ECLI:NL:RBROT:2008:BG2622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
255380 / HA ZA 06-444
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H. Soutendijk-van Appeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interpretatie van een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden met betrekking tot netto-inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om de interpretatie van een verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden. De eiseres en gedaagde waren in een geschil verwikkeld over de uitleg van artikel 8 van de huwelijkse voorwaarden, dat betrekking had op de verrekening van netto-inkomsten uit arbeid, inclusief winst uit onderneming. De rechtbank diende te beoordelen of de aandelen in de Nederlandse B.V. en de Belgische onderneming, die door de gedaagde waren verworven, tot het te verrekenen vermogen behoorden. De gedaagde stelde dat deze aandelen buiten de verrekening vielen, omdat de aankoop vóór het huwelijk had plaatsgevonden en volledig was gefinancierd met middelen waarop tijdens het huwelijk niet was afgelost. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de aandelen in de Nederlandse B.V. niet tot het te verrekenen vermogen behoorden, conform artikel 1:133 lid 2 BW.

De rechtbank overwoog verder dat het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden bepaalde dat partijen zich verplichten om de netto-inkomsten uit arbeid, inclusief winst uit onderneming, bij helfte te verdelen. De bepaling van deze netto-inkomsten diende te geschieden door het belastbaar inkomen te verminderen met de daarover betaalde inkomstenbelasting. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde als enig aandeelhouder in overwegende mate in staat was om te bepalen dat de winsten van de onderneming hem ten goede kwamen. De rechtbank benoemde een deskundige om te rapporteren over de vraag of de winst die niet was uitgekeerd, om bedrijfseconomische redenen aan de reserves was toegevoegd. Dit was relevant voor de vaststelling van de verrekenplicht.

De rechtbank concludeerde dat, indien er sprake zou zijn van opgepotte winst, dit van invloed zou kunnen zijn op de verrekening. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en de deskundige werd benoemd om de relevante financiële gegevens te onderzoeken. De rechtbank stelde dat de datum voor de bepaling van de samenstelling en omvang van het eventueel te verrekenen vermogen de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding was, te weten 4 oktober 2005. Hoger beroep werd tussentijds toegestaan, en de rechtbank hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 255380 / HA ZA 06-444
Vonnis van 29 oktober 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.M. Smeets,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom,
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 november 2007
- het proces-verbaal van de regiezitting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. In geschil is de uitleg van de huwelijkse voorwaarden. Het geschil spitst zich met name toe op artikel 8, Verrekening. Het beding luidt voor zover relevant voor het geschil, als volgt:
1.Partijen verplichten zich jegens elkander ter verdeling bij helfte bijeen te voegen hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijk aan beiden ten goede is gekomen. Onder inkomsten uit arbeid worden begrepen de uitkeringen welke geacht moeten worden in de plaats te treden van inkomsten uit arbeid, zoals sociale uitkeringen en pensioenen.
2.De verrekening geschiedt doordat de verrekenplichtige partij binnen drie maanden na verloop van een kalenderjaar een zodanig bedrag uitkeert aan de andere partij dat daardoor per saldo ieder van partijen de helft heeft genoten van de gezamenlijke netto-inkomsten uit arbeid als bedoeld in lid 1 van dit artikel.
3.Vorderingen ter zake van verrekening verjaren niet en vervallen evenmin door tijdsverloop.
4. ( )
5.De bepaling van de omvang van de netto-inkomsten uit arbeid waaronder begrepen winst uit onderneming, geschiedt door het belastbaar inkomen te verminderen met de daarover betaalde inkomstenbelasting.
6.In alle gevallen waarin gewichtige redenen zich verzetten tegen prompte uitkering in contanten van hetgeen op grond van verrekening verschuldigd is, is de gerechtigde partij gehouden mede te werken aan het treffen van een redelijke betalingsregeling waarbij de belangen van beide partijen in acht worden genomen.
2.2 Het standpunt van [gedaagde] is dat de aandelen in de Nederlandse B.V. niet tot het te verrekenen vermogen behoren. De waarde van de onderneming c.q. de waardestijging van de aandelen blijven buiten enige verrekening, op grond van artikel 1:133 lid 2 BW. Immers zijn aankoop van de aandelen [bedrijf 1] heeft plaats gevonden vóór het aangaan van het huwelijk bovendien is deze aankoop volledig gefinancierd voorafgaande aan het huwelijk. Op deze lening is tijdens het huwelijk niets afgelost. Ten aanzien van de Belgische onderneming [bedrijf 2] waarin de man zijn activiteiten uit de Nederlandse onderneming in 2002 voortzette, zijn de aandelen op 5 december 2001 voor 100 % door de Nederlandse B.V.verkregen. Deze B.V.B.A. is een dochtervennootschap van de Nederlandse B.V. en behoort als zodanig tot de Nederlandse onderneming. De aandelenaankoop is gefinancierd vanuit de Nederlandse B.V.zodat ook dit ondernemingsvermogen buiten de verdeling dan wel verrekening dient te blijven. Deze zaken betreffen het familievermogen. Het is de bedoeling geweest de onderneming te eniger tijd ten goede te laten komen aan de kinderen en buiten enige verrekening of verdeling te laten.
Het salaris dat [gedaagde] als directeur groot aandeelhouder heeft genoten was passend om alle huishoudelijke en overige gezinsuitgaven te kunnen doen. Wat is uitgekeerd is verteerd, wat in de onderneming is achtergebleven is om bedrijfseconomische redenen (herinvestering bedrijfsmiddelen, continuïteit onderneming) aan de reserves toegevoegd. Om deze redenen dient thans niet verrekend te worden.
2.3 Het standpunt van [eiseres] is dat de waarde van de aandelen van [bedrijf 1] gevestigd te Rotterdam en [bedrijf 3] gevestigd te [woonplaats] (Belgie) zijn opgebouwd uit tijdens het huwelijk opgespaarde inkomsten en winsten zodat deze waarden tussen partijen voor verrekening in aanmerking komen. Conform de algemene leer c.q. hoofdregel wordt al het vermogen dat bij het einde van het huwelijk aanwezig is geacht te zijn opgebouwd uit overgespaarde inkomsten en winsten en dient de waarde van dat vermogen tussen partijen bij helfte te worden verdeeld.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt:
De rechtbank volgt [gedaagde] waar gesteld wordt dat de aandelen in [bedrijf 1] nu ze zijn verworven voor het huwelijk met [eiseres] en gefinancierd met middelen waarop tijdens het huwelijk niet is afgelost, niet tot het te verrekenen vermogen behoren. Dit principe volgt uit artikel 1:133 lid 2 BW.
Verder overweegt de rechtbank dat in de huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding is opgenomen dat bepaalt dat partijen zich verplichten jegens elkander ter verdeling bij helfte bijeen te voegen hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid niet is besteed ter dekking van de kosten van de huishouding of op andere wijze gelijkelijk aan beiden ten goede is gekomen. Onder inkomsten uit arbeid wordt begrepen winst uit onderneming. De bepaling hiervan geschiedt door het belastbaar inkomen te verminderen met de daarover betaalde inkomstenbelasting.
Voor de vraag welke betekenis moet toegekend aan het verrekenbeding dat winst uit onderneming omvat is van belang wat partijen ten tijde van het overeenkomen van de huwelijkse voorwaarden over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen hebben afgeleid en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband zijn aldus van belang de bewoordingen van de huwelijkse voorwaarden op dit punt, de omstandigheden waaronder deze zijn gemaakt en de wederzijds kenbare bedoelingen van partijen.
Volgens de bewoordingen van het verrekenbeding moet het begrip inkomsten uit arbeid inclusief de winst uit onderneming worden bepaald door het belastbaar inkomen te verminderen met de daarover betaalde inkomstenbelasting. Nu voor het bepalen van de omvang van het te verdelen overgespaarde inkomen wordt aangeknoopt bij het belastbaar inkomen voor de heffing van de inkomstenbelasting, verminderd met de daarover betaalde inkomstenbelasting, roept dit de vraag op of dit beding ook ziet op winst uit de onderneming die is gemaakt door de B.V. van [gedaagde] maar die niet is uitgekeerd aan de aandeelhouder.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat vaststaat dat [gedaagde] als enig aandeelhouder in overwegende mate bij machte was te bepalen dat de winsten van de niet op zijn eigen naam uitgeoefende onderneming hem rechtstreeks of middellijk ten goede komen. [gedaagde] heeft daarover nader aangegeven dat het salaris dat hij als directeur groot aandeelhouder heeft genoten passend was om alle huishoudelijke en overige gezinsuitgaven te kunnen doen. Dat wat is uitgekeerd is verteerd en dat wat in de onderneming is achtergebleven is om bedrijfseconomische redenen (herinvestering bedrijfsmiddelen, continuïteit onderneming) aan de reserves toegevoegd. Hieruit leidt de rechtbank af dat indien zou blijken dat een deel van de winst niet om bedrijfseconomische redenen is achtergebleven in de onderneming, dit bij het te verrekenen overgespaarde inkomen had moet worden opgeteld hetgeen relevant is voor het bepalen van de uiteindelijke verrekenvordering.
Ten aanzien van het punt of alle winst die in de loop der huwelijkse jaren in de onderneming is achtergebleven om economische redenen aan de reserves is toegevoegd, acht de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht. Daarom is een deskundige benoemd teneinde te rapporteren of de winst die niet is uitgekeerd gedurende de verrekenperiode om bedrijfseconomische redenen aan de reserves is toegevoegd. De rechtbank is van oordeel dat indien en voorzover dat niet het geval zou zijn, na vaststelling van de omvang daarvan vervolgens op grond van artikel 1:141 lid 4 BW dient te worden bepaald in hoeverre het in het maatschappelijk verkeer als redelijk valt te beschouwen om de niet om bedrijfseconomische redenen ‘opgepotte winst’ alsnog in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de verrekenplicht. Ook daarover dient de deskundige te rapporteren.
In het verlengde hiervan ligt de vraag, zo er sprake zou zijn van opgepotte winst en dus verrekenbare winst in de Nederlandse BV, in hoeverre daarmee (eventueel gedeeltelijk) de aankoop van de aandelen van Belgische onderneming [bedrijf 2] in 2001 –dus ten tijde van het huwelijk- is gefinancierd. Immers volgens [gedaagde] is deze aandelentransactie voor 100 % gefinancierd door de Nederlandse B.V. In dit laatste geval zou ook een deel van de waarde dan welde daarin opgepotte winst van deze B.V.B.A. (eventueel gedeeltelijk) voor verrekening in aanmerking kunnen komen. Daarom is ook de vraag naar de wijze van financiering van deze B.V.B.A. relevant en aan de deskundige voorgelegd.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat als datum voor de bepaling van de samenstelling en de omvang van het eventueel te verrekenen vermogen de hoofdregel van artikel 1:141 lid jo 1:142 BW heeft te gelden hetgeen inhoudt dat daarvoor 4 oktober 2005 wordt gehanteerd zijnde datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding.
2.2. Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol van 26 november 2008 zal komen voor het opgeven van verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden januari, februari en maart 2009 waarna dag en uur van de voortzetting van de regiezitting zullen worden bepaald;
3.2. bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Soutendijk-van Appeldoorn en in het openbaar uitgesproken 29 oktober 2008.?