ECLI:NL:RBROT:2008:BG6498
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vergoeding UTB door douane-expediteur; opdrachtgever en bevoegdheid rechtbank
In deze zaak vorderde CS Holland, een douane-expediteur, betaling van Vulcaanhaven voor diensten die zij had verricht in opdracht van Vulcaanhaven. De vordering betrof een bedrag van € 48.209,28, inclusief rente en kosten, die voortvloeide uit een naheffing van de Belastingdienst. Vulcaanhaven betwistte de vordering en stelde dat zij niet de opdrachtgever was van CS Holland, maar dat Metaltrade Deutschland GmbH deze rol vervulde. De rechtbank diende te beoordelen of CS Holland gerechtigd was om de vordering in te stellen en of zij bevoegd was om deze zaak te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat CS Holland wel degelijk de vordering kon instellen, omdat Vulcaanhaven als opdrachtgever was aangemerkt voor de douanehandelingen die door CS Holland waren verricht. De rechtbank concludeerde dat Vulcaanhaven verantwoordelijk was voor de betaling van de UTB, die voortvloeide uit onjuiste aangiftes. De rechtbank verklaarde de vordering van CS Holland in zijn geheel toewijsbaar, inclusief de gevorderde rente en kosten. Vulcaanhaven werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in douanezaken en de noodzaak voor duidelijke afspraken over de opdrachtgever. De rechtbank bevestigde haar bevoegdheid om de zaak te behandelen, ondanks de betwisting van Vulcaanhaven over haar rol in de overeenkomst. Dit vonnis biedt inzicht in de juridische verhoudingen tussen douane-expediteurs en hun opdrachtgevers, evenals de toepassing van de Fenex-condities in dergelijke geschillen.