ECLI:NL:RBROT:2009:BH3569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
319247-J2 RK 08-1617
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Engbers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2009 uitspraak gedaan over de machtiging tot plaatsing van een minderjarige in een pleeggezin. De procedure begon met een beschikking van 9 mei 2008, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing van de minderjarige werden verlengd tot 10 mei 2009. De rechtbank Middelburg verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Rechtbank Rotterdam. Bureau Jeugdzorg Zeeland heeft op 27 januari 2009 een bericht van verhindering ingediend, maar de zaak werd op dezelfde dag behandeld. De stichting heeft een protocol voor externe overdracht van de ondertoezichtstelling ingediend, dat op 1 oktober 2006 is vastgesteld.

De beoordeling van de kinderrechter richtte zich op de vraag of de uitvoering van de ondertoezichtstelling moest worden overgedragen aan Bureau Jeugdzorg Zeeland. Bureau Jeugdzorg Zeeland was van mening dat de overdracht niet in het belang van de minderjarige was, omdat de woonplaats van de minderjarige en de moeder dichter bij Rotterdam ligt dan bij Middelburg. De pleegouders gaven echter aan dat zij geen bezwaar hadden tegen de overdracht en dat de afstand naar Middelburg voor hen acceptabel was. De kinderrechter overwoog dat, hoewel er discontinuïteit zou optreden bij de overdracht, dit ook het geval zou zijn als de zaak niet werd overgedragen vanwege een interne reorganisatie bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam.

De rechtbank besloot uiteindelijk het verzoek tot overdracht toe te wijzen, omdat de minderjarige al langer dan 18 maanden in Zeeland verbleef. De kinderrechter verving de stichting door Bureau Jeugdzorg Zeeland en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is gegeven door mr. M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Balen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 29 januari 2009
Zaak-/rekestnummer: 319247 / J2 RK 08-1617
Beschikking in de zaak van:
de stichting bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna: de stichting,
met betrekking tot de minderjarige:
[kind], geboren op 24 juni 1997 te Spijkenisse,
kind van dhr. [vader] en van de met het gezag belaste ouder,
mw. [moeder], wonende te 3206 SE Spijkenisse, Buntgras 60.
Het verloop van de procedure
Bij beschikking van 9 mei 2008 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin verlengd tot 10 mei 2009.
De stichting heeft op 29 augustus 2008 bij de rechtbank Middelburg een verzoekschrift ingediend tot vervanging van haar als stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg door Bureau Jeugdzorg Zeeland.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling zijn daarbij gevoegd.
Bij beschikking van 9 oktober 2008 heeft de rechtbank Middelburg zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en is de behandeling van de zaak doorverwezen naar deze rechtbank.
Van de zijde van Bureau Jeugdzorg Zeeland is op 27 januari 2009 een bericht van verhindering ingekomen.
De zaak is behandeld op 27 januari 2009.
Van de zijde van de stichting is op 28 januari 2009 een afschrift van het protocol externe overdracht ondertoezichtstelling MO- groep/vastgesteld m.i.v. 1-10-2006/versie 2.0 april 2006 ingekomen.
De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat Bureau Jeugdzorg Zeeland niet instemt met het onderhavige verzoek. Zij heeft erop gewezen dat Brouwershaven, de woonplaats van de minderjarige en Spijkenisse, de woonplaats van de moeder, ten opzichte van Middelburg aanzienlijk dichter bij Rotterdam liggen. De overdracht brengt voorts discontinuïteit van de zorg met zich mee en overdrachtskosten, hetgeen niet in het belang van een goed verloop van de maatregel is. Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam heeft tegenover deze nadelen geen voordelen voor de overdracht kunnen benoemen. Voor Bureau Jeugdzorg Zeeland is er gezien het vorenstaande geen reden om de overdracht van de zaak te accepteren.
Ter zitting heeft de moeder kenbaar gemaakt dat Middelburg voor haar verder reizen is dan naar Rotterdam.
De pleegouders hebben kenbaar gemaakt dat de afstand tussen Brouwershaven en Rotterdam groter is dan naar Middelburg. Zij hebben geen bezwaar tegen de overdracht van de zaak naar Middelburg. De pleegouders hopen dat de beslissing van de rechtbank zich niet tegen hun pupil zal keren en rekenen op de professionaliteit van de beide jeugdzorginstanties.
De stichting heeft ter zitting verklaard dat indien de zaak niet wordt overgedragen, er binnenkort als gevolg van interne reorganisatie een andere gezinswerker in de zaak komt. De belanghebbenden zullen dus in ieder geval met discontinuïteit worden geconfronteerd. Daarnaast volgt de stichting het protocol externe overdracht ondertoezichtstelling zoals hierboven vermeld, dat overdracht in het onderhavige geval voorschrijft.
De kinderrechter overweegt als volgt:
Het eerder genoemde protocol is vastgesteld op 1 oktober 2006. Het bevat, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de volgende criteria voor overdracht:
-De uitvoering van de ondertoezichtstelling moet worden overgedragen indien de
onder toezicht gestelde minderjarige duurzaam verblijft in een andere provincie,
bijvoorbeeld als gevolg van een pleeggezinplaatsing. Met duurzaam verblijf wordt
bedoeld dat de minderjarige ten minste 18 maanden in een andere provincie
verblijft.
Instemming van een ander bureau jeugdzorg is niet vereist.
-Een uitzondering op de plicht om de zaak over te dragen betreft de situatie waarin
de gezinsvoogdijmedewerker gemotiveerd kan aangeven dat er, gezien het belang
van continuïteit in de hulpverlening ernstige bezwaren zijn tegen directe overdracht
en de teamleider op grond hiervan beslist dat directe overdracht niet wenselijk is
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bovengenoemde criteria, de uitvoering van de ondertoezichtstelling moet worden overgedragen aan Bureau Jeugdzorg Zeeland. Immers, de minderjarige verblijft – in verband met een pleegzorgplaatsing – reeds langer dan 18 maanden in Zeeland.
Weliswaar zal door de overdracht discontinuïteit in de uitvoering plaatsvinden, bij de overdracht zal immers een andere gezinsvoogdijmedewerker aan de zaak worden toegevoegd. Nu evenwel ook sprake zal zijn van discontinuïteit indien de uitvoering van de ondertoezichtstelling niet wordt overgedragen ( wegens reorganisatie bij Bureau jeugdzorg Rotterdam), kan daaraan geen doorslaggevend gewicht worden toegekend.
Reisafstand speelt gelet op de criteria in het protocol geen rol bij de vraag welke gezinsvoogdijinstelling de uitvoering op zich dient te nemen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat niet aannemelijk is geworden dat de reis naar Brouwershaven, waar de minderjarige en zijn pleegouders wonen, vanuit Middelburg langer duurt dan vanuit Rotterdam. Zij verwijst daartoe naar de verklaring van de pleegouders daaromtrent.
Duidelijk is dat de afstand vanaf de woonplaats van de moeder groter is naar Middelburg dan naar Rotterdam. Evenwel is niet gebleken dat contacten tussen moeder en Bureau jeugdzorg in Middelburg dan wel Spijkenisse zo frequent zullen plaatsvinden dat de reistijd die daarmee gemoeid is, onoverkomelijk moet worden geacht.
Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek toewijzen.
De beslissing
Vervangt met ingang van heden de met de uitvoering van de ondertoezichtstelling belaste stichting door Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, gevestigd te Middelburg.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Engbers, kinderrechter, in bijzijn van Van Balen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.