ECLI:NL:RBROT:2008:BG7450
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.F. Lubberink
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter in geschil over rechtsbijstandskosten na strafvervolging
In deze zaak vordert eiser, een gewezen statutair directeur van een handelsonderneming, vergoeding van rechtsbijstandskosten van gedaagde, Mevi Internationaal Expeditiebedrijf B.V. Eiser is in Duitsland strafrechtelijk vervolgd wegens overtreding van het handelsembargo met Servië van 1992-1995, een overtreding die plaatsvond toen hij nog geen statutair directeur was. Gedaagde heeft een incident van onbevoegdheid opgeworpen, stellende dat de kantonrechter zich onbevoegd dient te verklaren op grond van artikel 2:241 BW, omdat eiser een arbeidsovereenkomst met haar had.
De kantonrechter heeft in het incident geoordeeld dat de bevoegdheid van de kantonrechter of de sector civiel van deze rechtbank afhankelijk is van de status van eiser op het moment van de overtreding. De kantonrechter heeft de incidentele vordering van Mevi afgewezen en zich bevoegd verklaard om van de vordering van eiser kennis te nemen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
Eiser heeft gevorderd dat Mevi hem tegen kwijting een bedrag van € 58.017,40 betaalt, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Hij stelt dat deze kosten zijn gemaakt in verband met de strafvervolging die betrekking had op werkzaamheden voor Mevi. Mevi heeft de kosten gedeeltelijk geweigerd en zich beroepen op onbevoegdheid, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser gegrond is op een arbeidsovereenkomst die hij met Mevi had na zijn periode als statutair bestuurder. De zaak zal verder worden behandeld in een volgende zitting.