ECLI:NL:RBROT:2008:BH2006

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249784 / HA ZA 05-3215
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst en de bindende kracht van tussenvonnissen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een geschil tussen twee eiseressen en de besloten vennootschap ADP Nederland B.V. over een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst. De rechtbank heeft op 10 december 2008 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die voortvloeide uit een eerder tussenvonnis van 17 januari 2007. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.J. Alberts, stelden dat ADP niet gerechtigd was om een formulier te ondertekenen dat vereist was voor de aanmelding van werknemers voor een verzekering. ADP, vertegenwoordigd door mr. J.M.L.G. de Jong, betwistte dit en voerde aan dat zij niet de tussenpersoon was van de eiseressen, maar dat de Rabobank deze rol vervulde.

De rechtbank oordeelde dat ADP toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij het aanmeldingsformulier niet tijdig had ingediend. De rechtbank stelde vast dat de schade van de eiseressen op € 1.365,62 werd begroot, wat het maximaal toe te kennen bedrag was. De rechtbank wees de vordering van de eiseressen tot verwijzing naar een schadestaatprocedure af, omdat er geen noodzaak was om de schade verder te begroten.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de eiseressen niet in staat waren om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van ADP dat de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand waren gesteld. De rechtbank bevestigde de bindende kracht van de beslissingen in het tussenvonnis en oordeelde dat de algemene voorwaarden van ADP van toepassing waren op de rechtsverhouding tussen partijen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 249784 / HA ZA 05-3215
Uitspraak: 10 december 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiseres 1],
2. [eiseres 2],
beide gevestigd te Hapert, gemeente Hoogeloon,
eiseressen,
advocaat mr. H.J. Alberts,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.L.G. de Jong.
Partijen blijven verder aangeduid als “[eiseres 1]”, “[eiseres 2]” respectievelijk “ADP”.
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 17 januari 2007 en de daaraan ten grondslag lig-gende processtukken;
- akte na tussenvonnis aan de zijde van ADP, met een productie;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor;
- antwoordakte na tussenvonnis aan de zijde van eiseressen.
2 De verdere beoordeling
2.1
ADP is bij (tussen-)vonnis van 17 januari 2007 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het bij antwoordakte na comparitie zijdens eiseressen overgelegde formulier 1184.
ADP heeft zich bij akte na tussenvonnis op het standpunt gesteld dat het formulier 1184 een handtekening van de werkgever verlangt. ADP is niet gerechtigd namens de werkgever dit formulier te tekenen; zij is immers niet de tussenpersoon van eiseressen - dat is de Rabo-bank, aldus ADP -, terwijl zij ook niet beschikt over een machtiging van eiseressen daartoe.
Eiseressen hebben daarop bij antwoordakte na tussenvonnis gereageerd.
De rechtbank is van oordeel dat voor de aan- en afmelding van werknemers voor de Verze-kering met behulp van het formulier 1184 de handtekening van de werkgever niet noodzake-lijk is. Dit blijkt reeds uit de letterlijke bewoordingen van het formulier 1184 dat vermeldt “(…) In te vullen door tussenpersoon (…)”. Bij “Ondertekening” staat niet ‘door werkgever’ of iets van dien aard. Ook overigens ligt niet voor de hand dat een handtekening van de werkgever nodig is, gelet op de inhoud van de brief van 26 juni 1998 van de Rabobank aan ADP (zie r.o. 2.10 in het vonnis van 17 januari 2007). Zoals in het vonnis van 17 januari 2007 reeds is overwogen, wordt in gemelde brief aangegeven dat de administratie met betrekking tot per-soneelsmutaties, ziek- en herstelmeldingen en overige mutaties door ADP in het vervolg rechtstreeks met Interpolis (zonder tussenkomst van de Rabobank) dient plaats te vinden. Meer specifiek wordt in gemelde brief met betrekking tot het aan- en afmelden van werk-nemers voor de Verzekering de te volgen procedure aangegeven. Het formulier 1184 dat daarvoor door ADP gebruikt diende te worden was bijgevoegd. Nu uit de brief van 26 juni 1998 volgt dat het contact van ADP met Interpolis in het vervolg rechtstreeks en dus zonder tussenkomst van de Rabobank diende plaats te vinden, kan ADP feitelijk op dit punt be-schouwd worden als tussenpersoon van (een van) eiseressen. Voorts is blijkens de stukken tussen partijen in het geheel niet gesproken over een door ADP in dat kader benodigde (spe-cifieke) machtiging van (een van) eiseressen aan haar, indien en voor zover deze machtiging nog nodig was en niet reeds was gegeven in de aan de ommezijde van de Overeenkomst vermeld staande bijzondere voorwaarden. De stelling van ADP dat zij niet gerechtigd was namens de werkgever het formulier 1184 te tekenen is mitsdien onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat ADP - overeenkomstig de destijds door partijen gehanteerde en thans bij ADP nog immer gebruikelijke procedure in de situatie dat een handtekening van de werkgever niet is vereist - het aanmeldingsformulier van Hendrikx voor de Verzekering rechtstreeks aan Interpolis had dienen te zenden. Dit heeft ADP nagela-ten. Daarmee is komen vast te staan dat ADP toerekenbaar tekort is geschoten in de nako-ming van een uit de Overeenkomst voortvloeiende verbintenis.
2.2
Bij het vonnis van 17 januari 2007 zijn eiseressen toegelaten tot het tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van ADP dat de algemene voorwaarden [eiseres 1] en [eiseres 2] vóór of bij het sluiten van de Overeenkomst ter hand zijn gesteld.
2.3
Eiseressen hebben in enquête als getuige doen horen [getuige 1]; in contra-enquête heeft ADP als getuigen doen horen [getuige 2] en [getuige 3].
2.4
Op basis van de verklaring van [getuige 1] en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseressen niet zijn geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.5
Gelet op de inhoud van de door de getuigen afgelegde verklaringen - in onderling verband en samenhang bezien - is niet een zodanige twijfel ontstaan omtrent de waarheid van de stel-ling van ADP dat zij de algemene voorwaarden aan eiseressen vóór of bij het sluiten van de Overeenkomst ter hand heeft gesteld, dat daarvan niet langer mag worden uitgegaan.
De verklaring van de getuige [getuige 1] komt er op neer dat [getuige 1] zich niet kan herinneren dat hij, ten tijde van het tekenen van de Overeenkomst door hem (als directeur belast met de algemene leiding van eiseressen), de algemene voorwaarden van ADP heeft gezien. [getuige 1] heeft verklaard dat, gelet op de werkwijze binnen de [eiseres 2] Groep, het heel wel moge-lijk is dat - vóór ondertekening van de Overeenkomst door hem - de algemene voorwaarden door de administratie op het kantoor van de holdingmaatschappij in Waalwijk en/of door de boekhouder op het kantoor in [eiseres 1] zijn ontvangen. De ontvangst van algemene voorwaar-den werd binnen de [eiseres 2] Groep in elk geval niet geadministreerd, aldus [getuige 1].
Daartegenover staan de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], waaruit blijkt dat binnen ADP reeds gedurende lange tijd en in elk geval al ten tijde van het tekenen van de Overeenkomst een procedure bestond voor het verzenden van haar algemene voorwaarden aan klanten, op naleving van welke procedure - op advies van de jurist van ADP - door het secretariaat, dat als secuur bekend stond, zorgvuldig werd toegezien.
Heel wel denkbaar is dus dat de algemene voorwaarden eiseressen vóór of bij het sluiten van de Overeenkomst wel degelijk hebben bereikt, doch dat de ontvangst daarvan door eise-ressen niet is geregistreerd.
2.6
Aldus staat rechtens nog steeds voldoende vast dat ADP de algemene voorwaarden vóór of bij het sluiten van de Overeenkomst aan eiseressen ter hand heeft gesteld. [eiseres 1] en [eiseres 2] kunnen zich derhalve niet beroepen op de vernietigbaarheid van (bedingen uit) de algemene voorwaarden op grond van het bepaalde in artikel 6:233 sub b BW. Nu de recht-bank blijkens r.o. 4.18 in het vonnis van 17 januari 2007 het beroep van ADP op de algeme-ne voorwaarden, meer speciaal de in artikel 11 vervatte exoneratieclausule, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar heeft geacht, kan ADP zich mitsdien ter beperking van haar aansprakelijkheid beroepen op (artikel 11 van) die algemene voorwaar-den.
2.7
Voor zover eiseressen in de antwoordakte na tussenvonnis onder punt 2 hebben willen beto-gen dat de rechtbank de onder r.o. 4.14 van voormeld tussenvonnis gegeven beslissing, in-houdende dat eiseressen geacht worden de algemene voorwaarden te hebben aanvaard en deze voorwaarden mitsdien op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn, dient te herzien, faalt dit betoog. Immers, het betreft hier een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissing waarop volgens vaste jurisprudentie uit een oogpunt van een goede pro-cesorde in het verdere verloop van de procedure in beginsel niet meer mag worden terugge-komen. Voor aanvaarding van een uitzondering op de bindende kracht van een dergelijke beslissing is slechts plaats ingeval deze berust op een onjuiste - bijvoorbeeld: later onjuist gebleken - feitelijke of juridische grondslag. Dit is gesteld noch gebleken. Hetgeen eiseres-sen ter staving van hun standpunt hebben aangevoerd - kort gezegd, dat de rechtbank heeft miskend dat er louter en alleen sprake is van een standaardverwijzing in de brief van 14 no-vember 1997 naar de algemene voorwaarden - wettigt naar het oordeel van de rechtbank niet een uitzondering op de bindende kracht van voormelde in het vonnis van 17 januari 2007 onder r.o. 4.14 gegeven beslissing. Immers, naar het oordeel van de rechtbank is de tussen partijen ter zake vigerende overeenkomst de overeenkomst daterende van 22 september 1997 (‘de Overeenkomst’). In die overeenkomst staat: “Opdrachtgever heeft kennis genomen van de ADP Algemene Voorwaarden 1992 alsmede van de aan ommezijde vermelde bijzondere voorwaarden en aan-vaardt het van toepassing zijn daarvan op deze overeenkomst”. Zoals reeds in het vonnis van 17 januari 2007 onder r.o. 4.13 en 4.14 overwogen, is de verwijzing in de Overeenkomst naar de alge-mene voorwaarden en de (stilzwijgende) aanvaarding van eiseressen daarvan voldoende om die algemene voorwaarden op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing te achten. De brief van 14 november 1997, op de inhoud waarvan eiseressen zich in dit verband beroe-pen, dient enkel te worden beschouwd als een nadere uitwerking van de Overeenkomst met betrekking tot de inhoud van de door ADP te verrichten werkzaamheden. De in die brief opgenomen, al dan niet standaard-, verwijzing naar de algemene voorwaarden van ADP doet in dit verband dan ook niet ter zake.
2.8
ADP heeft zich bij akte na tussenvonnis uitgelaten over de cijfermatige gevolgen van de door haar gepleegde toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de Overeenkomst. Daartoe heeft zij productie 14 overgelegd. In de visie van ADP zal de door haar overeen-komstig het bepaalde in artikel 11 van de algemene voorwaarden te betalen vervangende schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de Overeen-komst, zijnde een duurovereenkomst, in geen geval meer bedragen dan de prijs (exclusief omzetbelasting) bedongen bij de desbetreffende overeenkomst voor de prestaties van ADP in de periode van drie maanden voorafgaande aan het verzuim van ADP. Volgens ADP is in de drie maanden voorafgaand aan het verzuim gemiddeld € 1.365,62 gefactureerd, zodat de door ADP te betalen vervangende schadevergoeding maximaal € 1.365,62 bedraagt.
Eiseressen hebben tegen de berekening als zodanig geen verweer gevoerd.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank dan ook reeds thans de schade begroten op een bedrag van € 1.365,62.
De werkelijke schade ligt, gelet op de vaststaande feiten in het vonnis van 17 januari 2007, hoger. Nu het bedrag van € 1.365,62 het maximaal toe te kennen bedrag is, bestaat er echter enerzijds geen noodzaak de schade nader te begroten, terwijl anderzijds niets aan vaststel-ling op dit moment in de weg staat. De gevorderde verwijzing naar schadestaatprocedure zal mitsdien worden afgewezen.
2.9
In het vonnis van 17 januari 2007 onder r.o. 4.11 is reeds overwogen dat de vordering zal worden afgewezen voor zover deze ziet op [eiseres 2].
2.1
Voor zover de vordering ziet op [eiseres 1] zal deze worden toegewezen en wel op de wijze zo-als hierna in het dictum vermeld. Het belang van [eiseres 1] bij de gevorderde verklaring voor recht is met de toekenning van de onder 2.8 gemelde schadevergoeding komen te vervallen, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
2.11
Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanlei-ding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
3 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt ADP aan [eiseres 1] te betalen een bedrag van € 1.365,62 (zegge: eenduizend drie-honderd en vijfenzestig euro en tweeënzestig eurocent) aan (vervangende) schadevergoe-ding;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.
Uitgesproken in het openbaar.
1734/106