ECLI:NL:RBROT:2008:BE9237
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- W.F. Lubberink
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in arbeidsgeschil met internationale elementen
In deze zaak, een incidenteel vonnis in een kort gedingprocedure, staat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter centraal in een arbeidsgeschil. De werknemer, een inspecteur van schepen, is in 2001 in dienst getreden bij een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde firma, BMT Marine & Offshore Surveys Limited. Na een ontslag op staande voet op 4 april 2008 vordert hij wedertewerkstelling en stelt hij dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat hij een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht heeft en zijn salaris uit Nederland ontvangt. De werkgever daarentegen betwist de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en stelt dat de arbeidsovereenkomst onder Engels recht valt, aangezien de werknemer de laatste jaren vanuit Griekenland heeft gewerkt.
De kantonrechter te Rotterdam heeft zich bevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen. De rechter overweegt dat de werknemer gedurende een aanzienlijk deel van zijn dienstverband in Nederland heeft gewerkt en dat de Nederlandse rechter op basis van de EEX Verordening bevoegd is. De rechter wijst erop dat de werknemer, ondanks zijn werkzaamheden in Griekenland, een sterke binding met Nederland heeft behouden, onder andere door het ontvangen van salaris en het betalen van sociale premies in Nederland.
De vorderingen van de werknemer omvatten herstel van de arbeidsovereenkomst, betaling van achterstallige pensioenpremies, en schadevergoeding. De rechter heeft de werkgever veroordeeld in de kosten van de procedure in het incident. De mondelinge behandeling zal worden voortgezet op een later moment, waarbij de rechter verdere beslissingen aanhoudt.