie van de eiseres geen nadelige gevolgen heeft gehad voor haar gezondheid. De deskundige concludeerde dat de tumor al geruime tijd aanwezig was en dat de metastasering naar de lymfeklieren zeer onwaarschijnlijk in zo'n korte tijd was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat zij schade had geleden als gevolg van het onzorgvuldig handelen van de huisarts. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, evenals haar verzoek om smartengeld. De rechtbank veroordeelde de eiseres in de proceskosten, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak over de bewijsvoering in medische aansprakelijkheidszaken en de rol van deskundigen in het vaststellen van schade.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 219726 / HA ZA 04-1860
Uitspraak: 28 mei 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur en advocaat mr. M.H. de Lange,
- tegen -
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de naamloze vennootschap VVAA SCHADEVERZERKINGEN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
procureur mr. W.J. Hengeveld,
advocaat mr. E.J. Wervelman te Utrecht.
Eiseres blijft verder aangeduid als “[eiseres]”, gedaagde sub 1 als “[gedaagde sub 1]” en gedaagde sub 2 als “VVAA”.
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 20 juni 2007 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
deskundigenbericht, ingekomen ter griffie op 6 december 2007;
de door partijen na deskundigenbericht genomen conclusies, die van [eiseres] met producties;
bevelschrift d.d. 7 januari 2008, waarbij de schadeloosstelling en het loon van de deskundige zijn begroot op € 800,-.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld vonnis heeft de rechtbank onder 2.4 overwogen dat als vaststaand wordt aangenomen dat [gedaagde sub 1] niet heeft gehandeld met een zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht. Voorts heeft de rechtbank aangenomen dat hierdoor een vertraging van ongeveer 6 weken is veroorzaakt in de aanvang van de specialistische analyse. De rechtbank heeft vervolgens [de deskundige], oncoloog, benoemd als deskundige (hierna: de deskundige) teneinde te kunnen vaststellen of en zo ja, welke schade [eiseres] heeft geleden als gevolg van het onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 1].
2.2 In het door de deskundige uitgebrachte bericht d.d. 4 december 2007 staat – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“(…)
Het feit dat de specialistische analyse van de medische situatie van mevrouw [eiseres] pas op 23 december 2002 is begonnen in plaats van begin november 2002 heeft naar mijn mening geen nadelige gevolgen gehad. Ook bij de specialistische analyse heeft het nog 4 tot 6 weken geduurd voordat de diagnose carcinoom kon worden gesteld. (…)
Patiënte werd uiteindelijk op 28 februari 2003 geopereerd. Het feit, dat er een carcinoom werd gevonden van 3,5 cm en er 3 lymfekliermetastasen waren, duidt erop dat deze tumor al geruime tijd aanwezig geweest moet zijn waarbij er in de loop der tijd 3 lymfekliermetastasen zijn ontstaan. Het is waarschijnlijk dat dit carcinoom uit een poliep is voortgekomen en dat dit een proces over vele jaren is geweest waarbij de poliep eerst dysplastisch is geworden en vervolgens zich heeft ontwikkeld tot een infiltrerend carcinoom. Wat hier verder voor pleit is dat later bij patiënte in het colon ascendens ook 2 poliepen zijn gezien, 1 poliep met dysplasie. Bij het niet erfelijk coloncarcinoom verloopt de verandering van een poliep in een carcinoom over vele jaren. Bij het erfelijk coloncarcinoom is dit mogelijk een kortere periode van 1-2 jaar. Bij patiënte is echter geen enkele aanwijzing dat zij een erfelijke vorm van coloncarcinoom heeft (…). In beide situaties is de periode van 6 weken zeer kort, het lijkt me dan ook zeer onwaarschijnlijk dat in 6 weken lymfekliermetastasen zijn ontstaan.
(…)
Concluderend denk ik dus dat het ontstaan van deze darmtumor over vele jaren heeft plaatsgevonden, waarschijnlijk vanuit een benigne poliep later dysplastische poliep, later carcinoom. De metastasering naar de lymfeklieren is mogelijk in het laatste jaar opgetreden; dat dit in 6 weken is ontstaan lijkt me zeer onwaarschijnlijk.
(…)”.
2.3 [gedaagde sub 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het rapport van de deskundige is komen vast te staan dat [eiseres] niet is geslaagd in het bewijs dat zij schade heeft geleden als gevolg van het onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 1], zodat haar vorderingen afgewezen dienen te worden.
2.4 [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat kanker zo spoedig mogelijk adequaat behandeld dient te worden, zodat niet valt in te zien dat zij door de als gevolg van het onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 1] opgelopen vertraging geen schade heeft geleden. Zij is van mening dat het deskundigenrapport speculaties bevat en voorts dat de deskundige voorbij is gegaan aan [eiseres] als individu. [eiseres] verzoekt de rechtbank haar schade te begroten op een bedrag van € 20.637,75, te vermeerderen met een in goede justitie te bepalen bedrag aan smartengeld.
2.5 De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de deskundige, dat mede is gestoeld op zijn kennis en ervaring. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat niet is gebleken dat de deskundige van onjuiste feiten is uitgegaan, dat hij van belang zijnde feiten over het hoofd heeft gezien, of dat hij zijn kennis en ervaring onjuist heeft toegepast. De deskundige heeft gemotiveerd aangegeven dat de tumor al geruime tijd aanwezig moet zijn geweest en dat het ontstaan daarvan een proces over vele jaren is geweest. De deskundige heeft voorts aangegeven het zeer onwaarschijnlijk te achten dat de metastasering naar de lymfeklieren in 6 weken is ontstaan. Hieruit vloeit zijn conclusie dat het feit dat de aanvang van de specialistische analyse van de medische situatie van [eiseres] 6 weken is vertraagd geen nadelige gevolgen voor haar heeft gehad logisch voort. De deskundige heeft hierbij voldoende oog gehad voor de individuele situatie van [eiseres]. Het feit dat het van belang is dat kanker zo spoedig mogelijk adequaat wordt behandeld, zoals [eiseres] stelt, brengt niet met zich dat in het geval dit niet gebeurt dit per definitie schade voor de patiënt tot gevolg heeft.
2.6 Gezien het voorgaande neemt de rechtbank de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Op basis van deze conclusies komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] schade heeft geleden als gevolg van het onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 1]. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van vermogensschade ziet op kosten die [eiseres] heeft moeten maken als gevolg van het feit dat zij darmkanker heeft gekregen. Deze kosten zijn niet veroorzaakt door het onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 1]. Haar vordering ter zake smartengeld heeft [eiseres], in het licht van het deskundigenbericht, onvoldoende onderbouwd. De vordering van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] zal mitsdien worden afgewezen.
2.7 Zoals de rechtbank reeds in haar tussenvonnis d.d. 27 juli 2005 heeft overwogen, zal ook de vordering van [eiseres] jegens VVAA worden afgewezen.
2.8 [eiseres] zal als de geheel in het ongelijke partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de kosten van de deskundigen zijn begrepen. Het bedrag van de proceskosten wordt voor [gedaagde sub 1] en VVAA gezamenlijk vastgesteld, nu zij tot aan deze uitspraak gezamenlijk verweer hebben gevoerd.
3 De beslissing
De rechtbank,
wijst af de vordering van [eiseres];
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 1] en VVAA bepaald op € 241,- aan vast recht, op nihil aan overige verschotten en op € 2.034,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fiege.
Uitgesproken in het openbaar.
204