ECLI:NL:RBROT:2008:BK0010

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
853786
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot woningruil en beleid van de verhuurder

In deze zaak vordert eiseres een machtiging tot woningruil met de huurders van een andere woning, maar de verhuurder, Woonbron, heeft dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft in het verleden in een woonwagencomplex gewoond en wil nu verhuizen naar een woning in de nabijheid, maar de verhuurder volgt een beleid dat het verhuren aan voormalige bewoners van het woonwagencomplex uitsluit. De kantonrechter heeft op 14 februari 2008 een tussenvonnis gewezen en een comparitie van partijen gelast, die op 4 april 2008 heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft geen vordering ingediend namens de huurders met wie zij wil ruilen, wat een vereiste is voor de woningruil. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat de huurders van de andere woning geen toestemming hebben gegeven voor de ruil en omdat de verhuurder zich verzet tegen de woningruil. De kantonrechter concludeert dat de vordering niet kan worden toegewezen, omdat de noodzakelijke machtiging ontbreekt en de voorwaarden die eiseres aan de machtiging wil verbinden niet rechtsgeldig zijn. Eiseres wordt belast met de proceskosten van Woonbron, vastgesteld op € 400,-- voor het salaris van de gemachtigde. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter L.J. van Die en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 26 november 2007, gerectificeerd op 11 december 2007,
gemachtigde mr. drs. H. J. Ruysendaal advocaat en procureur te Rotterdam.
tegen
de stichting
stichting Woonbron.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. A. Nieuwenhuyzen, advocaat en procureur te Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “Woonbron”.
1. Het verloop van de procedure
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te machtigen om als huurder van de [adres] in de plaats te stellen van [A en B] en als voorwaarde te stellen dat de verhuurder Woonbron [eiseres] en [C] moet toestaan als huurders van de [adres 2], met veroordeling van Woonbron in de kosten van het geding.
Woonbron heeft van antwoord geconcludeerd.
De kantonrechter heeft op 14 februari 2008 een tussenvonnis gewezen en een comparitie van partijen gelast welke heeft plaatsgevonden op 4 april 2008 in aanwezigheid van [eiseres], haar partner [C], bijgestaan door de gemachtigde. Woonbron is verschenen bij mevrouw Theissen (directeur), en de heren Kop (sociaal beheer) en Kempen (juridische zaken), bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde.
De kantonrechter heeft bepaald dat heden vonnis wordt gewezen.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – voorzover thans van belang – het volgende vast:
2.1. [eiseres] huurt van Woonbron de zelfstandige woonruimte (twee slaapkamers) aan de [adres] te [plaats]. Woonbron is voorts verhuurder van de zelfstandige woonruimte ( drie slaapkamers en een zolder) aan de [adres 2] te [plaats]. Deze woonruimte wordt gehuurd door [A en B].
2.2. [eiseres] is gehuwd met [C]. [eiseres] heeft een zoon en [C] heeft een dochter. De zoon woont bij [eiseres] en de dochter verblijft op grond van een omgangsregeling drie dagen per week bij [C]. Het gezin [A en B] bestaat uit twee volwassenen en een kind.
2.3. [eiseres] wenst van woning te ruilen met de huurders van het adres [adres 2] en zij heeft daartoe toestemming gevraagd aan Woonbron. Op 29 juni 2007 heeft Woonbron dit verzoek afgewezen met als motivering dat voor de woningen aan de [straat waar eiseres woont] bijzondere toewijzingsregels gelden.
2.4. Woonbron heeft met de gemeente [plaats] afgesproken dat zij geen woningen in de directe omgeving van [Woonwagencentrum] verhuurt aan (voormalige) bewoners van [Woonwagencentrum] of aan hen gelieerde personen. De afspraak is onderdeel van een veelomvattend beleid dat door de gemeente [plaats] wordt gevoerd naar aanleiding van de resultaten van een handhavingactie in en rond [Woonwagencentrum] in 2004.
2.5. Uit een brief van Burgemeester en Wethouders aan de Gemeenteraad van [plaats] d.d. 4 mei 2006 blijkt ondermeer: “Op 13 april 2004 is in [Woonwagencentrum] en de woningen aan de [straat waar eiseres woont] een handhavingsactie uitgevoerd. Daarbij zijn tenminste 30 hennepkwekerijen aangetroffen. Daarnaast is één vuurwapen, losse munitie en traangas in beslag genomen. Naar aanleiding van de ontmantelde hennepkwekerijen heeft de rechter in het najaar van 2004 op verzoek van Woonbron de huurovereenkomsten van 6 woningen aan de [straat waar eiseres woont] ontbonden en de bewoners veroordeeld de woningen te ontruimen. De bewoners van deze woningen waren gelieerd aan het woonwagencentrum [Woonwagencentrum]. Bij het ten uitvoer brengen van de ontruimingsvonnissen door de deurwaarder op 17 november 2004 bleek een groep van 20 woonwagenbewoners de betreffende woning te zijn binnengedrongen om de uitvoering te belemmeren. Zij protesteerden tegen de ontruiming en gaven aan dat de woningen nooit meer aan anderen zouden worden verhuurd.: “we blijven ze in bezit nemen en slaan de andere bewoners er uit”. Van de zes ontruimingen hebben er vier met de mobiele eenheid plaatsgevonden op 4 januari 2005. In de dagen na de ontruimingen escaleerde de situatie en kwam de sluimerende intimidatie en bedreiging van de resterende bewoners van de [straat waar eiseres woont] naar buiten. Er werd met stenen en eieren gegooid en in één leegstaande woning aan de [straat waar eiseres woont] werd brand gesticht. De incidenten leidden tot zeer heftige emoties bij de resterende bewoners. Vier families zijn uit angst voor verdere actie gevlucht. Ook de overige bewoners gaven aan zo spoedig mogelijk weg te willen.”
2.6. [eiseres] heeft tot 22 juni 1999 en daarna van 10 april 2000 tot 25 juni 2002 op [Woonwagencentrum] gewoond. In de tussengelegen periode heeft zij aan de [adres 2] gewoond. In de beide woningen werden hennepkwekerijen aangetroffen. Ten tijde van de handhavingsactie in 2004 woonde [eiseres] reeds aan [adres]. Niet is gebleken dat zij iets te maken heeft met de illegale activiteiten die in 2004 werden aangetroffen. De broer van [eiseres] woont aan de Cortenbachsingel 15 te [plaats].
3. De stellingen van partijen:
3.1. Aan de vordering heeft [eiseres] naast de onder 2 genoemde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- ten grondslag gelegd dat zij belang heeft bij de woningruil, omdat de woning voor haar en haar partner en de kinderen te klein is en omdat zij bovendien naar gezinsuitbreiding streeft. [eiseres] heeft niets te maken met de illegale activiteiten op of rond [Woonwagencentrum]. Zij voelt zich gediscrimineerd door het beleid van Woonbron om geen ex-bewoners van de Kievit toe te staan aan de [straat waar eiseres woont] te gaan wonen. De woning wordt wel te koop aangeboden en dat is strijdig met het restrictieve toewijzingsbeleid. De huurders van de [adres 2] vinden de woning te groot en zij willen goedkoper gaan wonen.
3.2. Woonbron heeft tegen de vordering -zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende aangevoerd:
De vordering is niet toewijsbaar nu de huurders aan de [straat waar eiseres woont] niet ook een vordering hebben ingesteld. Kennelijk zijn zij daartoe niet bereid. Het is opvallend dat deze huurders al binnen een jaar weer willen verhuizen, temeer daar zij als reden onder meer hebben opgegeven: “geen rust”. De voorwaarde die [eiseres] aan de machtiging wil doen verbinden kan zich alleen richten op [eiseres] en niet de vereiste machtiging ten behoeve van de ruilhuurders vervangen. De wens tot gezinsuitbreiding vormt geen zwaarwichtig belang, nu deze wens zich niet heeft gerealiseerd en die gezinsuitbreiding ook in het gehuurde kan worden opgevangen. Heeft [eiseres] geprobeerd op een andere wijze te voorzien in vervangende huisvesting? Woonbron voert het beleid om een woningruil eerst na twee jaar huur toe te staan, om te voorkomen dat de toewijzingsregels lichtvaardig worden doorkruist. [A en B] wonen nog geen twee jaar in de woning aan de [straat waar eiseres woont]. De voornaamste reden is dat Woonbron zich wenst te committeren aan het beleid van de gemeente en niet bereid is woningen aan de [straat waar eiseres woont] te verhuren aan voormalige bewoners van [Woonwagencomplex], zoals [eiseres]. [adres 2] werd in januari 2005 ontruimd door de ME en de broer van [eiseres] woonde er toen. Woonbron heeft een zwaarwegend belang om te voorkomen dat de woning weer in handen van de familie [eiseres] valt. Van discriminatie is geen sprake. Het belang van Woonbron is gerechtvaardigd. [eiseres] kan overal huren, maar niet op dit door haar gewenste adres.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. [eiseres] vraagt machtiging om [A en B] in haar plaats te mogen stellen als huurder van de woning aan [adres]. Ter zitting is gebleken dat [eiseres] inmiddels is gehuwd met [C], zodat [C] op grond van artikel 7:266 BW van rechtswege medehuurder is geworden. Een vordering als de onderhavige dient door de beide medehuurders te worden ingesteld, omdat de vordering niet kan worden toegewezen, wanneer één van de medehuurders niet wenst mee te werken aan het bewerkstelligen van een woningruil. Gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen ziet de kantonrechter echter geen aanleiding om [eiseres] in de gelegenheid te stellen haar vordering te rectificeren in die zin dat ook [C] partij zal worden in dit geding. Van belang is daarbij dat [C] ter zitting aanwezig is geweest en daar geen bezwaar tegen de beoogde woningruil heeft geuit.
4.2. Woonbron is verhuurder van zowel [eiseres] als van [A en B]. Woonbron verzet zich tegen de woningruil in die zin dat zij zowel [eiseres] als [A en B] geen toestemming wil verlenen om van woning te ruilen. Door [A en B] werd geen vordering ingesteld om hen te machtigen [eiseres] in hun plaats te stellen als huurster van de woning aan de [adres 2]. [eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geboden mogelijkheid om het geding aan te houden teneinde [A en B] alsnog in de gelegenheid te stellen een vordering in te stellen. Dit betekent dat de woningruil niet daadwerkelijk kan worden geëffectueerd. In het vooralsnog fictieve geval dat [eiseres] in dit vonnis gemachtigd zou worden om [A en B] in haar plaats te stellen als huurders kunnen [A en B] naar de woning aan [adres] verhuizen. Omdat de complementaire machtiging om [A en B] te machtigen om [eiseres] in hun plaats te stellen ontbreekt, kan [eiseres] niet verhuizen naar de [straat waar eiseres woont]. Gelet op het door Woonbron gevoerde verweer ligt het immers niet voor de hand te verwachten dat Woonbron zonder machtiging toestemming zal verlenen aan [eiseres] om de woning aan de [straat waar eiseres woont] te betrekken. De gevorderde machtiging kan derhalve niet het door [eiseres] gewenste resultaat, huurder worden van de woning aan de [adres 2], hebben.
4.3. Dat [eiseres] huurder wenst te worden van de woning aan de [straat waar eiseres woont] blijkt uit het feit dat zij vordert aan de machtiging de volgende voorwaarde te verbinden: ”dat Woonbron [eiseres] en [C] moet toestaan als huurders van de [adres 2] te [plaats]”. Deze voorwaarde impliceert dat in een aan [eiseres] te verlenen machtiging een voorwaarde moet worden opgenomen welke zich niet richt tegen [eiseres], maar tegen Woonbron. Dit is niet mogelijk . Alleen aan degene die wordt gemachtigd kan de kantonrechter een voorwaarde opleggen. Het is rechtens niet mogelijk om een derde, ook als dat degene is tegen wie zich de machtiging richt, te binden aan een voorwaarde.
4.4. Nu de verlangde voorwaarde niet aan de gevorderde machtiging verbonden kan worden en nu Woonbron zich ten opzichte van de beide huurders verzet tegen de beoogde woningruil kan een woningruil alleen plaatsvinden wanneer beide huurders een machtiging vorderen. Omdat slechts één van de huurders een vordering heeft ingesteld kan de woningruil niet worden geëffectueerd en heeft [eiseres] geen belang bij haar vordering.
De vordering wordt op deze grond afgewezen. De kantonrechter komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.
4.5. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] belast met de kosten van het geding.
5. De beslissing
De kantonrechter,
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Woonbron vastgesteld op € 400,-- voor het salaris van de gemachtigde
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.