ECLI:NL:RBROT:2008:BG3793
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Hofmeijer-Rutten
- Rechtspraak.nl
Eindvonnis over vergoeding aan adviseur in het kader van samenwerkingsovereenkomst voor ontwikkeling van landbouwgronden
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om een geschil tussen [eiseres] en [gedaagden] over een samenwerkingsovereenkomst uit 1994 met betrekking tot de ontwikkeling van landbouwgronden. [eiseres] vorderde een vergoeding op basis van deze overeenkomst, terwijl [gedaagden] in reconventie diverse verklaringen voor recht vroegen en schadevergoeding eisten als gevolg van door [eiseres] gelegde beslagen. De rechtbank oordeelde dat de beslagen onrechtmatig waren en dat [gedaagden] recht had op schadevergoeding.
De rechtbank stelde vast dat de hypotheken en beslagen op het onroerend goed waren opgeheven en dat [eiseres] geen recht had op de vordering die zij op [gedaagden] meende te hebben. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. In reconventie werd [eiseres] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 102.356,29 aan [gedaagden], vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van opheffing van het beslag. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het kort geding, dat door [gedaagden] was aangespannen om het beslag op te heffen, voor rekening van [eiseres] kwamen, omdat deze voortvloeiden uit het onrechtmatig voortduren van het beslag.
De uitspraak benadrukt het belang van het causaal verband tussen het gelegde beslag en de geleden schade, en bevestigt dat een vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen indien het beslag onrechtmatig is. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagden] direct recht had op de betaling van het toegewezen bedrag, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die [eiseres] zou kunnen aanwenden.