ECLI:NL:RBROT:2008:BG6166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/650131-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Puite
  • mrs. Wiersinga
  • mrs. Schols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en bewezenverklaring bedreiging met vuurwapen in Rotterdam

Op 2 december 2008 deed de Rechtbank Rotterdam uitspraak in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging met een vuurwapen, en vernieling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 27 juli 2008, waarbij de verdachte in Rotterdam schoten loste in een winkelstraat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk iemand van het leven had willen beroven, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag, maar de rechtbank achtte de bedreiging met een vuurwapen wel bewezen. De verdachte had een vuurwapen gericht op meerdere personen en had daarmee de openbare veiligheid in gevaar gebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte had kunnen kiezen voor andere manieren om met de situatie om te gaan, zoals wegrennen, en dat zijn beroep op noodweer niet slaagde. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van negen maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat leidde tot een iets gematigde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/650131-08
Datum uitspraak: 2 december 2008
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [plaatsnaam] (Marokko),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, locatie De Schie, te Rotterdam
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2008.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. een poging tot doodslag, althans tot zware mishandeling;
2. bedreiging van [naam 1], [naam 2] en [naam 3] met een misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
3. het voorhanden hebben van een pistool;
4. vernieling.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Rijnaarts heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
VRIJSPRAAK
Evenals de officier van justitie heeft gerekwireerd en de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, omdat niet is gebleken van opzet bij de verdachte om iemand van het leven te beroven of om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van voorwaardelijke opzet daarop gericht is evenmin sprake geweest, want toen de verdachte op de bewuste zondagmiddag de schoten loste waren er, blijkens het fotomateriaal en het gebrek aan getuigenverklaringen dienaangaande, zo weinig mensen aanwezig in de [straatnaam] dat de kans klein was dat hij iemand (dodelijk) zou raken. De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van feit 1.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
De bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit volgt uit de navolgende bewijsmiddelen:
Feit 2
• de bekennende verklaringen van de verdachte (1);
• de verklaring van [naam 2] (2);
• de verklaring van [naam 1] (3).
Feit 3
• de bekennende verklaringen van de verdachte (4);
• het proces-verbaal forensische opsporing (5).
feit 4
• de bekennende verklaring van de verdachte (6);
• proces-verbaal van aangifte (7).
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 27 juli 2008 te Rotterdam [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool gericht op die [naam 1] en [naam 2] en [naam 3];
3.
hij op 27 juli 2008 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 27 juli 2008 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een etalageruit van een winkel aan de [straatnaam + huisnummer] en een gasfornuis en een koelkast toebehorende aan [naam aangever], heeft vernield en beschadigd door met een pistool een kogel door die ruit te schieten, waarna die kogel is afgeketst op een gasfornuis en koelkast.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De raadsman heeft ter zake van feit 2 betoogd dat er sprake is geweest van noodweer(exces). De verdachte heeft in de nacht van 26 op 27 juli 2008 ruzie gehad in een disco. De volgende ochtend liep hij met zijn broer op straat. Opeens zag hij de mannen met wie hij de avond daarvoor ruzie had. Het waren vijf tot acht mannen. Zij renden op hem af en de verdachte rende weg. In zijn beleving was hij niet snel genoeg en werd hij door de aanvallers ingehaald. Ook had hij gezien dat één van de aanvallers een vuurwapen pakte. Onder het rennen heeft hij het pistool dat hij bij zich droeg gepakt. Hij is omgedraaid en heeft op de mannen gericht.
Onder deze omstandigheden mocht hij het pistool pakken omdat hij dacht dat één van de aanvallers ook een vuurwapen had. Ook als niet wordt aangenomen dat één van de aanvallers een vuurwapen had, is het geoorloofd geweest dat de verdachte het pistool pakte en daarmee de aanvallers van zich afhield. Deze reactie is proportioneel te noemen want hij stond tegenover een overmacht. Daarbij heeft hij niet geschoten. Aan de eis van subsidiariteit wordt ook voldaan want de verdachte heeft eerst geprobeerd weg te rennen. Pas toen de aanvallers inliepen op hem en hij niet anders kon, heeft hij het pistool op hen gericht. De wil om zich enkel te verdedigen is ook aanwezig geweest want toen verdachte het pistool richtte liep hij achteruit en daarna is hij wederom weggerend.
Naar aanleiding van dit verweer heeft de officier van justitie aangevoerd dat er onvoldoende steun is voor de stelling dat één van de mannen ook een vuurwapen had. Met betrekking tot het subsidiaire betoog dat de verdachte zich tegen de overmacht mocht verdedigen, wordt opgemerkt dat nergens uit blijkt dat de mannen direct tot de aanval overgingen. Aan de proportionaliteitseis en de subsidiariteitseis wordt niet voldaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer met betrekking tot noodweer als volgt.
Van de aanwezigheid van een vuurwapen bij één van de mannen die verdachte achtervolgde is niet gebleken. Ook voor verdachtes stelling dat een beweging zou zijn gemaakt alsof er een vuurwapen zou zijn getrokken is geen enkele steun gevonden in overige verklaringen. Voorts stond verdachte op het moment dat hij het wapen richtte op enige meters afstand van het groepje belagers en stond zijn broer nog tussen dat groepje en hemzelf in. Verdachte heeft, met het trekken en richten van zijn vuurwapen, een verkeerde keuze gemaakt. Hij had anders moeten en kunnen handelen (bijvoorbeeld door verder te rennen). Aan het subsidiariteitsvereiste is niet voldaan. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Voorts is niet gebleken van een heftige gemoedsbeweging bij verdachte als bedoeld in artikel 41, tweede lid, Wetboek van Strafrecht. Ook het beroep op noodweerexces slaagt niet.
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft na een ruzie besloten een (verboden) vuurwapen voor zichzelf te regelen en dat ook bij zich te dragen. Dat vuurwapen heeft hij ook gericht op zijn belagers, en hij heeft er naderhand mee geschoten door een etalageruit. Aldus heeft hij de openbare veiligheid geschaad en bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij anderen en in het bijzonder bij diegenen op wie hij het wapen heeft gericht. Omdat verdachte vervolgens, lopend door de [straatnaam] door een etalageruit heeft geschoten is die ruit vernield en zijn goederen daarachter beschadigd. Een dergelijk handelen getuigt van weinig respect voor andermans eigendommen. Bovendien is het schieten op straat beangstigend voor diegenen, die een schot horen afgaan; ook dat draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid van burgers. Verdachte heeft er blijk van gegeven zich slechts om zijn eigen welzijn te bekommeren en heeft over de gevolgen van zijn strafbaar handelen niet nagedacht.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hierin wordt aanleiding gezien de gevangenisstraf enigszins te matigen en geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Puite, voorzitter,
en mrs. Wiersinga en Schols, rechters,
in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2008.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 2 december 2008.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2008 te Rotterdam, in de [straatnaam], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet om ongeveer 12.58 uur, zijnde een tijdstip waarop diverse in de [straatnaam] gevestigde winkels geopend waren en in de [straatnaam] veel (winkelend) publiek aanwezig was, met een pistool, althans een vuurwapen, één of meer kogels vanaf de ene zijde van de [straatnaam] heeft afgevuurd naar de tegenover liggende zijde van die straat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 juli 2008 te Rotterdam [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool, althans een vuurwapen, gericht op, althans voorgehouden aan, althans getoond aan die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3];
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 27 juli 2008 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
4.
hij op of omstreeks 27 juli 2008 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een etalageruit van een winkel aan de [straatnaam + huisnummer] en/of een gasfornuis en/of een koelkast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door met een pistool een kogel door die ruit te schieten, waarbij/waarna die kogel is ingeslagen in/afgeketst op een in die winkel staand(e) gasfortnuis en/of koelkast;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
Voetnoten:
(1) Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 18 november 2008 en proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 augustus 2008.
(2) Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 27 juli 2008, nummer 2008252405-30.
(3) Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] d.d. 27 juli 2008, nummer 2008252405-31.
(4) Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 18 november 2008 en proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 augustus 2008.
(5) Proces-verbaal forensische opsporing d.d. 4 augustus 2008, nummer 2008252405.
(6) Proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 12 augustus 2008.
(7) Proces-verbaal van aangifte door [naam aangever], nummer 2008252405-51