ECLI:NL:RBROT:2009:BH2659
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- P. van Zwieten
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake terugvordering bekostiging voortgezet onderwijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2009 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een school, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin werd medegedeeld dat de bekostiging over de jaren 2003 tot en met 2007 lager zou worden vastgesteld en dat een bedrag van € 1.235.224,13 zou worden teruggevorderd. Verzoekster vorderde opschorting van deze terugvordering, omdat dit de continuïteit van de school in gevaar zou brengen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder, alvorens tot invordering over te gaan, geen onderzoek had gedaan naar de mogelijkheden voor de school om het grote bedrag terug te betalen en de gevolgen daarvan voor de school. Dit was in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat de nodige kennis omtrent relevante feiten en belangen wordt verzameld voordat een besluit wordt genomen. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en de invordering te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar tegen de invordering.
Daarnaast werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door verzoekster betaalde griffierecht van € 288,- diende te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,- werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij besluiten die grote financiële gevolgen hebben voor onderwijsinstellingen.