ECLI:NL:RBROT:2008:BH1728
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.F.G.T. Hofmeijer - Rutten
- Rechtspraak.nl
Beroep op artikel 20 ABV en onverplichte rechtshandeling in faillissement
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de curator van een failliete onderneming en ING Bank N.V. De centrale vraag was of ING een beroep kon doen op artikel 20 van de algemene bankvoorwaarden (ABV) met betrekking tot de verkregen zekerheden. De rechtbank oordeelde dat de kredietnemers mochten aannemen dat de door ING bedongen zekerheden voldoende waren, en dat ING niet had aangetoond dat de waarde van deze zekerheden was afgenomen. De rechtbank concludeerde dat de hypotheekverlening aan ING een onverplichte rechtshandeling was, die had geleid tot benadeling van de faillissementscrediteuren. De rechtbank verklaarde de rechtshandeling tot hypotheekverlening aan ING nietig en veroordeelde ING tot betaling van een bedrag van € 58.498,30 aan de curator, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd ING veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank overwoog dat ING, door het vestigen van het hypotheekrecht, een positie als separatist had verworven, wat de andere crediteuren benadeelde. De rechtbank concludeerde dat de curator zijn vordering tot schadevergoeding had onderbouwd en dat de benadeling van de faillissementscrediteuren vaststond. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die banken moeten betrachten bij het bedingen van zekerheden en de gevolgen van onverplichte rechtshandelingen in faillissement.