ECLI:NL:RBROT:2008:BQ1957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
795405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J.V.M. Los
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na zware mishandeling met verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak vorderde de geopposeerde, een vrouw, schadevergoeding van de opposanten, die haar en haar broer op 12 april 2004 zwaar hadden mishandeld. De opposanten waren eerder bij verstek veroordeeld tot betaling van € 4.500,00, maar kwamen in verzet tegen dit vonnis. Ze stelden dat de getuigenverklaring van de geopposeerde onjuist was, maar onderbouwden deze claim niet. De kantonrechter oordeelde dat de opposanten zich onrechtmatig hadden gedragen en dat de geopposeerde recht had op schadevergoeding. De rechter wees de vordering van de geopposeerde toe, waarbij de totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 2.720,00, inclusief materiële en immateriële schade. De opposanten werden ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verzetprocedures en de verantwoordelijkheid van partijen om hun claims te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
1. [opposant sub 1],
wonende te [woonplaats], en
2. [opposant sub 2],
wonende te [woonplaats],
opposanten bij exploot van 23 maart 2007 en bij herstelexploot van 22 mei 2007,
gemachtigde: mr. A.J.M. Vélu te Rotterdam,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats],
geopposeerde,
gemachtigde: mr. S. Karkache te Rotterdam.
Partijen worden hierna “[opposanten]” en “[geopposeerde]” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 [geopposeerde] heeft [opposanten] bij exploot van dagvaarding van 21 juni 2006 opgeroepen te verschijnen ter zitting van de rechtbank te Rotterdam, sector kanton, van 13 juni 2006. [opposanten] zijn niet ter zitting verschenen en hebben evenmin schriftelijk verweer gevoerd. Bij onder nummer 732885 CV EXPL 06-20484 gewezen verstekvonnis d.d. 14 juli 2006 zijn [opposanten] overeenkomstig de vordering van [geopposeerde] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 4.500,00, vermeerderd met de proceskosten.
1.2 [opposanten] hebben in hun verzetdagvaarding -zakelijk weergegeven- gevorderd hen te ontheffen van die veroordeling en de oorspronkelijke vordering af te wijzen.
1.3 [geopposeerde] heeft een conclusie van antwoord in oppositie genomen.
1.4 [opposanten] hebben van repliek in oppositie gediend.
1.5 [geopposeerde] heeft een akte uitlaten producties genomen.
1.6 Vervolgens heeft de kantonrechter een datum voor de uitspraak van dit vonnis bepaald.
2. Feitelijke achtergrond
2.1 Naar aanleiding van een voorval te [plaats] op 12 april 2004, waarbij enerzijds [geopposeerde] en haar broer betrokken waren en anderzijds [opposanten], zijn [opposanten] op 8 november 2004 door de politierechter te ’s-Hertogenbosch veroordeeld wegens ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’, gepleegd op 12 april 2004 te [plaats].
2.2 Ter zake van dit voorval heeft [geopposeerde] op 12 april 2004 aangifte gedaan bij de politie. Het proces-verbaal van deze aangifte vermeldt onder meer het volgende:
“Op maandag 12 april 2004, omstreeks 13.55 uur bevond ik mij in de auto van mijn broer [A]. (…) Terwijl ik daar zat zag ik dat er vanaf de Rembrandtlaan te [plaats] een auto aan kwam rijden. Ik kende de auto niet maar hij viel mij op omdat deze plotseling en kennelijk zonder aanleiding keihard remde vlak voor de auto waarin ik zat (…). Ik keek dus eigenlijk naar de auto en zag dat er uit de auto drie personen stapten. Ik kende deze personen, 2 mannen en 1 vrouw. Ik ken de vrouw als zijnde [opposant sub 2], (…) de mannen herkende ik als zijnde respectievelijk [opposant sub 1], zijnde mijn ex-zwager (…) en de vriend van ex-zwager genaamd [B]. (…). Terwijl ik daar zat kwam mijn ex-zwager naar mij toegelopen en trok de deur van de auto open. Hij spuwde mij in mijn gezicht en zei tegen mij dat ik een dochter van een hoer was. (…) Ik weet nu niet meer precies of dat ik ben uitgestapt of dat ik uit de auto getrokken ben maar het feit is wel dat mijn ex-schoonzus opeens ook naast de auto stond en mij aan mijn haren begon te trekken. Ze trok mij naar beneden toe aan mijn haar zodat ik niets meer kon zien. (…) [opposant sub 1] kwam opeens naar mij toegerend en ik voelde en zag dat hij, terwijl [opposant sub 2] mij dus aan mijn haren trok, 2 maal hard met de vuist in mijn gezicht sloeg. Het waren een soort van boksslagen dus een soort opstoten. Ik voelde deze klappen hard aankomen op mijn gezicht en mijn linkeroor. (…) Ik viel toen op de grond en stond weer op. Ik kreeg toen weer direct een aantal klappen met de platte hand van die [opposant sub 2] en ook nog een keiharde klap met de vuist. Ik ging toen echt even knock-out, tenminste alles werd zwart en ging weer tegen grond. (…) Ik ben toen opgestaan en wilde toen mijn mobiele telefoon pakken om mijn ouders en de politie te gaan bellen. Ik wilde ook naar mijn broertje gaan omdat hij werd geslagen. (...) Ik werd tegen gehouden door [opposant sub 2] bij de auto van ons. Ik zag toen dat [opposant sub 2] weer terugkwam gelopen en voelde toen dat hij met een trap mijn telefoon uit mijn hand trapte. (…) Als gevolg van de mishandeling is er een grote bos haar uit mijn hoofd getrokken door [opposant sub 2]. Ik heb onder mijn linkeroog een krabspoor en ook aan de linkerzijde van mijn gelaat. Ik heb pijn in mijn neus en ik heb last van mijn tanden. Ik draag een beugel en heb het gevoel, dat mijn tanden los zitten. (…)”.
2.3 Ook de broer van [geopposeerde] heeft die dag aangifte gedaan bij de politie. Het proces-verbaal van die aangifte vermeldt onder meer het volgende:
“(…) Vandaag maandag 12 april 2004, omstreeks 13.50 uur ben ik samen met [geopposeerde] naar het tankstation Total (…) gereden. (…) Toen ik klaar was met tanken liep ik naar binnen om te gaan betalen. [geopposeerde] is toen in de bus blijven zitten, zij zat op de passagiersstoel. Toen ik binnen in de winkel stond hoorde ik piepende banden, ik zie een auto (…). Ik zag dat deze voor ons busje geparkeerd stond. Ik zag dat [opposant sub 2] uit de bijrijderskant stapte. Ik herkende hem meteen (…). Ik zag dat hij richting de bus liep. Ik zag dat [geopposeerde] hem gezien had, ik zag dat [geopposeerde] uit wilde stappen, ik zag dat dit niet lukte, de deur van de bus was ondertussen open. Ik zag dat hij naar haar toe liep, ik zag dat hij met zijn rechterarm uithaalde, ik zag dat hij met kracht [geopposeerde] op haar gezicht raakte. Ik rende vanuit de shop richting de bus, ik zag dat ze op dat moment met drie personen om [geopposeerde] stonden (…). Ik bedoel hiermee [opposant sub 2], [opposant sub 2]. (…) Ik zag dat [geopposeerde] door [opposant sub 2] vastgehouden werd en dat [opposant sub 2] op haar in bleef slaan. (…) Ik zag dat [opposant sub 2] en [B] samen achter mij aangerend kwamen. Op een gegeven moment ben ik blijven staan, ik was namelijk bang dat ze anders weer naar mijn zus toe zouden gaan. Ik voelde opeens pijn in mijn nek, ik wist dat [B] dit gedaan had, ik werd op hetzelfde moment onderuit geschopt, ik weet niet wie dit gedaan heeft. Ik ben toen op de grond gevallen. Ik voelde dat [B] op mij ging zitten, ik lag op mijn rug. Ik zag dat [B] zijn rechter voet met kracht op mijn sleutelbeen zette, ik voelde pijn. Ook schopte hij mij daar. Ik heb [B] van mij afgeduwd en ik ben opgestaan. (…) Hij hield mij wel nog steeds tegen zodat ik niet naar mijn zus kon welke nog aan haar haren vastgehouden werd door [opposant sub 2]. (…) Ten gevolge van de mishandeling heb ik een wondje aan mijn ringvinger aan mijn linkerhand. Ik heb striemen staan op mijn linker sleutelbeen. Ik ben nog steeds een beetje duizelig door de klap in mijn nek. (…)”.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
Het standpunt van [geopposeerde]
3.1 Aan de oorspronkelijke vordering heeft [geopposeerde] -zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat zij en haar broer op 12 april 2004 te [plaats] slachtoffer zijn geweest van een ernstige mishandeling door [opposanten] Daarbij zijn [geopposeerde] en haar broer ernstig aangepakt door [opposanten] Hiervan heeft [geopposeerde] ook aangifte gedaan. Tegen [opposanten] is vervolging ingesteld, hetgeen heeft geleid tot hun strafrechtelijke veroordeling op 8 november 2004.
3.2 Door de mishandeling heeft [geopposeerde] ernstig letsel opgelopen, zoals schade aan de lippen, neus en bovenlip. Zij heeft na het incident ook enkele malen een KNO-arts bezocht vanwege terugkomende klachten. [geopposeerde] heeft van de artsen te horen gekregen dat het de vraag is of het toegebrachte letsel aan de tanden niet blijvend zal zijn. Voorts is [geopposeerde] bij de mishandeling door [opposanten] enkele goederen kwijt geraakt, zoals een gouden halsketting en een Mexx polshorloge, en is haar mobiele telefoon beschadigd. Verder durft zij vaak niet eens de straat op te gaan.
3.3 Hoewel de door [geopposeerde] geleden materiële en immateriële schade meer dan € 5.000,00 bedraagt, wenst zij van [opposanten] niet meer te vorderen dan € 4.500,00 wegens hun onrechtmatig handelen. Haar vordering strekt dan ook tot hoofdelijke veroordeling van [opposanten] tot betaling van dat bedrag, met veroordeling van [opposanten] in de kosten van het geding. Ter staving van haar schade heeft [geopposeerde] onder meer medische correspondentie en een opstelling van de door haar geleden materiële schade overgelegd.
Het standpunt van [opposanten]
3.4 [opposanten] betwisten dat zij aan [geopposeerde] schade hebben aangericht. Hoewel zij erkennen dat zij door de politierechter te ’s-Hertogenbosch op 8 november 2004 zijn veroordeeld, wijzen [opposanten] op het feit dat zij veroordeeld zijn wegens openbare geweldpleging en niet wegens (zware) mishandeling. De verklaringen van [geopposeerde] en haar broer bij de politie zijn van A tot Z gelogen. Voorts stellen [opposanten] dat niet [geopposeerde] en haar broer, maar juist zij zelf slachtoffer zijn van het incident. Daartoe verwijzen [opposanten] naar een door opposante sub 2 bij de politie afgelegde verklaring d.d. 12 april 2004.
3.5 [opposanten] hebben voorts aangevoerd dat de door [geopposeerde] gesteld geleden schade op geen enkele wijze is onderbouwd. Deze wordt op geen enkele wijze aangetoond of aannemelijk gemaakt. [opposanten] betwisten voorts dat [geopposeerde] door hun toedoen pijn heeft geleden en/of psychische klachten heeft gekregen. Haar vordering moet dan ook worden afgewezen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Door [opposanten] is onweersproken gesteld dat zij tijdig in verzet zijn gekomen van het onder zaaknummer 732885 CV EXPL 06-20484 gewezen verstekvonnis d.d. 14 juli 2006. De kantonrechter heeft ook geen reden om aan de juistheid van die mededeling te twijfelen, zodat [opposanten] ontvankelijk geacht worden in het door hen ingestelde verzet.
4.2 Ter onderbouwing van de door haar gestelde mishandeling door [opposanten] heeft [geopposeerde] met name verwezen naar de door haar overgelegde processen-verbaal van aangifte van haar en van haar broer. Uit die processen-verbaal blijkt dat [geopposeerde] door toedoen van [opposanten] stevig aan haar haren is getrokken, zelfs in die mate dat er een grote bos haar uit haar hoofd is getrokken, en voorts dat zij door toedoen van [opposanten] een aantal malen stevig is geslagen, onder meer in haar gezicht.
4.3 Hoewel [opposanten] hebben aangevoerd dat deze in de processen-verbaal vastgelegde verklaringen van A tot Z gelogen zijn, hebben zij nagelaten dat verweer behoorlijk te onderbouwen. Zij zijn niet in concreto ingegaan op de lezing van de feiten in de verklaring van [geopposeerde] bij de politie. Dat betekent dat het verweer van [opposanten] in zoverre zal worden gepasseerd. Gelet op het voorstaande staat dan ook vast dat [opposanten] zich onrechtmatig gedragen hebben jegens [geopposeerde], zodat zij gehouden zijn de dientengevolge door [geopposeerde] geleden schade te vergoeden. De stelling van [opposanten] dat niet [geopposeerde] maar juist zijzelf als slachtoffer aangemerkt dienen te worden, kan niet tot een andere uitkomst leiden, met name nu niet nu zij aan die stelling geen tegeneis of beroep op verrekening hebben verbonden.
4.4 Ter onderbouwing van de door haar geleden materiële schade heeft [geopposeerde] onder meer een schaderapport in het geding gebracht dat doet blijken van een schadebedrag ad € 1.220,00 ter zake van een Mexx horloge (€ 150,00), een gouden ketting (€ 800,00) en een Siemens mobiele telefoon (€ 270,00). Van de ketting heeft [geopposeerde] voorts een (slecht leesbare) kopie van het aankoopbewijs overgelegd. Hiervan hebben [opposanten] gesteld dat de beweerdelijk geleden schade door [geopposeerde] op geen enkele wijze wordt aangetoond of aannemelijk gemaakt.
4.5 Door [opposanten] is echter niet bestreden dat [geopposeerde] bij de geweldpleging jegens haar een Mexx horloge en een gouden ketting is kwijt geraakt en evenmin dat daarbij haar mobiele telefoon is beschadigd. Evenmin hebben [opposanten] gemotiveerd verweer gevoerd tegen de hoogte van de door [geopposeerde] genoemde bedragen, die de kantonrechter ook niet onredelijk of bovenmatig voorkomen. Dat betekent dat het verweer van [opposanten] als onvoldoende gemotiveerd zal worden gepasseerd en dat de door [geopposeerde] gevorderde materiële schade ad
€ 1.220,00 zal worden toegewezen.
4.6 Voorts heeft [geopposeerde] aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar als gevolg van de geweldpleging door [opposanten] jegens haar geleden immateriële schade. Nu [geopposeerde] in totaal een bedrag € 4.500,00 van [opposanten] heeft gevorderd, waarvan € 1.220,00 aan materiële schade, ziet dit tweede onderdeel van haar vordering op een bedrag ad € 3.280,00.
4.7 Artikel 6:106 lid 1 sub b BW bepaalt voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
4.8 Geoordeeld wordt dat, gelet op hetgeen door [geopposeerde] is aangevoerd en met stukken is onderbouwd, genoegzaam gebleken is dat [geopposeerde] door toedoen van [opposanten] substantieel lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daartoe hecht de kantonrechter waarde aan de inhoud van de door [geopposeerde] overgelegde brief d.d. 17 mei 2004 van haar KNO-arts aan de politie:
“Op 12 april 2004 bezocht bovengenoemde mevrouw de Spoedeisende Hulp. Zij was geslagen door haar ex-zwager en ex-schoonzus op het hoofd, neus en bovenlip. Patiënte was misselijk en duizelig. Er is een kras op de wang. De 2e incisief links boven zit los. Verder waren bij dit bezoek rode ogen aanwezig. De neus was gezwollen met een goede stand en goede doorgankelijkheid. De bovenlip is gezwollen en er was een kleine verwonding aan het slijmvlies aan de binnenkant van de bovenlip. De tand links boven is niet duidelijk mobiel. Op 15 april 2004 bezocht patiënte de poli K.N.O. waar ik haar zelf zag. Er bestaat beiderzijds een hematoom in de oogkas. De neus is nog gezwollen maar staat in mediaanlijn. De neus in nog pijnlijk. De reuk is totaal verdwenen. Het septum staat recht. Conclusie: kneuzing met mogelijk fractuur van de neus met reukverlies. (…)”.
4.9 Ook weegt de kantonrechter mee hetgeen de verbalisant in het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2004 (op ambtsbelofte) heeft vermeld:
“Letsel omschrijving Uit het hoofd werd een grote bos haar getrokken (geconstateerd door verbalisant). Krabsporen in gelaat aan linkerzijde en onder linkerkoog. Krabspoor op rechterhand. Neus is opgezet. Bovenlip aan binnenzijde kapot en opgezet.”,
en voorts hetgeen haar tandarts in een brief d.d. 14 april 2004 heeft geschreven:
“Geachte Heer/Mevrouw,
Hierbij ontvangt U een korte rapportage van de onder- en boventanden van Mw. [geopposeerde], nadat deze maandag j.l. een aantal klappen gehad hebben. Deze elementen zijn door dit trauma licht mobiel en percussiegevoelig, m.n. element 22. Er lijken gelukkig geen frakturen aanwezig te zijn in tanden of kaak. Kaakgewricht is wel pijnlijk, evenals de tanden, maar dit kan worden gezien als een soort kneuzing. Mw. [geopposeerde] heeft sinds kort een vaste beugel en die kan nu fungeren als soort flexibele spalk voor de mobiele tanden. Vandaag zijn er foto’s gemaakt van de boven- en ondertanden en voorlopig zullen we op deze wijze het gebit verder vervolgen. Het blijft altijd afwachten (zelfs gedurende jaren) of in de toekomst voor 1 van de aangedane tanden een vervolg (endodontische) behandeling noodzakelijk zal zijn, als gevolg van het trauma (klap) dat ze hebben ondergaan.”
4.10 Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter toekenning aan [geopposeerde] ten laste van [opposanten] van een schadevergoeding naar billijkheid in de zin van artikel 6:106 lid 1 BW op zijn plaats. Gelet op de aard en ernst van het aan [geopposeerde] toegebrachte letsel is toekenning aan [geopposeerde] van een bedrag ad € 1.500,00 billijk te achten.
4.11 Dit alles leidt tot de conclusie dat het verzet gegrond zal worden verklaard, dat het door [opposanten] bestreden verstekvonnis d.d. 14 juli 2006 zal worden vernietigd, en dat, opnieuw rechtdoende, [opposanten] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan [geopposeerde] van een bedrag ad -in totaal- € 2.720,00 aan schadevergoeding.
4.12 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zullen [opposanten] worden veroordeeld in de proceskosten, dit op de wijze als hierna in het dictum gemeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het door [opposanten] ingestelde verzet gegrond;
- vernietigt het op 14 juli 2006 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, onder zaaknummer 732885 CV EXPL 06-20484 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [opposanten] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [geopposeerde] van een bedrag ad € 2.720,00;
- veroordeelt [opposanten], eveneens hoofdelijk in voormelde zin, in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [geopposeerde] vastgesteld op:
• € 98,00 voor het in debet gestelde deel van het vast recht,
• € 71,32 aan dagvaardingskosten, en
• € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde,
van welke bedragen het totaal -ad € 519,32- op Rabobankrekening 19 23 25 892 t.n.v. MvJ (545) Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt, alsmede € 98,00 voor het door [geopposeerde] verschuldigde en door haar gemachtigde betaalde deel van het vast recht, rechtstreeks aan die gemachtigde te voldoen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V.M. Los en uitgesproken ter openbare terechtzitting.