2.4 Vast staat echter dat de notaris in onderhavige zaak geen kadastraal uittreksel heeft aangevraagd, doch een telexrecherche heeft uitgevoerd. Omtrent deze handelswijze van de notaris staat in het deskundigenbericht het volgende vermeld:
“(…)
Onder “uittreksel” wordt hier naar de stand van zaken in 1985 en/of 1987 verstaan een door het Kadaster op verzoek van een aanvrager vervaardigd schriftelijk stuk, waarin het Kadaster de relevante gegevens van het gevraagde kadastrale perceel overneemt uit de kadastrale legger, waarop het betreffende kadastrale perceel op naam van de gerechtigde is vermeld, samen met eventueel andere percelen van dezelfde gerechtigde in dezelfde kadastrale gemeente.
(…)
In alle drie gemelde situaties gaat de notaris in de praktijk af op de gegevens die hem door het Kadaster worden verschaft, op basis van het kadastrale uittreksel, inclusief de daarop vermelde verwijzingen naar de openbare registers.
Op een dergelijk kadastraal uittreksel mag de notaris afgaan. Het is zonder enige twijfel zo dat in de thans geldende Ereregels, die voor het notariaat van toepassing zijn, een door het Kadaster ondertekend kadastraal uittreksel in het dossier aanwezig moet zijn, wil de notaris voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid, zoals die ook in de rechtspraak bij herhaling geformuleerd zijn.
Dat is thans in 2006 makkelijk gezegd, omdat door de vergaande automatisering in de negentiger jaren on-line verbindingen tussen kadaster en notariaat zijn ontstaan, waardoor directe inzages mogelijk zijn, en direct uittreksels kunnen worden afgegeven. (…) Maar hoe was de situatie in 1985? (…) Probleem was in die tijd, dat de afgifte van een (handmatig te vervaardigen) kadastraal uittreksel lang duurde en vaak te lang om de continuïteit in het rechtsverkeer te waarborgen. (…)
In zekere zin was de notaris in onze casus zijn tijd vooruit, doordat hij met het kadaster communiceerde door middel van een telex-verbinding. (…) De notaris vermeldde de hem bekende gegevens en vroeg het kadaster of deze gegevens juist waren, dan wel aanvulling behoefden. Daarop kwam uiterst snel een niet-ondertekend antwoord per telex van het kadaster.
De commissie heeft nagegaan hoe de opvattingen in het notariaat in 1985 waren ten aanzien van dit soort telex-inzages. Het is de commissie gebleken, dat op 1 september 1986 de beroepsregel onroerend goed in werking is getreden. Een regelgeving die op de in de tijd daarvoor (kennelijk terecht) gevoerde praktijk volgde. In de op 20 augustus 1986 door de KNB aan alle leden toegezonden circulaire, is de beroepsregel als “bijlage” opgenomen (…) We verwijzen naar de slotzin van die bijlage, waar vermeld wordt dat onder “schriftelijke stukken” ondermeer ook telexen worden verstaan.
De notaris kon dus naar onze mening terecht afgaan op de inhoud van het telex-antwoord, zoals teruggestuurd door het Kadaster. Op de telex-recherches, die de notaris voorafgaand aan de overdracht aan [eiseres] heeft genomen, is geen BP vermeld. Het is de Commissie echter uit eigen wetenschap bekend, dat de vermelding van een BP op telexrecherches, ook in die tijd, gebruikelijk is. (…)
Als in de situatie sub 1-3 de door de notaris ontvangen telex-gegevens geen aanleiding gaven tot enig vermoeden van onjuistheid, lijkt eerder sprake van een omissie van het kadaster dan van een de notaris toe te rekenen foutief handelen of nalaten. De notaris benutte in dit geval de mogelijkheid van een (als schriftelijk aangemerkte) telexrecherche in lijn met de toen geldende beroepsregels/gebruikelijke procedure en hij kreeg daarbij geen aanwijzingen voor een BP recht.(…)”.