Zaak-/rolnummer: 312913/ HA ZA 08-1966
Uitspraak: 4 februari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO SERVICES B.V.,
tot 1 juli 2008 geheten Eneco Energie Services B.V.,
ten deze handelende als lasthebber van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stedin B.V., tot 1 juli 2008 geheten Eneco Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. E.G. Snoek,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. H. Durdu.
Eiseres wordt hierna ook aangeduid als Eneco.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding van 29 juli 2008, met producties,
- akte rectificatie aan de zijde van eiseres;
- de stukken van het door eiseres onder gedaagde gelegde conservatoir beslag;
- conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 15 oktober 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 8 januari 2009, en de vier met het oog op de zitting door eiseres bij brief van 22 december 2008 toegezonden producties.
2. De vaststaande feiten
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
2.1 Gedaagde is contractant met betrekking tot de leverantie van elektriciteit aan de woning aan het adres [adres] [woonplaats], welke woning gedaagde in eigendom toebehoort (verder: de woning). Op deze overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden 2006 van onder meer Stedin B.V. (verder: de algemene voorwaarden).
2.2 Op 29 mei 2008 heeft de politie in de woning een hennepkwekerij verdeeld over meerdere ruimten aangetroffen.
2.3 Met op 23 juli 2008 verkregen verlof van de rechtbank heeft Eneco conservatoir beslag gelegd op de woning.
3 De vordering
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 20.857,39,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2008 althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, die van het beslag daaronder begrepen.
Eiseres heeft aan de vordering - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
Eneco heeft de woning op 29 mei 2008 vergezeld van de politie bezocht. Ter plekke werd door de medewerker van Eneco vastgesteld dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was en het deksel op de vloer lag. Tevens werd waargenomen dat er twee extra zekeringen waren bijgeplaatst. Door deze hoofdzekeringen bij te plaatsen kan er een grotere hoeveelheid elektriciteit worden afgenomen. Verder was er een vieraderige elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten vóór de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze elektriciteitskabel werd afgenomen, niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De elektriciteitskabel kwam uit in een onderverdeelinrichting van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen onbemeten van elektriciteit werden voorzien.
Er is door deze manipulatie van de elektriciteitsmeter sprake geweest van diefstal van energie. Hiervan heeft Eneco aangifte gedaan. In die aangifte staan de feitelijke vaststellingen ter plaatse en de uitgangspunten van de schadeberekening.
Gedaagde is voor de door Stedin B.V. geleden schade, indien hij de verzegelingen zelf verbroken heeft of hiertoe opdracht heeft gegeven en de elektriciteitskabel heeft laten bijplaatsen, aansprakelijk uit onrechtmatige daad. Daarnaast is hij ook aansprakelijk op grond van zijn zorgplicht als contractant en gebruiker van de woning c.q. van de elektriciteitsmeter. Dit niet alleen op grond van het algemene verbintenissenrecht, maar meer in het bijzonder ook naar aanleiding van hetgeen is opgenomen in de artikelen 4 lid 2, 3 en 6 van de algemene voorwaarden.
In de als productie 3 bij de dagvaarding overgelegde schadeberekening is de schade (aan de voorzichtige kant) ter zake van het onbemeten elektriciteitsverbruik berekend op
€ 19.882,87. Dit dient vermeerderd worden met de in genoemde productie 3 gespecificeerde vergoeding ter zake van de verzwaring van zekeringen alsmede de kosten van het afnemen van de elektriciteitsmeter en de kosten van de technische dienst en de fraudemedewerker c.q. de fraudeadministratie.
De totale vordering bedraagt hiermee € 20.857,39.
Ondanks sommaties bleef betaling van dit bedrag uit.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van eiseres in de kosten van het geding.
Gedaagde heeft daartoe - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - in de conclusie van antwoord het volgende aangevoerd:
Gedaagde heeft de woning op 1 april 2008 voor de duur van één jaar verhuurd aan [persoon 1]. Gedaagde had geen wetenschap van en betrokkenheid bij de exploitatie van de hennepkwekerij die in de woning is aangetroffen. Gedaagde betwist ook in strijd te hebben gehandeld met de gestelde zorgplicht.
Dat sprake is van energiediefstal ter hoogte van € 19.882,87 is door Eneco niet bewezen. De overgelegde rapportage is een schriftelijke verklaring van een medewerker van Eneco zelf, die geen onafhankelijke deskundige is en belang heeft bij een zo hoog mogelijke schatting. De rapportage wordt betwist. De schattingen in dit rapport ter zake van de periode dat de hennepkwekerijen in bedrijf waren, te weten 290, 280 en 260 dagen, zijn onvoldoende onderbouwd. In het rapport wordt volstaan met vage bewoordingen zoals “dikke laag stof”, “dikke kalklaag”en “vervuilde koolstoffilters”. In dit rapport wordt melding gemaakt van foto's die niet in het geding zijn gebracht in zodat de stellingen ter zake ook niet verifieerbaar zijn. Een proces-verbaal van de politie dat de rapportage van Eneco bevestigt, is niet overgelegd.
Gedaagde betwist dat vanaf 13 augustus 2007 hennepkwekerijen aanwezig waren in de woning. In elk geval waren die er niet tot 1 april 2008. De schadeberekening wordt betwist.
De vorderingen ten aanzien van vermogensvergoeding ad € 157,02, kosten ontoelaatbaar handelen ad € 692,50 en wederaansluitkosten ad € 125,00 worden betwist en zijn onvoldoende onderbouwd.
5 De beoordeling
zorgplicht
5.1 Reeds op grond van de artikelen 4 lid 2 sub a, 3 en 6 sub a, b en c van de algemene voorwaarden rust op gedaagde een zorgplicht voor een juist gebruik van de elektriciteitsmeter in de woning. Die zorgplicht is voor gedaagde ook blijven gelden, indien hij de woning verhuurd zou hebben aan [persoon 1] - wat overigens in deze procedure geenszins is komen vast te staan -, nu gesteld noch gebleken is dat hierdoor een einde gekomen zou zijn aan de hiervoor onder 2.1 vermelde overeenkomst met gedaagde tot levering van elektriciteit. De kwestie van de verhuur kan dus buiten beschouwing blijven. Of genoemde zorgplicht ook volgt uit het algemene verbintenissenrecht, kan verder onbesproken blijven.
5.2 Gedaagde heeft ter zitting zijn stellingen aangepast en erkend wel degelijk vanaf het begin op de hoogte te zijn geweest van de hennepkwekerijen in de woning. Gedaagde heeft in dit verband nader gesteld dat hij met bedreigingen onder druk gezet is om hieraan mee te werken, waardoor de bedoelde zorgplicht in zijn ogen opzij gezet is.
De rechtbank begrijpt dat gedaagde zich beroept op overmacht in de zin van artikel 6:75 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW). Dit artikel houdt in dat een schending van genoemde zorgplicht niet aan gedaagde kan worden toegerekend, indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Gedaagde heeft niet toegelicht waaruit de bedreigingen hebben bestaan en heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit een druk kan worden afgeleid die hij redelijkerwijs niet kon weerstaan. Gedaagde heeft ter zitting toegelicht dat de bedreigingen te maken hadden met het niet aflossen van financiële schulden aan een of meer personen die eerdere schulden van hem hadden overgenomen en die hem onder druk hebben gezet om ter delging van deze schulden toestemming te geven voor het plaatsen van een hennepkwekerij in zijn woning. Die toedracht is niet vast komen te staan. Enig bewijs daarvan is niet overgelegd. Bij een dergelijke toedracht lijkt het er overigens op dat gedaagde zich zelf in die positie heeft gebracht, wat aan een succesvol beroep op overmacht in de weg kan staan.
Gesteld noch gebleken is voorts dat voor gedaagde geen andere wegen hebben opengestaan, zoals de weg van aangifte bij de politie.
Al met al rust op gedaagde, die zich op de rechtsgevolgen van zijn nadere stellingen beroept, de bewijslast dat de tekortkoming hem niet toerekenbaar is. Gedaagde heeft, zoals gezegd, dit bewijs niet overgelegd en heeft evenmin een bewijsaanbod gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding hem ambtshalve tot bewijslevering toe te laten, zodat het beroep op overmacht dient te worden verworpen.
Niet nakoming van zijn zorgplicht jegens de energieleverancier kan gedaagde dus worden toegerekend.
5.3 Dat de elektriciteitsmeter in de woning is gemanipuleerd en dat sprake is van diefstal van elektriciteit is door gedaagde niet althans onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid van de hierop ziende stellingen van eiseres dient uit te gaan. Daarmee staat de schending door gedaagde van zijn voornoemde zorgplicht vast.
onrechtmatige daad
5.4 Gelet op het vorenstaande kan in het midden blijven of gedaagde jegens Eneco dan wel Stedin B.V. onrechtmatig gehandeld heeft door eigen betrokkenheid bij de manipulatie van de elektriciteitsmeter in de woning, nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
schade
5.5 Eiseres heeft als productie 3 bij de dagvaarding een door haar opgestelde schadeberekening overgelegd. De uitgangspunten voor die schadeberekening zijn terug te vinden in de als productie 1 bij de dagvaarding overgelegde aangifte die namens Eneco is gedaan door haar fraudespecialist [persoon 2].
In de aangifte is uitgegaan van vier volledige hennepoogsten van 70 dagen en een deel van een hennepoogst van 10 dagen in ruimten 2 en 4. In ruimte 1 zijn het drie volledige hennepoogsten en een deel van een hennepoogst van 50 dagen. In ruimte 3 zijn het vier volledige hennepoogsten. De diefstal is volgens de aangifte gepleegd in de periode van 13 augustus 2007 tot en met 29 mei 2008.
In de schadeberekening is voor elk van de vier ruimten uitgewerkt om hoeveel dagen kweek het ging en welk energieverbruik daarmee gemoeid was. Daarbij is eiseres uitgegaan van 12 uren belichting per dag.
Ter zitting heeft eiseres aan de hand van de met het oog op de comparitie van partijen overgelegde foto’s de vervuiling en kalkaanslag toegelicht. Gedaagde heeft de feitelijke constateringen ter plaatse in de woning door de fraudespecialist van Eneco, die ten aanzien van de aangetroffen planten en lampen worden ondersteund door het rapport van de Roteb, op zich niet betwist, maar heeft de juistheid van de hierop gebaseerde uitgangspunten voor de schadeberekening betwist.
Op eiseres, die zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen beroept, rust in gevolge de hoofdregel van artikel 150 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de bewijslast van de gestelde hoogte van de schade door diefstal van elektriciteit.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres het vereiste bewijs in deze procedure met de overgelegde stukken voorshands, behoudens door gedaagde te leveren tegenbewijs, geleverd.
De rechtbank overweegt in dat verband dat het nu juist door toedoen van gedaagde niet mogelijk is de schade door diefstal van elektriciteit exact te bepalen. De schade zal dus, ook door Eneco, geschat moeten worden, hetgeen in overeenstemming is met het uitgangspunt van artikel 6:97 BW.
Naar aanleiding van de specifieke verweren van gedaagde overweegt de rechtbank daarbij nog het volgende. Aannemelijk is dat de nummering van een tweetal ruimten is omgewisseld, nu de totalen ongewijzigd blijven. Voor de berekening lijkt dit dus niet uit te maken. Evenzeer is aannemelijk dat, indien in een of meer ruimten het elektriciteitsverbruik eerder is geëindigd dan op 29 mei 2008, het eerder zal zijn begonnen.
Gedaagde heeft geen bewijsaanbod gedaan en de rechtbank ziet geen reden hem ambtshalve tot levering van tegenbewijs toe te laten. Daarmee is het bewijs van de gestelde schade door diefstal van elektriciteit in deze procedure geleverd. Op grond van vorenstaande overwegingen over de zorgplicht van gedaagde, is gedaagde jegens de energieleverancier aansprakelijk voor deze schade. In zoverre is de vordering toewijsbaar.
5.6 Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de vermogensvergoeding ad € 157,02 heeft eiseres ter zitting toegelicht dat dit een landelijk vastgestelde vergoeding voor het elektriciteitsvermogen door de verzwaring van de zekeringen betreft. Gedaagde heeft dit verder onweersproken gelaten, zodat de rechtbank zal uitgaan van de juistheid van deze stellingen van eiseres. Ook in zoverre is de vordering toewijsbaar.
5. 7 Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de kosten ontoelaatbaar handelen ad
€ 692,50 heeft eiseres ter zitting toegelicht dat dit een vast bedrag betreft voor de kosten van de vaststelling van de schade. Gedaagde heeft ook dit verder onweersproken gelaten, zodat de rechtbank zal uitgaan van de juistheid van deze stellingen van eiseres.
Ook in zoverre is de vordering toewijsbaar.
5.8 Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de kosten van wederaansluiting ad
€ 125,00 heeft eiseres ter zitting toegelicht dat dit een standaardbedrag is voor de kosten van wederaansluiting door de verbreking van de verzegeling van de meter.
Gedaagde heeft ook dit verder onweersproken gelaten, zodat de rechtbank zal uitgaan van de juistheid van deze stellingen van eiseres.
Ook in zoverre is de vordering toewijsbaar.
voorts
5.9 Het vorenstaande levert al met al op dat de vordering ten aanzien van de hoofdsom ad
€ 20.857,39 zal worden toegewezen.
5.10 De wettelijke rente is primair gevorderd vanaf 17 juni 2008. Bij gebreke van hierop ziende betwisting zal de vordering ook op dit punt worden toegewezen.
5.11 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen.
6 De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen
€ 20.857,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres ten aanzien van deze zaak bepaald op € 432,80 aan verschotten en € 1.158,- aan salaris van de advocaat en ten aanzien van het beslag bepaald op € 346,30 aan verschotten en € 579,- aan salaris van de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten.
Uitgesproken in het openbaar.
377