ECLI:NL:RBROT:2009:BH1672

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-661281-08
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Klein Wolterink
  • A. Reinds
  • J. Korenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na meerdere mishandelingen en bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 en 3 oktober 2008 in Rotterdam en Capelle aan den IJssel verschillende personen heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte heeft onder andere een mes getoond aan een slachtoffer, bedreigingen geuit met verkrachting en geweld, en heeft fysiek geweld gebruikt door slachtoffers te slaan en te trappen. Tijdens de rechtszitting op 19 januari 2009 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, namelijk paranoïde schizofrenie, waardoor hij ten tijde van de feiten niet toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor een periode van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, in overeenstemming met de adviezen van de psychiater en psycholoog. De rechtbank heeft benadrukt dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar wegen, maar dat de geestelijke toestand van de verdachte de beslissing om hem niet strafbaar te verklaren heeft beïnvloed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/661281-08
Datum uitspraak: 2 februari 2009
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Rijnmond, Huis van Bewaring Noordsingel te Rotterdam,
raadsman: mr. Urcun, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2009.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte:
- feiten 2, 8 en 9 steeds impliciet primair: mensen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- feiten 2, 8 en 9 steeds impliciet subsidiair: mensen heeft bedreigd met zware mishandeling;
- feiten 3, 5 en 7: mensen heeft bedreigd met verkrachting;
- feiten 1, 4, 6 en 10: mensen heeft mishandeld.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Roebroek heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING
Van het volgende wordt uitgegaan:
Feiten 1 en 2.
Op 2 oktober 2008 lopen aangeefster [aangeefster feiten 1 en 2] en aangever [aangever feit 2] in de [straat] te Rotterdam. [aangever feit 2] liep een paar meter voor [aangeefster feiten 1 en 2] . Op enig moment hoort [aangeefster feiten 1 en 2] een man tegen haar zeggen “Je moet het uitmaken”, vervolgens voelt aangeefster dat zij tegen haar rug en tegen haar been wordt getrapt waardoor zij zich bang voelt en pijn heeft in haar rug en been. [aangeefster feiten 1 en 2] rent vervolgens een kelder in, vanuit de kelder ziet zij dat [aangever feit 2] tegen de man staat te schelden en dat de man vervolgens een mes tevoorschijn haalt welk mes hij in zijn hand vasthoudt .
[aangever feit 2] ziet dat de man een mes uit zijn binnenzak haalt en dat die man dat mes in zijn hand vasthoudt en dat hij het mes op schouderhoogte vasthoudt waarbij de punt van het mes min of meer in de richting van die [aangever feit 2] wijst. [aangever feit 2] voelt zich bedreigd door de houding van de man en door het mes .
De verdachte heeft ter zake van deze feiten ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 een bekennende verklaring afgelegd.
Feit 3.
Op 2 oktober 2008 staan aangeefster [aangeefster feit 3] en de getuige [getuige feit 3] op het perron van het metrostation Prinsenlaan te Rotterdam. Op enig moment ziet aangeefster een man naast haar staan en hoort zij dat die man tegen haar en tegen [getuige feit 3] praat, aangeefster en [getuige feit 3] gaan hier echter niet op in en lopen weg . Vervolgens hoort aangeefster de man schreeuwen: "Jullie moeten verkracht worden van Allah. Jullie kunnen kiezen. Jullie kunnen gedwongen met mij mee of jullie gaan vrijwillig mee".
De verklaring van aangeefster [aangeefster feit 3] wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige feit 3], waarin zij verklaart dat zij de man hoorde zeggen: “In naam van Allah ik verkracht jullie. Je kan vrijwillig mee of onder dwang” of woorden van gelijke strekking.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij op 2 oktober 2008 op metrostation Prinsenlaan te Rotterdam twee meisjes heeft aangesproken en dat hij tegen hen heeft gezegd: "Jullie moeten verkracht worden. Jullie kunnen kiezen. Jullie kunnen gedwongen met mij mee of jullie gaan vrijwillig mee".
Feiten 4 en 5.
Op 3 oktober 2008 zit aangeefster [aangeefster feiten 4 en 5] in de metro te Rotterdam. Op enig moment ziet aangeefster een man voor haar staan en voelt zij dat die man haar in haar gezicht slaat, waardoor zij pijn in haar gezicht voelt. Ook hoort zij de man tegen haar zeggen:"Ik ga je nog eens verkrachten. Ik weet waar je woont. Ik ga je verkrachten" waardoor zij zich bedreigd voelt.
De verklaring van aangeefster [aangeefster feiten 4 en 5] wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin is gerelateerd dat de verbalisanten worden aangesproken door aangeefster [aangeefster feiten 4 en 5] die tegen hen zegt dat zij in de metro door een man in haar gezicht is geslagen en dat die man tegen haar had gezegd “Ik weet waar je woont. Ik kom je verkrachten” en waarin is gerelateerd dat de verbalisanten constateren dat er rode vlekken te zien zijn in het gezicht van aangeefster [aangeefster feiten 4 en 5].
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij op 3 oktober 2008 in de metro te Rotterdam zijn hand op het gezicht van aangeefster heeft gelegd en dat hij tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar ging verkrachten.
Feit 6.
Op 3 oktober 2008 loopt aangeefster [aangeefster feit 6] op het perron van het metrostation Oostplein te Rotterdam. Op het moment dat aangeefster [aangeefster feit 6] een man op het perron wil passeren, ziet zij de man opzettelijk en met kracht met zijn hand tegen haar buik slaan waardoor aangeefster veel pijn voelt.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 een bekennende verklaring afgelegd.
Feit 7.
Op 2 oktober 2008 lopen aangever [aangever feit 7] en aangeefster [aangeefster feit 7] bij metrostation Slotlaan te Capelle aan den IJssel, aldaar worden zij aangesproken door een man . Aangever [aangever feit 7] hoort de man aan hem vragen of [aangeefster feit 7] zijn vriendin is, welke vraag aangever bevestigend beantwoordt . Vervolgens hoort aangever dat de man over [aangeefster feit 7] zegt: “Ik kan haar verkrachten”, wat aangever als erg bedreigend ervaart. De verklaring van aangever [aangever feit 7] wordt ondersteund door de verklaring van aangeefster [aangeefster feit 7], waarin zij verklaart dat zij een man hoorde zeggen dat hij haar kon verkrachten, wat aangeefster erg bedreigend vond.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 een bekennende verklaring afgelegd.
Feit 8.
Op 3 oktober 2008 bevindt aangeefster [aangeefster feit 8] zich in het Marokkaanse consulaat te Rotterdam. Op enig moment ziet zij een man die de kamer van de consul in loopt, welke man vervolgens op dreigende toon roept: “Ik zal jullie platbombarderen”.
Op 3 oktober 2008 bevindt aangever [aangever feit 8] zich in zijn kamer in het Marokkaanse consulaat te Rotterdam. Op enig moment ziet aangever [aangever feit 8] een man zijn kamer binnenkomen, welke man naar die [aangever feit 8] toeloopt en welke man hysterisch overkomt op [aangever feit 8]. Vervolgens zegt die man tegen aangever [aangever feit 8]: “Als God het wilt, gaat u sterven”, waardoor [aangever feit 8] zich bedreigd voelt.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij op 3 oktober 2008 naar het Marokkaanse consulaat te Rotterdam is gegaan en dat hij dat consulaat is binnengegaan teneinde een aanslag te plegen, doch dat hij geen wapens bij zich had. Voorts heeft de verdachte verklaard -zakelijk weergegeven- dat hij naar de kamer van de consul is gegaan en dat hij in die kamer tegen al de aanwezigen heeft gezegd “Jij gaat dood” of woorden van gelijke aard en strekking.
Feit 9.
Op 3 oktober 2008 bevindt aangeefster [aangeefster feit 9] zich achter haar bureau van uitzendbureau [uitzendbureau] te Rotterdam. Op enig moment bemerkt aangeefster [aangeefster feit 9] dat een man naar haar toe komt lopen en haar vragen stelt. Vervolgens ziet ze dat de man een agressieve houding aanneemt en dat de man een nietmachine oppakt en die nietmachine in haar richting gooit, waardoor zij erg geschrokken is.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 een bekennende verklaring afgelegd.
Feit 10.
Op 31 augustus 2008 bevindt aangeefster [aangeefster feit 10] zich op het Beursplein te Rotterdam. Aangeefster [aangeefster feit 10] is chips aldaar aan het uitdelen als zij plots een harde klap tegen haar hoofd voelt. Aangeefster [aangeefster feit 10] voelt daarna pijn aan haar hoofd en oor, ze bemerkt dat haar oor bloedt en ze voelt zich duizelig. Van omstanders hoort aangeefster [aangeefster feit 10] dat een man een flesje limonade had gegooid, welk flesje tegen haar hoofd was aangekomen.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen heeft aangeefster [aangeefster feit 10] door de mishandeling door de verdachte een week lang hoofdpijn gehad en heeft zij een bebloed oor gehad doordat er een wondje op haar oor zat.
De verdachte heeft ter zake van dit feit ter terechtzitting van deze rechtbank d.d. 19 januari 2009 een bekennende verklaring afgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde bewezen verklaard moet worden.
De verdachte heeft ter zake van de tenlastegelegde feiten verklaard zoals hierboven is weergegeven.
De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 en 5 tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor die feiten aangezien de verdachte deze feiten niet heeft bekend en er verder alleen een aangifte voorhanden is ter zake van deze feiten.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan door de raadsman aangevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het onder 4 en 5 tenlastegelegde. Immers, de verklaring van de aangeefster vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2008, nummer 2008329006-2 en in de ter terechtzitting door de verdachte afgelegde verklaring. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van het onder 4 en 5 tenlastegelegde.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster feiten 1 en 2]), tegen de rug en/of een been heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feiten 1 en 2] en/of [aangever feit 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangeefster feiten 1 en 2] en/of [aangever feit 2] een mes voorgehouden, althans getoond;
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feit 3] en/of [getuige feit 3] heeft bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster feit 3] en/of die [getuige feit 3] dreigend de woorden toegevoegd:"Jullie moeten verkracht worden van Allah. Jullie kunnen kiezen. Jullie kunnen gedwongen met mij mee of jullie gaan vrijwillig mee", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster feiten 4 en 5]), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feiten 4 en 5] heeft bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster feiten 4 en 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je nog eens verkrachten. Ik weet waar je woont. Ik ga je verkrachten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster feit 6]), onverhoeds (met kracht) in de buikstreek heeft gestompt en/of geslagen, waardoor die [aangeefster feit 6] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
7.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Capelle aan den IJssel [aangeefster feit 7] heeft bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk [aangever feit 7], (in wiens directe nabijheid voornoemde [aangeefster feit 7] zich bevond) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kan haar verkrachten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
8.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal jullie platbombarderen" en/of "Als God het wilt gaat u sterven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en dat
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal jullie platbombarderen" en/of "Als God het wilt gaat u sterven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
9.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feit 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een nietmachine opgepakt en/of (vervolgens) die nietmachine in de richting van die [aangeefster feit 9] gegooid;
10.
hij op of omstreeks 31 augustus 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster feit 10]), met een flesje frisdrank/limonade tegen/op het oor, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1. Mishandeling;
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3. Bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd;
4. Mishandeling;
5. Bedreiging met verkrachting;
6. Mishandeling;
7. Bedreiging met verkrachting;
8. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
9. Bedreiging met zware mishandeling;
10. Mishandeling.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Verdachte is niet strafbaar, immers hij is door een psychiater en een psycholoog, die verdachte afzonderlijk hebben onderzocht, volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard in verband met het lijden aan schizofrenie, paranoïde type. Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten was daarvan ook sprake en er bestaat tevens een causaal verband tussen de gedraging en de ziekelijke stoornis. Weliswaar handelde verdachte opzettelijk, maar niet toerekenbaar, aldus de deskundigen.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over.
Op grond hiervan dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
MOTIVERING MAATREGEL
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een aantal slachtoffers op straat op agressieve wijze bedreigd en hij heeft een aantal slachtoffers op straat mishandeld zonder dat daarvoor enige aanleiding was. Misdrijven als de onderhavige veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport d.d. 18 december 2008 van drs. [psychologe], klinisch psychologe. Het rapport houdt in dat er bij de verdachte sprake is van schizofrenie, paranoïde type en dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in een psychotische conditie verkeerde wat betekent dat hij onderhevig was aan imperatieve hallucinaties, dat wil zeggen dat hij stemmen hoorde die hem op dwingende wijze opdracht gaven de tenlastegelegde strafbare feiten te plegen en dat hij aldus door die stemmen niet de beschikking had over zijn vrije wil. De bewezen verklaarde feiten zouden de verdachte zodoende niet toegerekend kunnen worden. De kans op recidive wordt als groot ingeschat door het gebrek aan medicatietrouw van de verdachte, nu hij zonder medicatie de stemmen in ieder geval in veel sterkere mate hoort en hij zich er slecht of niet aan kan onttrekken, zeker niet indien hij op vrije voeten is en daardoor meer stress ervaart. Geadviseerd wordt aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport d.d. 16 december 2008 van dr. [psychiater], psychiater. Het rapport houdt in dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een paranoïde schizofrenie en dat deze stoornis aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte zou het tenlastegelegde hebben gepleegd terwijl hij verkeerde in een sterk paranoïde psychotische toestand met sterk gestoorde werkelijkheidszin. De bewezen verklaarde feiten zouden de verdachte aldus niet toegerekend kunnen worden. De kans op een nieuw delict dat op mensen gericht is, gepleegd vanuit een psychose, wordt als zeer groot ingeschat. Geadviseerd wordt aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank heeft tenslotte kennis genomen van het rapport d.d. 13 januari 2009 van [reclasseringswerker], reclasseringswerker van Reclassering Nederland. Ook in dit rapport wordt geadviseerd aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank volgt bovenstaande conclusies en adviezen en zal aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen. De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgelegd nu de verdachte gevaarlijk is voor anderen alsmede voor de algemene veiligheid van personen.
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel is in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 1 december 2008 reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 37, 39, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- verklaart de verdachte niet strafbaar;
- ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging
- gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Klein Wolterink, voorzitter,
en mrs. Reinds en Korenhof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2009.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 2 februari 2009:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [aangeefster feiten 1 en 2]), tegen de rug en/of een been heeft geschopt
en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feiten 1 en 2] en/of [aangever feit 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [aangeefster feiten 1 en 2] en/of [aangever feit 2] een mes voorgehouden, althans getoond;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feit 3] en/of [getuige feit 3] heeft bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [aangeefster feit 3] en/of die [getuige feit 3] dreigend de woorden toegevoegd
:"Jullie moeten verkracht worden van Allah. Jullie kunnen kiezen. Jullie
kunnen gedwongen met mij mee of jullie gaan vrijwillig mee", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [aangeefster feiten 4 en 5]), in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feiten 4 en 5] heeft
bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster feiten 4 en 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je nog eens verkrachten.Ik
weet waar je woont. Ik ga je verkrachten", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [aangeefster feit 6]), onverhoeds (met kracht) in de buikstreek heeft
gestompt en/of geslagen, waardoor die [aangeefster feit 6] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 02 oktober 2008 te Capelle aan den IJssel [aangeefster feit 7] heeft
bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte opzettelijk [aangever feit 7],
(in wiens directe nabijheid voornoemde [aangeefster feit 7] zich bevond) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik kan haar verkrachten", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
(art 285 Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever feit 8] en/of [aangeefster feit 8] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal jullie platbombarderen" en/of "Als God het wilt gaat u sterven", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
9.
hij op of omstreeks 03 oktober 2008 te Rotterdam [aangeefster feit 9] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een nietmachine opgepakt en/of
(vervolgens) die nietmachine in de richting van die [aangeefster feit 9] gegooid;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
10.
hij op of omstreeks 31 augustus 2008 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [aangeefster feit 10]), met een flesje frisdrank/limonade tegen/op het
oor, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gegooid, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Parketnummer 643819-08)
(Artikel 300 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)