ECLI:NL:RBROT:2008:BG7250
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beslag op zeeschip alleen mogelijk voor zeerechtelijke vordering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en Maas Shipping GmbH. De eiser heeft een vordering ingesteld tot opheffing van het beslag op het zeeschip ms Bornrif, dat was gelegd in het kader van een onrechtmatige daad. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat een beslag op een zeeschip alleen mogelijk is voor een zeerechtelijke vordering, zoals vastgelegd in het Beslagverdrag van 10 mei 1952. Eiser heeft eerder om opheffing van het beslag gevraagd, maar niet aangevoerd dat er geen sprake was van een zeerechtelijke vordering. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser ontvankelijk is, omdat de rechter in kort geding verplicht is om op alle relevante stellingen van partijen acht te slaan, ook als deze eerder niet zijn ingediend. Dit geldt niet als er sprake is van misbruik van procesrecht, wat in dit geval niet aan de orde is.
De voorzieningenrechter heeft de stelling van eiser dat de vordering geen zeerechtelijke vordering betreft, als juist beoordeeld. De vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad en valt niet onder de categorieën die door het Beslagverdrag zijn gedefinieerd. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter de primaire vordering van eiser toegewezen en het beslag op het ms Bornrif opgeheven. Maas Shipping GmbH is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn vastgesteld op € 339,44 aan verschotten en € 816,-- aan salaris voor de advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.