5.4 Altajo heeft van de door [gedaagde] verrichte handelingen op 20 en 24 juli 2007 beeldopnamen gemaakt die zij ten bewijze van haar stelling dat [gedaagde] zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering wenst te gebruiken. Nu [gedaagde] de gestelde verduistering heeft betwist, er geen rechtstreeks bewijs over zijn rol in de verdwijning van de sealbags in het dossier aanwezig is en (nog) geen strafrechtelijke vervolging, laat staan veroordeling heeft plaatsgevonden, spelen de door Altajo gedeponeerde beeldopnamen een rol van betekenis. [gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat deze beeldopnamen onrechtmatig zijn verkregen, nu zij zijn verwerkt in strijd met het gestelde in artikel 8 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het midden kan blijven of de beeldopnamen zijn verkregen in strijd met het gestelde in artikel 8 WBP. De WBP beoogt de privacy van personen te beschermen. Zelfs indien geoordeeld zou moeten worden dat verwerking van de beeldopnamen niet zou zijn toegestaan gelet op artikel 8 WBP, en daarmee dat de privacy van [gedaagde] zou zijn geschonden, dan nog betekent dat niet zonder meer dat de beeldopnamen niet in een civiele procedure als bewijs gebruikt kunnen worden. In een civiele procedure heeft de rechter een grote vrijheid in de waardering van het bewijs. Materiële waarheidsvinding staat voorop. In dit kader zal een belangenafweging moeten worden gemaakt, waarbij enerzijds het belang van de werkgever speelt om onrechtmatigheden in de onderneming te kunnen opsporen, en anderzijds het belang van de werknemer om beschermd te zijn tegen inbreuken op zijn privacy, ook op de werkplek. In dit geval spelen de volgende omstandigheden bij deze belangenafweging een rol. Altajo exploiteert een geldcentrale waarin grote hoeveelheden geld omgaan, waarbij door veel verschillende personen handelingen met dat geld worden verricht. Het is een feit van algemene bekendheid dat op plaatsen waar grote hoeveelheden geld omgaan misbruik op de loer ligt. Gelet op die omstandigheden heeft Altajo er belang bij om voorzorgsmaatregelen te treffen teneinde misbruik te voorkomen. De rechtbank overweegt daarbij dat [gedaagde] blijkens zijn verklaring ter comparitie bekend was met het gebruik van cameratoezicht en dat de beeldopnamen zijn gemaakt in de verwerkingsruimte, en niet op een plaats waar een werknemer zich onbespied mocht wanen, zoals een toilet of kleedruimte. Daarmee heeft Altajo naar het oordeel van de rechtbank gehandeld met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en acht de rechtbank het bewijs, zelfs indien het zou zijn verkregen in strijd met het gestelde in artikel 8 WBP, bruikbaar in deze procedure.
5.5 Delen van de op 20 respectievelijk 24 juli 2007 gemaakte beeldopnamen zijn ter gelegenheid van de comparitie van partijen aan [gedaagde] getoond en aan hem voorgehouden. [gedaagde] heeft betwist dat op de beeldopnamen te zien is dat hij de sealbags verduistert. Voor de rechtbank is duidelijk dat [gedaagde] op 20 juli 2007 rond 08.53 uur een sealbag met vreemde valuta in een bak op zijn kar zet, dat deze sealbag enige uren op de door [gedaagde] gebruikte kar heeft gestaan, en dat [gedaagde] rond 11.34 uur de sealbag uit de bak op zijn kar pakt en deze sealbag in of onder zijn kleding verstopt. [gedaagde] heeft desgevraagd verklaard dat hij de sealbag onder in de kar heeft gelegd, maar daarvan is op de beelden niets terug te zien, zodat de rechtbank aan dit verweer voorbijgaat. Nu [gedaagde] geen afdoende verklaring heeft kunnen geven voor zijn handelingen, gaat de rechtbank er op grond van de beeldopnamen vanuit dat hij de sealbag met nummer 0050163783 heeft verduisterd.
Op de beeldopnamen van 24 juli 2007 is te zien dat [gedaagde] rond 11.27 uur een kar meeneemt waarop een sealbag met vreemde valuta staat, dat de sealbag rond 13.45 uur nog altijd in een bak op de door [gedaagde] gebruikte kar staat, en dat de bak rond 14.11 uur leeg is. Op de beeldopnamen is niet te zien dat [gedaagde] een sealbag wegneemt. De rechtbank acht desondanks voldoende aannemelijk dat [gedaagde] zich tevens schuldig heeft gemaakt aan verduistering van de sealbag met nummer 0050226309. Zij neemt hierbij in aanmerking dat [gedaagde] kennelijk zonder reden en, naar onweersproken is gebleven, in strijd met de instructies enige uren met de sealbag heeft rondgelopen zonder deze bij de vreemde valuta kassier af te geven, dat hij zich kennelijk zonder reden met de kar heeft opgesteld op plaatsen in de verwerkingsruimte waar hij voor zijn werkzaamheden niet behoefde te zijn, en dat zijn gedragingen (urenlang onder zich houden van de sealbag, afdekken van de bak met een schrijfmap) overeenkomen met het gedrag dat hij vertoonde op 20 juli 2007, de datum van de verduistering van de eerste sealbag. De rechtbank betrekt in haar oordeel voorts de niet weersproken stellingen van Altajo dat de verdwenen sealbags nergens in de verwerkingsruimte of elders bij Altajo zijn aangetroffen, dat de opgenomen camerabeelden geen enkele indicatie geven voor de verdenking dat een ander personeelslid zich deze sealbags zou hebben toegeëigend, en dat bij Altajo niet eerder bedragen zijn vermist betreffende het verwerken van vreemde valuta met uitzondering van kleine tekorten door telfouten, en leidt hieruit af dat een andere oorzaak voor de verdwijning van de sealbag hoogst onwaarschijnlijk geacht moet worden.
Nu, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, vast staat dat [gedaagde] twee sealbags heeft verduisterd, heeft hij jegens Altajo onrechtmatig gehandeld. De gevorderde verklaring voor recht zal derhalve worden toegewezen.