ECLI:NL:RBROT:2008:BG8151

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305827 / HA ZA 08-1034
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.V.M. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering in geschil over medische kosten voor minderjarige dochter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2008, staat de vraag centraal of de partner van een moeder, hier aangeduid als [gedaagde], opdracht heeft gegeven voor medische behandelingen van hun minderjarige dochter door de Stichting Medisch Centrum Rijnmond Zuid (MCRZ). De vordering van MCRZ betreft een bedrag van € 6.810,10, dat bestaat uit hoofdsom, kosten en rente, welke voortvloeien uit medische behandelingen die in mei en juni 2007 zijn uitgevoerd. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij geen schriftelijke of mondelinge opdracht heeft gegeven aan MCRZ. Hij voert aan dat de inleidende dagvaarding nietig is omdat MCRZ geen procureur heeft gesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks het gebrek in de dagvaarding, is verschenen en dat dit verweer verworpen wordt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat MCRZ geen bewijs heeft geleverd van een behandelingsovereenkomst en dat de grondslag van de vordering niet voldoende is komen vast te staan. MCRZ heeft de bewijslast en moet bewijzen dat de gedaagde de opdracht heeft gegeven voor de medische behandelingen. De rechtbank heeft MCRZ opgedragen om dit bewijs te leveren en de zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat MCRZ moet aantonen dat de gedaagde de opdracht heeft verstrekt voor de medische behandelingen van zijn dochter. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door MCRZ, waarbij zij moet aangeven of en hoe zij het bewijs wenst te leveren. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor de opgave van getuigen en verhinderdata, en benadrukt dat partijen aanwezig moeten zijn voor het verstrekken van inlichtingen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.V.M. Los.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 305827 / HA ZA 08-1034
Uitspraak: 19 november 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de stichting
Stichting Medisch Centrum Rijnmond Zuid,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. P.C. Ouwendijk,
- tegen -
[geda[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.A.E. Timmer
Partijen worden hierna aangeduid als "MCRZ" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 9 april 2008 en de door MCRZ overgelegde producties;
- conclusie van antwoord met producties, tevens houdende incidentele conclusie tot nietigheid van de inleidende dagvaarding;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 30 juli 2008, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 september 2008;
1.2 Voorts heeft de kantonrechter kennisgenomen van het verhandelde tijdens de comparitie van partijen, die op 23 september 2008 is gehouden. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt, dat verzonden is aan partijen.
1.3 Vervolgens is een datum voor de uitspraak van het vonnis bepaald.
2 Het geschil
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.810,10 aan hoofdsom, kosten en rente tot de dag der dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.993,91 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. De hoofdsom ad € 4.993,91 heeft betrekking op kosten van medische behandelingen die door MCRZ zijn verricht op de minderjarige dochter van [gedaagde] in de maanden mei en/of juni 2007. Zij was destijds een neonataal. Een bedrag van € 891,42 heeft betrekking op de buitengerechtelijke kosten van MCRZ en een bedrag van € 924,77 wordt aan rente gevorderd. [gedaagde] is gehouden de kosten te voldoen op grond van artikel 7:447 lid 2 BW en 1:404 BW. Aldus MCRZ.
[gedaagde] heeft vooreerst aangevoerd dat de inleidende dagvaarding nietig is, omdat door MCRZ ten onrechte geen procureur is gesteld.
Verder stelt [gedaagde] bij antwoord dat hij geen schriftelijke opdracht heeft verstrekt aan MCRZ. Uit de verklaring van [gedaagde] ter comparitie blijkt dat hij ook mondeling geen opdracht heeft verstrekt aan MCRZ. [gedaagde] betoogt dat op grond van artikel 1:404 BW niet slechts hij, maar ook de moeder van zijn dochter, [persoon 1], gehouden is tot betaling van de hoofdsom.
4 De beoordeling
4.1 De rechtbank is van oordeel, dat de nietigheid ten gevolge van het gebrek ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, te weten het nalaten een procureur te stellen, gedekt is door het feit [gedaagde] is verschenen in de procedure. Dit verweer wordt daarom verworpen.
4.2 Artikel 1:404 BW is een bepaling die de onderhoudsverplichtingen tussen ouders onderling regelt. Artikel 7:447 BW heeft betrekking op minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. MCRZ kan zich dan ook niet beroepen op deze bepalingen.
4.3 MCRZ heeft geen behandelingsovereenkomst in het geding gebracht. [gedaagde] heeft de lezing van MCRZ voldoende gemotiveerd betwist. De grondslag van de vordering is voorshands niet komen vast te staan. Bewijslevering is derhalve noodzakelijk.
4.4 Op grond van artikel 150 Rv rust op MCRZ de bewijslast ter zake van de juistheid van haar stelling. MCRZ zal tot dit bewijs worden toegelaten.
4.5 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt MCRZ het bewijs op dat [gedaagde] ten behoeve van zijn minderjarige dochter omstreeks mei en juni 2004 een opdracht aan MCRZ heeft verstrekt om medische behandelingen te verrichten ten behoeve van zijn dochter, [perso[gedaagde], waarbij hij heeft zich verbonden tot het voldoen van de in het geding zijnde facturen;
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 10 december 2008 voor het nemen van een akte door MCRZ;
MCRZ wordt alsdan in de gelegenheid gesteld mede te delen of zij het bewijs wenst te leveren, en zo ja, hoe zij dit bewijs wenst te leveren;
bepaalt dat indien MCRZ dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter-commissaris
mr. J.V.M. Los;
bepaalt dat de advocaat van MCRZ binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen over de aankomende vier maanden en dat de advocaat van [gedaagde] binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
beveelt partijen, [gedaagde] in persoon en MCRZ deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, daarbij aanwezig te zijn tot het zonodig verstrekken van inlichtingen;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V.M. Los.
Uitgesproken in het openbaar.
110/2014