ECLI:NL:RBROT:2008:BD9503
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevrijdende verjaring van perceel grond achter woonhuis
In deze zaak, uitgesproken op 18 juni 2008 door de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de gedaagden door middel van bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van een gedeelte van een perceel grond dat achter hun woonhuis ligt. De gedaagden, die sinds 16 oktober 1995 eigenaar zijn van het woonhuis en de bijbehorende garage, hebben de eigendom van het perceel verkregen van de erven van een eerdere eigenaar, [persoon1]. De Gemeente, die als eigenaar van het aangrenzende perceel is geregistreerd, vordert dat de gedaagden het perceel ontruimen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden zich beroepen op bevrijdende verjaring, wat inhoudt dat zij claimen het perceel gedurende ten minste 20 jaar onafgebroken in bezit te hebben gehad.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de huurovereenkomst tussen de Gemeente en [persoon1], en of deze overeenkomst betrekking had op het perceel grond dat door de gedaagden wordt geclaimd. De rechtbank concludeert dat het verweer van de Gemeente niet opgaat, omdat er geen bewijs is dat [persoon1] het perceel voor een ander heeft gehouden. De gedaagden zijn toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat [persoon1] het perceel in bezit heeft genomen en dat hun bezitsuitoefening gedurende de vereiste termijn heeft geduurd. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden in afwachting van de bewijslevering.
De uitspraak benadrukt de juridische principes van bezit en verjaring, met verwijzingen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om getuigen op te geven voor de bewijslevering, waarbij de procedure verder zal worden voortgezet na de bewijslevering.