ECLI:NL:RBROT:2008:BE7050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/600049-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Boven
  • A. van den Berg
  • J. van Ginneken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatige inzet van burgerpseudo-verkoop in drugshandelzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vrijgesproken van drugshandel. De rechtbank oordeelde dat het opsporingsmiddel burgerpseudo-verkoop, dat door de officier van justitie was ingezet, geen wettelijke basis had. Dit verzuim werd als ernstig beschouwd, waardoor de rechtbank besloot tot bewijsuitsluiting. De verdachte was beschuldigd van het voorbereiden en bevorderen van drugshandel in paracetamol en cafeïne, stoffen die vaak als versnijdingsmiddelen voor heroïne worden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de inzet van het opsporingsmiddel onrechtmatig was, omdat het niet voldeed aan de eisen van het Tallon-criterium. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet betrokken was bij de eerste levering van de stoffen en dat het bewijs grotendeels voortvloeide uit de onrechtmatige actie. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging, maar sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werden de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer, omdat het bezit daarvan in strijd met de wet was. De uitspraak vond plaats op 13 augustus 2008, na een terechtzitting op 30 juli 2008, waarbij de verdachte preventief gedetineerd was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/600049-08
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres] te [woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Midden Holland, Huis van Bewaring De Geniepoort,
raadsman mr. J.L.A.M. Le Cocq D’Armandville, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2008.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het tenlastegelegde komt er op neer dat aan de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij samen met een ander drugshandel heeft voorbereid dan wel bevorderd.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Baan heeft gerequireerd:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek
van voorarrest.
VRIJSPRAAK
Namens de verdachte is aangevoerd dat door de officier van justitie gebruik is gemaakt van het opsporingsmiddel burgerpseudo-verkoop en dit niet is toegestaan. Voor zover dit wel is toegestaan, is het Tallon-criterium overschreden, nu de tweede bestelling in eerste instantie werd afgewimpeld door [bedrijf 1]. Na contact te hebben gehad met het openbaar ministerie heeft [bedrijf 1] alsnog contact opgenomen met de verdachte, waardoor deze is aangezet tot feiten waarop zijn opzet niet was gericht. Bovenstaande dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
De officier van justitie stelt dat er rechtmatig gebruik is gemaakt van het opsporingsmiddel burgerpseudo-dienstverlening in de zin van artikel 126ij Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 126ij Wetboek van Strafvordering heeft betrekking op het geval dat de officier van justitie met een burger overeenkomt dat deze bijstand verleent aan de opsporing, door goederen af te nemen van, of diensten te verlenen aan de verdachte.
Aanleiding voor de inzet van dit opsporingsmiddel was dat [bedrijf 1]., hierna: [bedrijf 1], een groothandel in farmaceutische grondstoffen, in december 2007 per e-mail en per telefoon werd benaderd door een persoon die zich uitgaf voor de heer [medeverdachte] van de firma [bedrijf 2], hierna [bedrijf 2]. Hij verzocht [bedrijf 1] aan hem paracetamol en cafeïne te leveren. [bedrijf 1] heeft dit verzoek aanvankelijk geweigerd. Wegens een interne miscommunicatie is [bedrijf 1] op een later moment, toen zij wederom door [bedrijf 2] werd benaderd, toch akkoord gegaan met het verzoek. Op 2 januari 2008 heeft een levering plaatsgevonden aan de firma [bedrijf 2] van 800 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne tegen betaling van €8.880,-. Een nieuw verzoek van [bedrijf 2] om paracetamol en cafeïne te leveren op 19 maart 2008 werd door [bedrijf 1] afgewezen. [bedrijf 1] heeft vervolgens de politie ingelicht.
Op 9 april 2008 zijn de officier van justitie en [bedrijf 1] schriftelijk overeengekomen dat [bedrijf 1] in de periode van 9 april 2008 tot en met uiterlijk 8 juli 2008 bijstand verleent aan de opsporing door goederen af te nemen van en/of diensten te verlenen aan [medeverdachte]. De bijstand hield in:
- het (telefonisch) contact onderhouden met een persoon die heeft opgegeven te zijn [medeverdachte], de wettelijke vertegenwoordiger van de onderneming [bedrijf 2];
- het (doen) afleveren van farmaceutische grondstoffen aan bovengenoemde persoon en/of bedrijf betreffende (onder meer) paracetamol en/of cafeïne en/of fenacetine;
- het toelaten van opsporingsambtenaren van de Nationale Recherche of technische recherche bij voornoemde leveringen ten behoeve van nader onderzoek.
Aan de overeenkomst lag ten grondslag de vermoedelijke overtreding van [medeverdachte] van artikel 2 juncto artikel 10 van de Opiumwet, alsmede van artikel 10a van de Opiumwet. De achterliggende gedachte hierbij was dat paracetamol en cafeïne gebruikt worden als versnijdingsmiddel voor heroïne. Zij vallen daarmee onder het begrip stoffen in de zin van artikel 10a Opiumwet.
Naar aanleiding van de gesloten overeenkomst is door een medewerker van [bedrijf 1] op 9 april 2008 contact opgenomen met de persoon die zich uitgaf als [medeverdachte]. De medewerker heeft hem verteld dat, indien hij nog steeds geïnteresseerd was in de afname van paracetamol en cafeïne, hij [bedrijf 1] de daaropvolgende dag zou kunnen terugbellen. Op 10 april 2008 heeft een persoon namens de firma [bedrijf 2] [bedrijf 1] gebeld en 1000 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne besteld. De levering vond plaats op 16 april 2008, waarvoor een bedrag van €9.722,30 is betaald.
Uit diverse telefoontaps is gebleken dat de verdachte zich heeft uitgegeven als [medeverdachte] van de firma [bedrijf 2].
Op 18 april 2008 wordt de medeverdachte [medeverdachte] aangehouden op het moment dat hij in een loods gelegen achter perceel [adres] te Schiedam paracetamol, cafeïne en een bruine kleurstof met elkaar vermengt. Als de verdachte even later arriveert bij de loods, wordt ook hij aangehouden.
De door de officier van justitie en [bedrijf 1] gesloten overeenkomst heeft ertoe geleid dat [bedrijf 1] 1000 kilogram paracetamol en 400 kilogram cafeïne aan de verdachte en zijn mededader heeft geleverd tegen betaling van een bedrag van € 9.722,30. Daaruit moet worden afgeleid dat hier sprake is van pseudo-verkoop en niet van pseudo-dienstverlening of pseudo-koop als voorzien in artikel 126ij Wetboek van Strafvordering. De wetgever heeft immers aangegeven dat onder pseudo-koop in de zin van voornoemd artikel geen pseudo-verkoop mag worden verstaan, aangezien bij pseudo-verkoop veelal niet of slechts moeizaam kan worden aangetoond dat aan de eis van het Tallon-criterium is voldaan. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat dit opsporingsmiddel een wettelijke basis ontbeert en derhalve niet had mogen worden ingezet.
Nu dit toch is gebeurd, moet worden bezien of, en zo ja welk gevolg hieraan dient te worden verbonden. Van belang is in dit verband dat het betreffende verzuim onherstelbaar is en kan worden aangemerkt als een schending van een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift waardoor verdachte nadeel heeft geleden. Indien het opsporingsmiddel niet zou zijn ingezet, had [bedrijf 1] de betreffende producten niet aan de verdachte en zijn mededader geleverd.
De rechtbank acht dit verzuim zodanig ernstig, dat zij daaraan de sanctie van bewijsuitsluiting verbindt. Dat betekent dat de vruchten die zijn verkregen als gevolg van de inzet van het litigieuze middel van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Nu het bewijs in onderhavige zaak grotendeels voortvloeit uit de onrechtmatige burgerpseudo-verkoop, en het dossier voorts onvoldoende feiten of omstandigheden bevat waaraan de overtuiging kan worden ontleend dat de verdachte betrokken is geweest bij de eerste levering van paracetamol en cafeïne in januari 2008, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
De in beslag genomen goederen zullen, mede in aanmerking nemende artikel 36b, eerste lid, onder 3 Sr, worden onttrokken aan het verkeer.
Het feit is met behulp van voornoemde voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: verklaart onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Boven, voorzitter,
en mrs. Van den Berg en Van Ginneken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Wegman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2008.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van [verdachte]:
TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2007 tot en met 18 april 2008 te Schiedam en/of Rotterdam, in ieder geval in
Nederland en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van één of meer (handels) hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te
bereiden en/of te bevorderen, opzettelijk
- één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te
doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te
zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) meermalen
althans eenmaal (telkens)
- één of meer (versluierde) telefoongesprekken gevoerd en/of een of meer
ontmoetingen gehad met betrekking tot het bestellen en/of kopen en/of
vervoeren en/of opslaan van ten minste 1000 kilogram paracetamol en/of 400
kilogram cafeïne, althans een hoeveelheid paracetamol en/of cafeïne, en/of
kleurstof(fen) en/of apparatuur ten behoeve van versnijding van een (handels)
hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- (een) geldbedrag(en) overgemaakt en/of over laten maken (onder meer ten
behoeve van financiering van voornoemde hoeveelhe(i)(den) paracetamol en/of
cafeïne) en/of
- een loods gehuurd en/of
- voor zichzelf en/of één of meer medeverdachte(n) vliegtickets naar en/of in
(onder meer) bovengenoemde landen geregeld en/of betaald en/of
- ongeveer 980 kilogram, althans een hoeveelheid, poedermengsel (van
paracetamol en cafeïne) en/of 1110 kilogram, althans een hoeveelheid van een
mengsel van een kleurstof en/of paracetamol en/of cafeïne voorhanden heeft
gehad en/of
- voornoemde hoeveelhe(i)(den) paracetamol en/of cafeïne en/of kleurstof(fen)
gekocht en/of vervoerd en/of gemengd en/of gekookt en/of vermaald en/of
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en);