ECLI:NL:RBROT:2009:BH3177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
280055 / HA ZA 07-693
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en huurkoop: aanhouding in afwachting van arrest Hoge Raad

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de naamloze vennootschap DSB BANK N.V. als eiseres in conventie tegenover [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als gedaagden in conventie. De rechtbank deed uitspraak op 14 januari 2009 in een civiele procedure met zaaknummer 280055 / HA ZA 07-693. DSB vorderde betaling van bedragen die voortvloeiden uit twee in 2000 gesloten overeenkomsten, namelijk een effectenleaseovereenkomst genaamd 'Hollands Welvaren Select' en een overeenkomst van doorlopend krediet. De vorderingen van DSB betroffen een totaalbedrag van € 17.673,22, vermeerderd met rente.

De gedaagden voerden verweer en stelden reconventionele vorderingen in, waarbij zij onder andere vroegen om een verklaring dat de overeenkomsten nietig waren of buitengerechtelijk vernietigd dienden te worden. Tevens vorderden zij terugbetaling van reeds betaalde bedragen en vergoeding van schade, inclusief wettelijke rente. De rechtbank constateerde dat er veel jurisprudentie was verschenen over de materie, met name in de Dexia-zaken, en dat de Hoge Raad naar verwachting in februari of maart 2009 uitspraak zou doen in een relevante effectenleasezaak.

De rechtbank besloot de zaak aan te houden in afwachting van het arrest van de Hoge Raad en verwees de zaak naar de rol voor partijen om zich uit te laten over de aanhouding en de vraag of de zaak naar de kantonrechter moest worden verwezen. De rechter merkte op dat de zaak mogelijk een huurkoopovereenkomst betrof, wat zou betekenen dat de behandeling door de kantonrechter diende te geschieden. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en gaf partijen de gelegenheid om hun standpunten te verduidelijken in een akte.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 280055 / HA ZA 07-693
Uitspraak: 14 januari 2009
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de naamloze vennootschap DSB BANK N.V.,
gevestigd te Wognum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.L.J. van Wersch,
- tegen -
1. [gedaagde 1],
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.W. Bitter.
Partijen worden hierna aangeduid als "DSB" respectievelijk "[gedaagde 1] en [gedaagde 2]".
1. Het verdere verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
het tussenvonnis van deze rechtbank van 18 juli 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
het proces-verbaal van de op 25 september 2007 gehouden comparitie van partijen;
de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door DSB overgelegde spreekaantekeningen;
de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met producties 1 tot en met 15;
de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 De rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen plaats heeft gehad is thans niet meer werkzaam in de handelsteams van de sector civiel van deze rechtbank en, dientengevolge, niet in staat dit vonnis te wijzen.
2. Het geschil
2.1 DSB vordert in conventie van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van een in 2000 gesloten overeenkomst "Hollands Welvaren Select" betaling van een bedrag van € 5.134,72 en op grond van een in 2000 gesloten overeenkomst van doorlopend krediet betaling van een bedrag van € 12.538,50, in beide gevallen te vermeerderen met rente.
2.2 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren hiertegen verweer en vorderen in reconventie - kort gezegd -(primair) een verklaring dat de overeenkomsten nietig of buitengerechtelijk vernietigd zijn, althans de overeenkomsten te vernietigen, met veroordeling van DSB tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen met betrekking tot voormelde overeenkomsten alsmede tot vergoeding van de (gevolg)schade, steeds te vermeerderen met wettelijke rente,
(subsidiair) een verklaring dat de overeenkomsten buitengerechtelijk vernietigd zijn, althans de overeenkomsten te vernietigen, met veroordeling van DSB tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen met betrekking tot voormelde overeenkomsten alsmede tot vergoeding van de (gevolg)schade, steeds te vermeerderen met wettelijke rente,
(meer subsidiair) een verklaring dat (i) de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden zijn, althans de overeenkomsten te ontbinden, (ii) DSB aansprakelijk is voor de schade en gevolgschade daarvan en (iii) de schade onder meer bestaat uit de inleg, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, met veroordeling van DSB tot betaling van voormelde schade, en
(meest subsidiair) een verklaring dat (i) DSB onrechtmatig heeft gehandeld, (ii) DSB aansprakelijk is voor de schade en gevolgschade daarvan en (iii) de schade onder meer bestaat uit de inleg, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, met veroordeling van DSB tot betaling van voormelde schade.
Voorts vorderen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de ongedaanmaking van de BKR-registratie.
DSB voert op haar beurt verweer tegen deze reconventionele vorderingen.
3. De beoordeling
3.1 Vaststaat dat partijen in augustus 2000 voor fl. 15.750,= een overeenkomst van effectenkrediet hebben gesloten, waarbij een effectenportefeuille is aangekocht. Deze overeenkomst is genaamd "Hollands Welvaren Select". Ook hebben partijen in augustus 2000 een overeenkomst van doorlopend krediet ten belope van fl. 35.000,= gesloten. Voormelde overeenkomsten vormen de grondslag voor de in deze procedure over en weer ingestelde vorderingen.
3.2 Vastgesteld moet worden dat over de onderhavige materie inmiddels veel jurisprudentie is verschenen, met name van de rechtbank en van het gerechtshof in Amsterdam in de zogenoemde Dexia-zaken. In deze jurisprudentie komt een belangrijk deel van de ook in de onderhavige procedure spelende geschilpunten aan de orde, onder meer over de bijzondere zorgplicht van banken en over rol van tussenpersonen en de vraag of deze als hulppersonen kunnen worden aangemerkt.
Van belang is dat de Hoge Raad naar verwachting in februari of maart 2009 uitspraak kan doen in een in cassatie aanhangig gemaakte effectenleasezaak (zie: rechtspraak.nl onder rechtbank Amsterdam: persbericht van 25 november 2008).
3.3 Het opgetreden tijdverlies ten spijt, bestaat op grond van een goede en efficiënte procesorde aanleiding deze procedure aan te houden totdat de Hoge Raad vorenbedoelde uitspraak heeft gedaan. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten.
Verwacht mag worden dat partijen dan in staat zullen zijn hun geschil onderling door middel van een schikking te regelen. Indien dat niet het geval mocht zijn, mag van partijen worden verlangd in deze procedure aan te geven welke geschilpunten nog resteren gelet op de dan bekende jurisprudentie.
3.4 Voorts dient de vraag onder ogen te worden gezien of het onderhavige geschil een zaak betreffende een huurkoopovereenkomst is, in welk geval op grond van artikel 93 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de zaak niet door de sector civiel recht maar door de kantonrechter (van de sector kanton van de rechtbank Rotterdam) dient te worden behandeld.
Op grond van artikel 71 lid 2 Rv kan ambtshalve verwijzing plaatsvinden naar de kantonrechter. De rechtbank dient op grond van artikel 71 lid 3 Rv de vraag of de zaak dient te worden verwezen naar de kantonrechter te beantwoorden aan de hand van haar voorlopige oordeel over het onderwerp van het geschil. Alvorens omtrent verwijzing te beslissen dienen partijen in de gelegenheid te zijn geweest zich hierover uit te laten. Partijen hebben reeds gedebatteerd over de kwalificatie van de tussen hen gesloten overeenkomsten, doch kunnen zich bij akte desgewenst nader uitlaten met het oog op de vraag of verwijzing naar de kantonrechter dient plaats te vinden.
3.5 De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een akte respectievelijk antwoordakte, waarin partijen zich (uitsluitend) kunnen uitlaten over voormelde aanhouding in afwachting van het arrest van de Hoge Raad en over de vraag of de zaak naar de kantonrechter dient te worden verwezen.
4. De beslissing
De rechtbank
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 28 januari 2009 om partijen, DSB als eerste, in de gelegenheid te stellen zich bij akte respectievelijk antwoordakte uit te laten als hiervoor aangegeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels.
Uitgesproken in het openbaar.
[1954/1694]